Uitspraak
mrs. J.D. Kleynen
C. La Lau, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. M.A.M.J. Stücken, kantoorhoudende te Amsterdam,
Gerechtshof Amsterdam
In deze beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 25 september 2015, wordt de vergoeding van de onderzoeker vastgesteld en wordt de besloten vennootschap Phoenicia Hotel (Holding) B.V. veroordeeld tot betaling van het nog niet betaalde deel van de onderzoekskosten. De zaak betreft een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Phoenicia, dat op verzoek van [A] is ingesteld. De Ondernemingskamer heeft eerder al een onderzoek bevolen en de kosten daarvan vastgesteld op € 20.000, later verhoogd naar € 38.220. De onderzoeker, mr. P.R.W. Schaink, heeft een verzoek ingediend om zijn vergoeding vast te stellen op € 36.615, waarbij hij al een voorschot van € 24.000 heeft ontvangen van [A].
De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er geen bezwaren zijn ingediend tegen de verzoeken van de onderzoeker en dat deze verzoeken niet onredelijk zijn. Daarom wordt de vergoeding van de onderzoeker vastgesteld op het gevraagde bedrag. Aangezien de onderzoekskosten niet volledig door Phoenicia zijn betaald, maar gedeeltelijk door [A], wordt Phoenicia veroordeeld tot betaling van het nog openstaande bedrag van € 12.615 aan de onderzoeker. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beschikking is gegeven door een panel van rechters, waaronder de voorzitter mr. G.C. Makkink, en is openbaar uitgesproken. Deze uitspraak is van belang voor de betrokken partijen en voor de rechtspraktijk, omdat het de verantwoordelijkheden en verplichtingen van de vennootschap ten aanzien van de onderzoekskosten verduidelijkt.