ECLI:NL:GHAMS:2015:4135

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
200.170.645/01GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing klacht gerechtsdeurwaarders

In deze zaak heeft klager op 1 juni 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die op 5 juli 2011 de klacht van klager als kennelijk niet-ontvankelijk had afgewezen. De gerechtsdeurwaarders hebben op respectievelijk 6 juli 2015 en 19 juni 2015 verweerschriften ingediend. De behandeling van de zaak vond plaats op 4 september 2015, maar zowel klager als de gerechtsdeurwaarders zijn niet verschenen. Het hof heeft de stukken van de eerste instantie en de ingediende stukken bestudeerd. Volgens artikel 39 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet kan tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer tot afwijzing van een klacht binnen veertien dagen schriftelijk verzet worden gedaan. Het hof oordeelt dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat er geen ander rechtsmiddel openstaat tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer. De beslissing van het hof is op 6 oktober 2015 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.170.645/01 GDW
nummer eerste aanleg : 122.2011
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 6 oktober 2015
inzake
[appellant] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
[geïntimeerde] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. I.M.J. van der Neut-Brattinga,
en
[geïntimeerde] ,
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: O.M. Jans.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 1 juni 2015 een beroepschrift – met een bijlage – bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beschikking van de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) als bedoeld in artikel 39 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) van 5 juli 2011.
1.2.
De voorzitter van de kamer heeft in de bestreden beschikking de klacht van klager tegen geïntimeerden (hierna: de gerechtsdeurwaarders) als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.
1.3.
De gerechtsdeurwaarders hebben op respectievelijk 6 juli 2015 en 19 juni 2015 elk een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 4 september 2015. Klager en de gerechtsdeurwaarders zijn, met voorafgaande berichtgeving, niet verschenen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep

3.1.
Klager heeft bij brief van 3 februari 2011 bij de kamer een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. De voorzitter van de kamer heeft bij beschikking van 5 juli 2011 de klacht van klager afgewezen als kennelijk niet-ontvankelijk. Tegen die beschikking is klager nu in hoger beroep gekomen.
3.2.
Ingevolge artikel 39 lid 2 Gdw kan tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer tot afwijzing van een klacht binnen veertien dagen na de dag van verzending van de kennisgeving schriftelijk verzet worden gedaan bij de kamer. Tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer staat geen ander rechtsmiddel open.
3.3.
Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
3.4.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 5 juli 2011.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2015 door de rolraadsheer.