ECLI:NL:GHAMS:2015:4132
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijkheid klacht tegen gerechtsdeurwaarders
In deze zaak heeft appellant, hierna klager genoemd, op 19 mei 2015 een beroepschrift ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam tegen een beschikking van de voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders. Deze beschikking, gedateerd op 12 juli 2011, wees de klacht van klager tegen de gerechtsdeurwaarders af als kennelijk niet-ontvankelijk. De gerechtsdeurwaarders hebben op 4 juni 2015 een verweerschrift ingediend. De behandeling van de zaak vond plaats op 4 september 2015, maar zowel klager als de gerechtsdeurwaarders zijn niet verschenen.
Het hof heeft de stukken van de eerste instantie en de ingediende stukken bestudeerd. Klager had eerder, op 24 januari en 1 februari 2011, klachten ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders, welke door de voorzitter van de kamer op 12 juli 2011 als kennelijk niet-ontvankelijk zijn afgewezen. Klager is in hoger beroep gekomen tegen deze beschikking, maar het hof oordeelt dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Dit is gebaseerd op artikel 39 lid 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet, dat bepaalt dat tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer tot afwijzing van een klacht binnen veertien dagen schriftelijk verzet kan worden gedaan, maar dat er geen ander rechtsmiddel openstaat.
De beslissing van het hof is dat klager niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 12 juli 2011. Deze uitspraak is gedaan door de rechters J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en openbaar uitgesproken op 6 oktober 2015.