Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van partneralimentatie tussen een man en een vrouw, die in 1977 zijn gehuwd en in 2009 zijn gescheiden. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn alimentatieverplichting aan de vrouw was vastgesteld op € 403,- per maand. De man verzoekt de alimentatie te verlagen naar nihil of een lager bedrag, terwijl de vrouw in incidenteel hoger beroep verzoekt om de alimentatie te verhogen naar € 1.579,- per maand. Het hof heeft de zaak behandeld op 3 juni 2015, waarbij beide partijen zijn verschenen met hun advocaten.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de man ontvangt een inkomen uit pensioen en AOW van € 30.337,- bruto per jaar, terwijl de vrouw een inkomen heeft van € 30.859,- per jaar. De man heeft een hypothecaire lening en andere woonlasten, terwijl de vrouw huur en servicekosten betaalt. Het hof heeft de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 2.000,- per maand, zoals eerder overeengekomen, en heeft de draagkracht van beide partijen beoordeeld. Het hof concludeert dat de man in staat is om een lagere alimentatie te betalen dan eerder was vastgesteld, en heeft de alimentatie vastgesteld op € 340,- per maand, met de bepaling dat eventuele overbetalingen niet teruggevorderd hoeven te worden door de vrouw.
De beslissing van het hof is dat de eerdere beschikking wordt vernietigd en de alimentatie wordt aangepast. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof heeft het overige verzoek van de man afgewezen. Deze uitspraak is gedaan op 29 september 2015 door de rechters R.G. Kemmers, M. Wigleven en M.E. Burger, in aanwezigheid van griffier F.L.A. Straathof.