ECLI:NL:GHAMS:2015:3934

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
200.165.605/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen oud-notaris wegens onheuse medewerking aan ondermijning van schuldeiser

In deze zaak gaat het om een klacht van een klager tegen een oud-notaris, die volgens de klager door het passeren van een akte van schuldbekentenis op onheuse gronden heeft bijgedragen aan het ondermijnen van zijn positie als schuldeiser. De klacht is ingediend bij de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, die op 5 februari 2015 de klacht gegrond verklaarde en de oud-notaris de maatregel van berisping oplegde. De oud-notaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Klager en zijn echtgenote hebben in 2002 zich als hoofdelijk schuldenaar verbonden voor een hypothecaire geldlening ten behoeve van de broer van klager en diens partner. In 2003 hebben zij een bedrag van € 15.000,- geleend aan deze broer en zijn partner. De relatie tussen de broer en zijn partner eindigde in 2008, en in 2009 hebben klager en zijn echtgenote een bedrag van € 30.000,- aan de bank betaald op de hypothecaire lening. In 2012 hebben zij loonbeslag laten leggen op het inkomen van de partner van de broer. De oud-notaris heeft in 2012 een notariële akte van schuldbekentenis gepasseerd, waarin de partner van de broer verklaarde een bedrag van € 53.790,- aan de vader van de partner schuldig te zijn. Klager stelt dat deze akte zijn verhaalsmogelijkheden op de partner heeft ondermijnd.

Het hof heeft de klacht van klager gegrond verklaard, oordelend dat de oud-notaris niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de schulden en de gevolgen van de akte. De oud-notaris had moeten inzien dat de akte de positie van klager als schuldeiser zou ondermijnen. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en legt de maatregel van berisping op aan de oud-notaris, waarbij het hof rekening houdt met het financiële nadeel dat klager heeft geleden door de handelingen van de oud-notaris.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.165.605/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2014/12
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 september 2015
inzake
mr. [naam] ,
oud-notaris te [plaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de oud-notaris) heeft op 2 maart 2015 een beroepschrift – met bijlage –
bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 5 februari 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:9). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) gegrond verklaard en de oud-notaris de maatregel van berisping opgelegd.
1.2.
Op 31 maart 2015 heeft de oud-notaris – in reactie op de ‘ontvangstbevestiging hoger beroep’ van het hof van 17 maart 2015 – het hof schriftelijk verzocht twee getuigen te doen horen.
1.3.
Klager heeft op 14 april 2015 een schriftelijke reactie bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 juli 2015. De oud-notaris en klager zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de oud-notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klager en zijn echtgenote hebben zich in 2002 ten behoeve van de broer van klager (hierna: [de heer X] ) en diens partner mevrouw [naam] (hierna: [mevrouw Y] ) verbonden als hoofdelijk schuldenaar voor een aan [de heer X] en [mevrouw Y] door de bank verstrekte hypothecaire geldlening.
3.2.2.
In 2003 hebben klager en zijn echtgenote een bedrag van € 15.000,- geleend aan [de heer X] en [mevrouw Y] . Zowel [de heer X] als [mevrouw Y] zijn hoofdelijke schuldenaren. Een en ander is vastgelegd in een onderhandse akte van 16 oktober 2003.
3.2.3.
Medio 2008 is de relatie tussen [de heer X] en [mevrouw Y] geëindigd.
3.2.4.
Klager en zijn echtgenote hebben op 16 december 2009 een bedrag van € 30.000,- aan de bank betaald op de eerdergenoemde hypothecaire geldlening. De woning waarvoor de hypothecaire geldlening was verstrekt, is in september 2010 executoriaal verkocht.
3.2.5.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de rechtbank Haarlem van 14 maart 2012 is [mevrouw Y] veroordeeld om aan klager en zijn echtgenote te betalen het bedrag van
€ 15.600,-, te vermeerderen met de contractuele rente. De vordering tot veroordeling van [mevrouw Y] tot betaling van € 30.000,- (vordering uit hoofde van de betaling op de hypothecaire geldlening) is afgewezen. Klager en zijn echtgenote hebben hiertegen hoger beroep ingesteld.
3.2.6.
[klager] en zijn echtgenote hebben, na daartoe verleend verlof, op 9 mei 2012 loonbeslag laten leggen ten laste van [mevrouw Y] onder haar werkgever.
3.2.7.
Bij vonnis in kort geding van 6 juli 2012 heeft de voorzieningenrechter te Arnhem de vordering van [mevrouw Y] , strekkende tot schorsing van de executie van het vonnis van 14 maart 2012 en/of opheffing van het ten laste van haar gelegde loonbeslag, afgewezen.
3.2.8.
In opdracht van de vader van [mevrouw Y] (en [mevrouw Y] zelf) heeft de oud-notaris op 25 juli 2012 een notariële akte van schuldbekentenis (hierna: de akte van schuldbekentenis) gepasseerd. Hierin staat onder meer het volgende:
“De verschenen personen verklaarden:
INLEIDING
1. De schuldeiserhof: de vader van [mevrouw Y] )
is eigenaar van het woonhuis (..) te [plaats] .
2. Gemeld woonhuis werd reeds vóór de datum van eigendomsverkrijging, te weten: achtentwintig december tweeduizend tien, feitelijk door de schuldenaarhof: [mevrouw Y] )
bewoond.
3. Schuldeiser en schuldenaar zijn op gemelde datum van eigendomsoverdracht een huurovereenkomst aangegaan ter voortzetting van de huurovereenkomst met de voormalige eigenaar/verhuurder tegen een huurprijs van vijfhonderd euro (€ 600,00) per maand.
4. De schuldeiser heeft tevens de meubilering en stoffering, eigendom van schuldeiser, aan de schuldenaar in gebruik gegeven, zonder hiervoor een gebruiksvergoeding te bedingen.
5. De schuldeiser heeft op zes september tweeduizend elf een personenauto aangeschaft en deze ter beschikking gesteld aan schuldenaar tegen een vergoeding van (..) (€ 300,00) per maand;
6. De schuldeiser is tevens eigenaar van de woning in [plaats] in [land] geweest. Vanaf negentienhonderd vierennegentig tot april tweeduizend elf, de datum van verkoop van de woning, is de woning voor vakantiedoeleinden door de schuldenaar gehuurd. Voor deze onbeperkte huurfaciliteiten, inclusief elektriciteit, water en lokale belastingen, is destijds tussen partijen overeengekomen een huurprijs te vergoeden van (..) (€ 2.500,00) per jaar.
7. De huur voor de woning (..) te [plaats] , de huur van de woning in [plaats] in [land] , alsmede de autovergoeding zijn sedertdien nimmer door schuldenaar voldaan.
8. De schuldeiser heeft de schuldenaar diverse malen aangesproken op de nakoming van haar maandelijkse verplichtingen, echter hieraan is tot op heden geen gehoor gegeven.
9. De schuldeiser wenst zekerheid voor de terugbetaling, reden waarom hij op vastlegging van de afspraken heeft aangedrongen.
10. De schuldeiser is zich bewust van de financiële draagkracht van schuldenaar en zal in principe niet in één keer na te melden hoofdsom opeisen echter wenst wel afbetaling van de schuld.
OMZETTING SCHULD IN ÉÉN TOTALE GELDLENING
(..)
De schuldeiser verklaarde derhalve uit hoofde van geldlening te vorderen te hebben van de schuldenaar, die verklaarde wegens heden ter leen ontvangen gelden schuldig te zijn aan de schuldeiser: een som van (..)(€ 53.790,00), een en ander zoals omschreven op het aan deze aktegehechtfinancieel overzicht.”
3.2.9.
Nadien heeft de vader van [mevrouw Y] derdenbeslag laten leggen onder de werkgever van [mevrouw Y] .
3.2.10.
Bij arrest in kort geding van 12 november 2013 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het onder 3.2.7. genoemde vonnis van 6 juli 2012 bekrachtigd.
3.2.11.
Bij arrest van 21 januari 2014 heeft het gerechtshof Amsterdam in de bodemzaak het onder 3.2.5. genoemde vonnis van 14 maart 2012 vernietigd behalve voor zover [mevrouw Y] ter zake van de geldlening is veroordeeld tot betaling van € 15.600,-, onder veroordeling van [mevrouw Y] om aan klager en zijn echtgenote ter zake van de hypothecaire geldlening te betalen een bedrag van € 30.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en een vergoeding van buitengerechtelijke kosten.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de oud-notaris in strijd te hebben gehandeld met de artikelen 17 en 21 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna). Volgens klager heeft de oud-notaris door het passeren van de akte van schuldbekentenis bewust meegewerkt aan het op onheuse gronden ondermijnen van de positie van klager als schuldeiser.

5.Standpunt van de oud-notaris

De oud-notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de oud-notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Belanghebbende
6.1.
Volgens artikel 99 lid 1 Wna kunnen klachten worden ingediend door een ieder met enig redelijk belang. Hoewel klager geen partij is bij de schuldbekentenis, is het hof met de kamer van oordeel dat klager ontvankelijk is in zijn klacht. De kamer heeft terecht overwogen dat, nu is komen vast te staan dat klager door de akte van schuldbekentenis aanzienlijk is beperkt in zijn verhaalsmogelijkheden op [mevrouw Y] , klager geacht moet worden een redelijk belang te hebben bij de indiening van zijn klacht.
Misbruik van tuchtrecht
6.2.
De oud-notaris heeft zowel bij de kamer als in hoger beroep aangevoerd dat klager misbruik maakt van het tuchtrecht.
6.3.
Het hof is van oordeel dat van misbruik van tuchtrecht niet is gebleken. Het staat klager vrij om een klacht tegen de oud-notaris in te dienen, zodat klager kan worden ontvangen in zijn klacht.
Schuldbekentenis
6.4.
Het hof stelt voorop dat in Nederland verleden notariële akten authentieke akten zijn waarvan de grosse executoriale kracht heeft op gelijke wijze als in Nederland gewezen vonnissen (art. 430 in samenhang met art. 156 Rv en art. 49 Wna). De notaris heeft op dit punt dan ook een bijzondere bevoegdheid waarmee hij zorgvuldig dient om te gaan.
6.5.
De vader van [mevrouw Y] , voor wie de oud-notaris vaker notariële werkzaamheden heeft verricht, heeft de oud-notaris in 2012 verzocht een notariële akte op te stellen met daarin de vermelding dat zijn dochter [mevrouw Y] verklaart een totaalbedrag van € 53.790,- aan hem schuldig te zijn. Aan de oud-notaris is destijds medegedeeld dat deze akte (mede) zou worden gebruikt om (slechts) een gedeelte van de vordering bij [mevrouw Y] te kunnen innen. Zekerheid dat (slechts) een gedeelte daarvan zou worden geïnd en niet de hele vordering, had de oud-notaris
– zo heeft hij ter zitting in hoger beroep desgevraagd verklaard – niet. Verder is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling gebleken dat de oud-notaris op de hoogte was van de gerechtelijke procedures tussen klager en [mevrouw Y] en ook kennis had van het door klager gelegde loonbeslag ten laste van [mevrouw Y] . Op basis van het financiële overzicht (dat later aan de akte van schuldbekentenis is gehecht) en de verklaringen van [mevrouw Y] en haar vader daaromtrent, is de oud-notaris overgegaan tot het passeren van de notariële akte van schuldbekentenis. Bewijsstukken omtrent de gestelde schulden heeft de oud-notaris niet opgevraagd of gekregen. De in het financiële overzicht vermelde schulden zijn verder niet aanstonds aannemelijk.
6.6.
In de gegeven omstandigheden had de oud-notaris zich niet geheel mogen verlaten op het aan hem verstrekte financiële overzicht en de verklaringen van [mevrouw Y] en haar vader om op basis daarvan een notariële akte van schuldbekentenis op te stellen. Het was gezien de executoriale kracht van de akte zijn taak om – zoals de kamer terecht heeft overwogen – nader onderzoek te doen naar het bestaan en de aard van de in de akte vast te leggen schulden. Pas dan had hij een reële inschatting kunnen maken of de gestelde schulden aannemelijk waren en zich leenden voor opname in een
notariëlepartij-akte met executoriale kracht. Nu hij dit geheel heeft nagelaten en bovendien een verklaring in de akte heeft opgenomen die daarin niet thuishoort (zie 3.2.8., punt 4 van de akte van schuldbekentenis, handelend over de inboedel), heeft de oud-notaris de gevolgen van de uitoefening van zijn ‘bijzondere bevoegdheid’ veronachtzaamd en derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is dan ook gegrond.
6.7.
Het hof acht, met de kamer, de maatregel van berisping passend en geboden. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat het in deze zaak gaat om de uitoefening van een bijzondere, aan notarissen toegekende bevoegdheid en dat klager daardoor financieel nadeel heeft geleden.
6.8.
Nu geen feiten of omstandigheden te bewijzen zijn aangeboden die tot een andere beslissing kunnen leiden, ziet het hof geen aanleiding voor het horen van getuigen.
6.9.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.10.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.H.N. Stollenwerck en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2015 door de rolraadsheer.