ECLI:NL:GHAMS:2015:3938

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
200.163.463/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stelselmatige onderverhuur van sociale huurwoning en strijd met goed huurderschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de stelselmatige onderverhuur van een sociale huurwoning door de geïntimeerde. De appellante, de verhuurder, had in eerste instantie een kort geding aangespannen tegen de geïntimeerde, die de woning sinds 2007 huurde. De kantonrechter had in een eerder vonnis de vorderingen van de appellante afgewezen, maar het hof oordeelde anders. Het hof stelde vast dat de geïntimeerde de woning regelmatig commercieel onderverhuurde via het platform Wimdu, wat in strijd is met de verplichtingen van een goede huurder volgens artikel 7:213 BW. Het hof oordeelde dat de stelselmatige onderverhuur een tekortkoming opleverde die niet van geringe aard was en dat dit in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De appellante had een spoedeisend belang bij de ontruiming van de woning, gezien de lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de geïntimeerde om binnen drie maanden de woning te ontruimen. Tevens werd de geïntimeerde veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.166.463/01 KG
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 3761767 \ VV EXPL 15-3
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 september 2015
inzake
[appellante]
,
gevestigd te [plaats] ,
appellante,
advocaat: mr. A.G. Koster te Zaandam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.C.I. Veerman te Volendam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 9 maart 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad (hierna: de kantonrechter) van 16 februari 2015 onder bovenvermeld zaaknummer gewezen in kort geding tussen [appellante] als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties;
Partijen hebben de zaak ter zitting van 11 augustus 2015 doen bepleiten, [appellante] door mr. A.M. Feringa, advocaat te Zaandam, en [geïntimeerde] door mr. Veerman voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - kort gezegd – alsnog haar vorderingen zal toewijzen met een beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder a tot en met k de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
De feiten, waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen neer op het volgende.
2.1
[appellante] heeft sinds 2 mei 2007 aan [geïntimeerde] verhuurd de woonruimte aan de [de woning] te [plaats] (hierna: de woning)
2.2
Op 11 oktober 2012 heeft [appellante] [geïntimeerde] uitgenodigd voor een gesprek op kantoor met haar woonconsultent, omdat zij had vernomen dat [geïntimeerde] de woning niet zelf zou bewonen.
2.3
Naar aanleiding van een melding van omwonenden heeft woonconsulente M. Justus van [appellante] zich op 6 oktober 2014 gewend tot de woning
2.4
[meneer J.] heeft hierover op 14 januari 2015 schriftelijk - voor zover van belang – het volgende verklaard:
“Op 6 oktober 2014 ben ik, naar aanleiding van wederom een melding van omwonenden over onderhuur, dit maal door twee duitse toeristen, naar de seniorenwoning aan de [de woning] te [plaats] gegaan. Ter plaatse trof ik in eerste instantie niemand in de woning, de deur werd niet open gedaan. Toen in net weg wilde gaan, kwamen twee personen aangelopen. Omdat het jonge mensen betref en dus geen senioren, wachtte ik even af waar ze naar toe liepen. Toen ze de woning aan de [de woning] wilden binnen gaan, heb ik ze aangesproken. Ik vroeg of zij Nederlands waren. Zij antwoorden in de duitse taal dat ze Duits waren. Omdat mijn Duits niet vloeiend, vroeg ik op zij ook Engels spraken. Dat beaamden zij. Ik vroeg of zij de woning huurden. Ze antwoorden dat zij dat inderdaad deden. Ik vroeg hoe zij de woning hadden gehuurd. Zij antwoorden dat zij dit via een commercieel verhuurbedrijf via internet www.wimdu.nl hadden gedaan. Ik vroeg of zij de woning zelf gebruikten, of dat ook de bewoner er verbleef. Zij antwoorden dat zij zelf de woning bewoonde en dat de ‘eigenaar’ de woning niet bewoonde.
Intussen belde ik met mijn collega, [mevrouw K.] , die direct op Wimdu.nl ging kijken op de woning aan de [de woning] inderdaad op deze website aangeboden werd voor verhuur. Dit was het geval en mijn collega heeft direct diverse gegeven over woning, verhuurder (de heer [geïntimeerde] ) en reviews etc. uitgeprint. Ook zag zij dat de heer [geïntimeerde] nog een kamer aanbood in zijn (koop)woning, [woning 2] (zie hieronder voor meer informatie hierover)
De heer [geïntimeerde] heeft in 2007 de woning aan [de woning] geaccepteerd. Hij was toen getrouwd, maar vertelde dat hij op korte termijn ging scheiden. Hij was samen met zijn vrouw eigenaar van een vrijstaande villa, adres [woning 2] en die stond te koop (…)”
2.5
De uitgeprinte pagina van de Wimdu-website, waarop de woning te huur wordt aangeboden, luidde op 6 oktober 2014 – voor zover hier van belang – als volgt:
(…)
15% korting! Mooi appartement vlakbij het centrum van Amsterdam
[plaats] , Nederland vanaf € 65,- per nacht.
Appartement(2 gasten / 1 slaapkamer / 65 m2
53 eerdere boekingen
(…)
Omschrijving
Zeer mooi appartement dicht bij het centrum van [plaats] , het beroemde dorp in de buurt van Amsterdam om zijn kaas en slechts een afstand van 15 minuten bent u op het Centraal Station!
Het appartement heeft een mooie woonkamer met uitzicht op de gracht, grote slaapkamer met zonnig balkon op het zuiden, badkamer met toilet en douche en een grote keuken. Voor de derde persoon is er plaats in een bovenzaal en de prijs is de same. There is tv en internet kabel in de woonkamer. De bus naar het centrum van Amsterdam ligt op slechts 5 minuten lopen van de voordeur in het bouwen. Luchthaven € 45 per strech.
(…)
VoorwaardenPrijzenweektarief voor maximaal 2 gasten: € 429
maandtarief voor maximaal 2 gasten: € 1608
prijs voor >2 gasten: €11 extra per gast/nacht
(…)
Beoordelingen van deze accommodatie
(…)
Wolfgang
10 uitstekend
Dus [meneer F.] heeft alles goed hij erklärt. was ons niet verteld is dat het relatief oud (voor onze smaak), dat we de kast met zijn ondergoed (die we niet graag) moeten delen dat de kamer voor onze dochter onder de zolder, en net voor een waterschade had (wat niet leuk was natuurlijk) dat de balkondeur niet afsluitbaar is (dat is waarom we altijd moesten nemen onze waarde gegeven omstandigheden), dat koelkast was een wasmand vuile was stand. gut naast het busstation naar Amsterdam (Amsterdam ligt op 20 km afstand-niet met de auto in de stad rijden (park vergoeding per std € 5) is ongeveer 5 minuten afstand, supermarkt bijna om de hoek en in de koelkast waren een paar getränke. und nog een persoonlijke noot: nederlands kan niet maken goede worst.
augustus 2012
(…)
Fanny
10 uitstekend
Zeer goede prijs-kwaliteitverhouding ds een heel schattig dorpje
mei 2012 (…)”
2.6
Bij brief van 8 december 2014 heeft [appellante] aan [geïntimeerde] bericht dat uit haar onderzoek is gebleken dat hij de woning regelmatig commercieel onderverhuurt en dat zij haar advocaat heeft ingeschakeld om een juridische procedure te starten voor de ontbinding van de huurovereenkomst. Zij biedt [geïntimeerde] daarbij de mogelijkheid om zelf de huurovereenkomst op te zeggen teneinde extra kosten te besparen.
2.7
Bij e-mail van 16 december 2014 aan [appellante] heeft de familie Grondman het volgende geschreven:
‘Hierbij willen wij u mededelen dat het woonhuis aan de [de woning] [plaats] regelmatig wordt bewoond door mensen cq vakantiegangers die daar niets te zoeken hebben. Volgens mij valt dit onder ilegale onderhuur. Mag dit zomaar? Wij hopen dan ook dat u daar iets mee kan.’
2.8
Bij e-mail van 18 december 2014 heeft [geïntimeerde] aan [appellante] het volgende geschreven:
‘Uw conclusies berusten op een misverstand. Er is mijnentwege geen sprake van onderhuur. Ik bied slechts gastvrijheid aan bekenden en familie voor 2 of 3 nachten. Dat is dit jaar hooguit drie of vier keer voorgekomen. Dat de woning werd getoond op Wimdu betekent niet dat er sprake is van commerciële onderhuur. Ik adviseerde de data etc. vast te legen via Wimdu vanwege de dan automatisch afgesloten verzekeringen: een reis- en bagageverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering, zodat eventuele schade gedekt zou zijn. De reserveringsaanvragen van mij niet bekende relaties heb ik consequent afgewezen. Het systeem biedt daar alle ruimte voor. Om verwarring te voorkomen is de woning enkele maanden geleden van de site gehaald.’
2.9
Bij schriftelijke verklaring van 30 december 2014 hebben de buren woonachtig op nr. 27a het volgende verklaard:
‘Sinds 3 jaar dat wij hier wonen wordt de woning verhuurd aan toeristen, ook wij vinden dat niet kunnen temeer er een lange wachttijd op de sociale woningmarkt is.’
2.1
De buren woonachtig op nr. 41 hebben de brief van [appellante] d.d. 30 december 2014 voor akkoord getekend. In deze brief staat vermeld:
‘U vertelde (…) dat de bewoner van de Roelof Bootstraat, de heer [geïntimeerde] , zijn woning al lange tijd niet bewoont. U ziet hem soms zijn post ophalen en dat gaat hij weer weg. U vertelde dat u regelmatig andere tijdelijke bewoners in de woning ziet, vaak van Duitse of een andere nationaliteit. Omdat u geen e-mail, noch een computer heeft waardoor u niets voor ons op papier kunt zetten, heeft onze woonconsulent voorgesteld om dat wat u vertelde, te vermelden in deze brief. Met daarbij aan u het verzoek een kopie van deze brief te ondertekenen en aan ons terug te sturen door middel van bijgevoegde retourenvelop.’
2.11
Bij verklaring van 2 januari 2015 heeft de benedenbuurman van [geïntimeerde] het volgende verklaard:
‘± 3 maanden geleden heb ik met [meneer B.] [straat] gesproken over dat ik regelmatig buitenlandse mensen boven mijn woning heb. de hr. bronsdijk verklaarde dat hij dat al lang doet. Hij verklaarde ook dat ik de woningbouwvereniging moet bellen omdat hij toch niet stopt met de verhuur van zijn woning. ± 3 weken geleden zij de huismeester dat hij op internet te zien is betreft woningverhuur. de buurman op nr. [**] heeft ook laminaat op de vloer wat heel vervelend is om aan te horen. betreft omgevingsgeluiden’.
2.12
Bij verklaring van 28 januari 2015 heeft de buurvrouw van [geïntimeerde] , woonachtig op nr. [**] , onder meer verklaard:
‘Dat zij als directe buurvrouw heeft kunnen vaststellen dat [geïntimeerde] de woning dagelijks bewoont, [geïntimeerde] zeer regelmatig ontmoet dan wel voorbij of tegen ziet komen op de galerij. Dat zij slechts nu en dan heeft kunnen vaststellen dat er buitenlandse bezoekers zijn.’
2.13
Bij e-mail bericht van 22 januari 2015 heeft [meneer J.] van Wimdu –voor zover van belang – het volgende geschreven:
(…) we only have a record of the following bookings;
Year of 2012: 11 Completed Bookings
Year of 2013: 2 Completed Bookings
Year of 2014: 10 Completed Bookings
(…)
2.14
Bij schriftelijke verklaring van 25 januari 2015, uit het Spaans vertaald door [geïntimeerde] , heeft [meneer M.] , voor zover van belang het volgende verklaard:
Ik (…) bevond me in het jaar 2014 tweemaal in Holland samen met mijn echtgenote Evgenia Mateeva om een paar dagen vakantie door te brengen met mijn vriend [meneer F.] Herrewijn die ik al jaren ken (…) en met veel plezier hebben we samen de dagen doorgebracht in zijn vaste woonverblijf [de woning] in [plaats] . Met deze verklaring wil ik zeggen dat het bezoek en verblijf bij [meneer F.] nooit op onze kosten was. Hij vroeg nooit om geld en heeft nooit iets geïnd. (…)
2.15
Bij schriftelijke verklaring van 27 januari 2015, uit het Spaans vertaald door [geïntimeerde] , heeft [meneer E.] , voor zover van belang het volgende verklaard:
(…) Ik verklaar dat ik met mijn dochters in december 2012 een paar dagen in het huis van [geïntimeerde] in [plaats] was. Hij kwam ons van de luchthaven van Amsterdam halen. Voor het verblijf in zijn huis verklaar ik hierbij dat Francisco mijn geen euro in rekening heeft gebracht. (…)
2.16
Bij schriftelijke verklaring van 27 januari 2015, uit het Spaans vertaald door [geïntimeerde] , heeft [mevrouw P.] (…) voor zover van belang het volgende verklaard:
Ik, [mevrouw P.] , (…) ben met mijn verloofde een weekend in het huis van [geïntimeerde] in [plaats] (Holland) verbleven. Dat was van 6 tot 10 augustus 2014 als een korte vakantie. Omdat ik een arme studente ben had hij ons uitgenodigd en het kostte ons niets. (..)

3.Beoordeling

3.1
In dit geding heeft de [appellante] gevorderd dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot ontruiming en tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen. Tegen de bestreden beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met haar grieven op. Grieven A tot en met D komen in de kern erop neer dat de kantonrechter niet de juiste weging heeft gemaakt van het beschikbare bewijs. In zoverre lenen zij zich voor gezamenlijke behandeling.
3.2
[appellante] heeft aan haar vorderingen - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] stelstelmatig zijn woning commercieel onderverhuurt. Daarmee handelt hij volgens [appellante] primair in strijd met de algemene huurvoorwaarden en subsidiair in strijd met het bepaalde in artikel 7:213 BW.
3.3
In een kort geding is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. In dat licht zullen de stellingen en bewijsmiddelen door het hof worden beschouwd.
3.4
[appellante] heeft ter onderbouwing van haar stelling het volgende aangevoerd. Naar aanleiding van signalen van omwonenden is in oktober 2014 een bezoek gebracht aan de woning van [geïntimeerde] . Daar werden twee jonge Duitse toeristen aangetroffen die verklaarden de woning te huren via Wimdu. Na controle bleek de woning inderdaad op de Wimdu-site te huur te worden aangeboden en 53 maal te zijn geboekt. De site bevatte wervende teksten, vermeldde huurprijzen en maakte melding van de mogelijkheid om met drie personen in het gehuurde te verblijven. Voorts bevatte de site reviews van huurders die van de woning gebruik hadden gemaakt. Daaronder bevonden zich ook kritische reviews en reviews die opmerkingen maakten over de prijs-kwaliteitverhouding. Voorts bleek uit het onderzoek dat de auto, die regelmatig door [geïntimeerde] werd gebruikt, veelvuldig werd aangetroffen voor de voormalige echtelijke woning van [geïntimeerde] in Monnickendam. De conclusie dat [geïntimeerde] zijn woning commercieel verhuurde aan toeristen en dan zelf verbleef in Monnickendam werd bovendien bevestigd door een aantal verklaringen van omwonenden en betrokkenen (zoals de huismeester)
3.5
[geïntimeerde] heeft steeds betwist dat hij zijn woning commercieel verhuurde aan toeristen.
3.6
Het hof overweegt als volgt. Uit het door [appellante] naar voren gebrachte bewijsmateriaal, waaronder in het bijzonder de webpagina van Wimdu en het verslag van mevrouw Justus, volgt dat er systematisch buitenlandse personen van de woning van [geïntimeerde] gebruik hebben gemaakt. Het hof acht voldoende aannemelijk gemaakt dat het hier niet om persoonlijke bezoeken van buitenlandse zakenrelaties ging, maar dat [geïntimeerde] de woning via Wimdu geheel of gedeeltelijk commercieel exploiteerde. [geïntimeerde] heeft dat weliswaar bestreden, maar hetgeen hij daar tegenover heeft gesteld is onvoldoende, en ook onvoldoende consistent, om het beeld dat uit het door [appellante] aangevoerde materiaal naar voren komt in twijfel te trekken.
3.7
Zo sprak [geïntimeerde] aanvankelijk over bezoek van relaties uit de reiswereld waarin hij actief was geweest. Dat zou drie of vier keer zijn voorgekomen. Uit de door [geïntimeerde] zelf overgelegde verklaring van Wimdu blijkt echter dat in de periode van 2012 tot 2014 in elk geval sprake is geweest van 23 voltooide boekingen. Bovendien heeft hij ter zitting in hoger beroep desgevraagd te kennen gegeven de bewuste bezoekers niet persoonlijk te kennen, aangezien het zou gaan om “bekenden van bekenden”. Daar komt bij dat een deel van de bezoekers die via Wimdu hebben geboekt een review heeft geplaatst, hetgeen slecht te rijmen is met een privé-bezoek. [geïntimeerde] heeft daarvoor geen overtuigende verklaring kunnen geven, en evenmin voor de wervende teksten op de Wimdu-site.
[geïntimeerde] is ook niet consistent geweest in zijn verklaring voor het (op zichzelf reeds vraagtekens oproepende ) feit dat hij zijn privé-bezoeken via Wimdu liet lopen. Desgevraagd heeft hij daarover ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij het een kick vond geven om zijn woning op Wimdu te zien staan. Dat de bijkomende reden voor gebruik van Wimdu was dat schade aan zijn woning dan gratis verzekerd zou zijn, is niet geloofwaardig, temeer niet nu (zoals ook volgt uit hetgeen hierna wordt overwogen) boekingen via Wimdu ook via Wimdu betaald moeten worden, inclusief een aan Wimdu verschuldigde commissie.
3.8
Het verweer van [geïntimeerde] dat het telkens zou gaan om een verblijf om niet kan evenmin stand houden. Ter zitting in hoger beroep heeft [geïntimeerde] toegelicht dat Wimdu aan de beoogd bezoeker de door [geïntimeerde] opgegeven huurprijs in rekening bracht, vermeerderd met een bedrag aan commissie en verzekeringspremie. De (kale) huurprijs werd vervolgens door Wimdu aan [geïntimeerde] betaald. Daarop werd door [geïntimeerde] , volgens eigen zeggen, de betaalde huurprijs aan zijn gasten geretourneerd, onder aftrek van door hem gemaakte kosten. Die kosten zouden onder meer zien op het gebruik van de douche en het beschikbaar stellen van een OV-chipkaart. De door bezoekers betaalde kosten van Wimdu werden, naar [geïntimeerde] uitdrukkelijk heeft verklaard, door hem niet vergoed. De conclusie is dan ook dat, indien het hof de eigen verklaring van [geïntimeerde] zou volgen, in elk geval zowel de kosten van Wimdu (inclusief verzekering) als de kosten die met het verblijf gepaard gingen voor rekening kwamen van de bezoeker. De door [geïntimeerde] in het geding gebrachte verklaringen van relaties die zeggen niets te hebben betaald, doen aan het voorgaande niet af, reeds nu niet is gebleken dat deze relaties ook via Wimdu hebben geboekt.
3.9
De stelling van [geïntimeerde] dat hij altijd zelf in de woning verbleef tijdens het verblijf van zijn bezoek wordt door het hof eveneens verworpen. Vaststaat dat de woning naast de slaapkamer nog een slaapplaats op zolder bevatte. Weliswaar heeft [geïntimeerde] aanvankelijk verklaard dat zijn bezoek nooit uit meer dan twee personen bestond, maar uit de - door [geïntimeerde] zelf in het geding gebrachte - verklaring van zijn zakenrelatie Torrus blijkt reeds het tegendeel. Die verklaart immers met zijn dochters in de woning te hebben verbleven. Ook kan uit een van de reviews worden opgemaakt dat sprake was van een echtpaar en een dochter, waarbij de dochter op de zolderverdieping verbleef. Bovendien maakt de advertentie op Wimdu expliciet melding van de mogelijkheid van een derde gast, inclusief het daarop van toepassing zijnde tarief. De nadere verklaring van [geïntimeerde] dat de derde gast op een luchtbedje in de woonkamer zou slapen, terwijl hij zelf op de zolderkamer verbleef, is in dit licht niet geloofwaardig. Ook indien [geïntimeerde] wel zelf in de woning verbleef, doet dat geen ander licht schijnen op de commerciële exploitatie van [geïntimeerde] van zijn woning die in dit geding aannemelijk is geworden.
3.1
Alles overwegende acht het hof voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde] in elk geval in de periode van 2012 tot en met 2014 stelselmatig zijn woning geheel dan wel gedeeltelijk ter beschikking stelde aan derden tegen betaling. De betwisting daarvan door [geïntimeerde] acht het hof niet geloofwaardig.
3.11
[appellante] heeft primair gesteld dat hiermee in strijd is gehandeld met het onderverhuurverbod zoals neergelegd in de toepasselijke algemene huurvoorwaarden. Volgens [appellante] is tijdens het intakegesprek een afschrift van deze voorwaarden aan (een gemachtigde van) [geïntimeerde] overhandigd met de mededeling dat door ondertekening van de huurovereenkomst deze voorwaarden van toepassing zouden zijn. Dit is door [geïntimeerde] betwist. Bij de stukken bevindt zich geen schriftelijke huurovereenkomst en ook de [appellante] heeft desgevraagd verklaard niet (meer) over een schriftelijke overeenkomst te beschikken. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de toepasselijkheid van de algemene huurvoorwaarden is overeengekomen.
3.12
Het hof is evenwel van oordeel dat [geïntimeerde] door de stelselmatige onderverhuur van een sociale huurwoning heeft gehandeld in strijd met hetgeen een goed huurder betaamt, zoals bedoeld in artikel 7:213 BW. Dit levert een tekortkoming op die niet van geringe aard is en in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
Gelet op het voorgaande acht het hof voldoende aannemelijk dat de bodemrechter de vordering tot ontruiming zal toewijzen. In zoverre slagen de grieven A tot en met D.
3.13
De vraag ligt thans voor of [appellante] een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde ontruiming, of dat van haar, gelet op de in het geding zijnde belangen, gevergd kan worden dat zij de uitkomst van een ontbindingsprocedure afwacht. [appellante] heeft in dit verband gewezen op de aard van de woning, te weten een sociale huurwoning, en de wachtlijsten die daarvoor gelden. Zij heeft er belang bij de woning ter beschikking te kunnen stellen aan mensen die daar recht op hebben. Onbetwist is gesteld dat de wachttijd voor een sociale huurwoning voor senioren in [plaats] op dit moment vijf à zes jaar bedraagt. Naar het oordeel van het hof brengt deze omstandigheid, mede in het licht van de ernst en de duur van de tekortkoming, mee dat van [appellante] niet gevergd kan worden dat zij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht. Dit leidt tot de conclusie dat de bestreden uitspraak vernietigd zal worden en de gevraagde ontruiming zal worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn van ontruiming zal worden bepaald op drie maanden.
3.14
Voor zover grief D zich richt tegen de afwijzing van het gevorderde voorschot op de schadevergoeding, faalt deze grief . Immers, voor toewijzing van een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding moet het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en moet er bovendien sprake zijn van een spoedeisend belang bij toewijzing van de voorziening. Het hof overweegt in dat verband dat de hoogte van de schade geenszins vaststaat, de mogelijke winsten van [geïntimeerde] niet noodzakelijkerwijs een relatie hebben met de schade van [appellante] en dat hetgeen [appellante] ter onderbouwing van deze vordering heeft aangevoerd geen spoedeisend belang meebrengt. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
3.15
Grief E is gericht op de proceskostenveroordeling door de kantonrechter. Deze grief slaagt eveneens. Nu het hof tot toewijzing van de gevorderde ontruiming concludeert, moet [appellante] worden beschouwd als de grotendeels in het gelijk gestelde partij. [geïntimeerde] zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, aan de zijde van [appellante] begroot op
€ 216,84 aan verschotten en € 300,- aan salaris in eerste aanleg en € 805,19 aan verschotten en € 2.682,- aan salaris in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen drie maanden na betekening van dit arrest met al wie of wat zich daarin of daarop vanwege hem mocht bevinden de woning met aanhorigheden aan de [de woning] te [plaats] te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [appellante] te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in art. 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellante] begroot op € 216,84 aan verschotten en € 300,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 805,19 aan verschotten en € 2.682,- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, E.M. Polak en J.F. Aalders en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 september 2015.