ECLI:NL:GHAMS:2015:409
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur woonruimte en renovatie: belangenafweging tussen verhuurder en huurder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen de besloten vennootschap Merquance B.V. en een huurder, aangeduid als [geïntimeerde]. Merquance had de huurovereenkomst met [geïntimeerde] opgezegd in verband met een voorgenomen renovatie van de woning, waarbij de derde verdieping en de zolderetage samengevoegd zouden worden tot een nieuwe woning over twee etages. De verhuurder stelde dat er een financiële noodzaak was voor deze renovatie, maar het hof oordeelde dat deze noodzaak onvoldoende was onderbouwd. Het belang van de huurder bij het behoud van de woning prevaleerde boven de financiële belangen van de verhuurder.
De kantonrechter had eerder de vorderingen van Merquance afgewezen, omdat de voorgestelde renovatie niet als een complexe renovatie kon worden beschouwd en de voorstellen van Merquance niet redelijk waren in de zin van artikel 7:220 lid 2 BW. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de huurovereenkomst niet rechtsgeldig was opgezegd. Merquance had niet aangetoond dat er sprake was van een structurele wanverhouding tussen de exploitatiekosten en de huuropbrengsten, en de door Merquance voorgestelde wijzigingen zouden de huurovereenkomst beëindigen, wat niet aanvaardbaar was voor de huurder.
Het hof concludeerde dat de vorderingen van Merquance niet konden worden toegewezen en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. Merquance werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van [geïntimeerde] waren begroot op € 308 aan verschotten en € 2.682 voor salaris.