Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, waarin zijn klacht tegen de gerechtsdeurwaarders als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De klacht was ingediend op 18 mei 2012 en de voorzitter had op 24 augustus 2012 de klacht afgewezen. Klager heeft op 2 juni 2015 een beroepschrift ingediend, maar het hof oordeelt dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Dit is gebaseerd op artikel 39 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet, dat bepaalt dat tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer tot afwijzing van een klacht binnen veertien dagen verzet kan worden gedaan, maar dat er geen ander rechtsmiddel openstaat. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 4 september 2015, maar zowel klager als de gerechtsdeurwaarders zijn niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste instantie en concludeert dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. De beslissing is op 6 oktober 2015 openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.