ECLI:NL:GHAMS:2015:4138

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
200.171.555/01NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in notariszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van klaagster in haar hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Haag. Klaagster had op 16 juni 2015 een beroepschrift ingediend, gericht tegen de beslissing van 13 mei 2015, waarin haar klacht tegen de notaris ongegrond was verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat het beroepschrift pas op 16 juni 2015 bij het hof is ontvangen, terwijl de beroepstermijn op 12 juni 2015 eindigde. Dit betekent dat klaagster haar beroepschrift te laat had ingediend.

Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de termijn voor het indienen van een rechtsmiddel strikt moet worden nageleefd, en dat alleen onder bijzondere omstandigheden een uitzondering kan worden gemaakt. Klaagster voerde aan dat zij in de veronderstelling was dat haar beroepschrift tijdig was verzonden, maar het hof oordeelde dat deze omstandigheden niet als bijzonder konden worden aangemerkt. De verantwoordelijkheid voor de tijdige verzending van het beroepschrift lag bij klaagster, en het hof wees erop dat het risico van postbezorging voor rekening van de verzender is.

Uiteindelijk heeft het hof klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, omdat zij niet binnen de gestelde termijn had gehandeld. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer en ondertekend door de rechters J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.171.555/01 NOT
nummer eerste aanleg : 15-01
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 6 oktober 2015
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellante,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. [naam] , advocaat te [plaats] .

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellante (hierna: klaagster) is op 16 juni 2015 een beroepschrift gedateerd 11 juni 2015 - met bijlagen - bij het hof binnengekomen, gericht tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 13 mei 2015 (ECLI:NL:TNORDHA:2015:15). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard
.
1.2.
De notaris heeft op 20 juli 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend. Dit verweerschrift beperkt zich tot zijn standpunt over de ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep.
1.3.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klaagster in haar hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 4 september 2015. Klaagster en haar echtgenoot zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep

3.1.
Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de kamer van 13 mei 2015 als bijlage bij een aangetekende brief van het secretariaat van de kamer van diezelfde datum toegestuurd.
3.2.
Ingevolge artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt diende het hoger beroep binnen dertig dagen na de dag van verzending van de onder 3.1. bedoelde brief te zijn ingesteld. De beroepstermijn eindigde dus op 12 juni 2015. Klaagster diende ervoor te zorgen dat haar beroepschrift binnen die termijn was ontvangen door het hof. Nu het beroepschrift eerst op 16 juni 2015 bij het hof is ingekomen, is dit niet tijdig geschied.
3.3.
Op het uitgangspunt dat in het belang van een goede rechtspleging duidelijkheid moet bestaan over het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt, en dat aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand moet worden gehouden, kan slechts onder bijzondere omstandigheden een uitzondering worden gemaakt. Het is aan klaagster om bijzondere omstandigheden aan te voeren op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten.
3.4.
Ter zitting in hoger beroep heeft klaagster bij monde van haar echtgenoot op vragen van het hof verklaard dat zij in de veronderstelling was dat zij redelijk op tijd was met indiening van haar beroepschrift, aangezien zij dat op donderdag 11 juni 2015 per post had verstuurd. Het beroepschrift zou dan de volgende dag moeten worden bezorgd en daarmee tijdig zijn ontvangen door het hof. Namens klaagster is verder naar voren gebracht dat de kamer in haar aanbiedingsbrief meer duidelijkheid had kunnen geven over de beroepstermijn (verzend- dan wel ontvangsttheorie) en het risico van verzending per post. Immers, in dat geval had klaagster haar beroepschrift eerder op de post gedaan.
3.5.
Naar het oordeel van het hof zijn deze namens klaagster ter zitting in hoger beroep aangevoerde omstandigheden geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. De wijze waarop en wanneer post wordt bezorgd is voor risico van de verzender, in dit geval van klaagster. Het feit dat de kamer daarover niets heeft vermeld in haar aanbiedingsbrief, maakt dit niet anders. Bovendien staat op de website van de rechtspraak (https://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Gerechtshoven/
Amsterdam/OverHetGerechtshof/Organisatie/Pages/Notariszaken.aspx) duidelijk aangegeven dat het beroepschrift door het hof moet zijn
ontvangenbinnen dertig dagen na de dag waarop de kamer haar beslissing aan partijen heeft verzonden. Voorts acht het hof van belang dat het een feit van algemene bekendheid is dat heden ten dage niet alle post de dag na verzending wordt bezorgd.
3.6.
Het voorgaande brengt mee dat klaagster niet in haar hoger beroep kan worden ontvangen.
3.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 13 mei 2015.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2015 door de rolraadsheer.