ECLI:NL:GHAMS:2015:3933

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
200.165.240/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over wilsbekwaamheid en informatievoorziening na overlijden

In deze zaak heeft klaagster, de appellante, een klacht ingediend tegen de notaris over de wijze waarop het testament van haar partner, erflater, is opgesteld en gepasseerd. Klaagster verwijt de notaris dat zij de wilsbekwaamheid van erflater niet heeft gecontroleerd en dat zij onvoldoende informatie heeft verstrekt over de gevolgen van het testament na het overlijden van erflater. De klacht is ingediend op 20 februari 2015, tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden van 27 januari 2015, die de klacht ongegrond verklaarde. Het hof heeft de zaak behandeld op 9 juli 2015, waarbij zowel klaagster als de notaris aanwezig waren. Klaagster heeft aangevoerd dat erflater, die leed aan verschillende ernstige gezondheidsproblemen, niet wilsbekwaam was ten tijde van het opstellen van het testament. De notaris heeft echter betoogd dat erflater helder en consistent was in zijn wensen en dat er geen reden was om aan zijn wilsbekwaamheid te twijfelen. Het hof heeft de argumenten van klaagster en de notaris zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflater. De klacht is ongegrond verklaard en het hof bevestigt de beslissing van de kamer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.165.240/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2014/45
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 september 2015
inzake
[appellante]
wonend te [plaats] , gemeente [naam] ,
appellante,
gemachtigde: mr. P.H.M. Essink, wonende te Ooij, gemeente Ubbergen,
tegen
[geïntimeerde] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J. Schröder, advocaat te Nijmegen.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 20 februari 2015 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 27 januari 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:10). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) op alle onderdelen ongegrond verklaard
.
1.2.
De notaris heeft op 8 april 2015 een verweerschrift - met bijlage - bij het hof ingediend.
1.3.
Van de zijde van klaagster is op 17 april 2015 een aanvullende productie ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 9 juli 2015. Klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, is verschenen. De notaris, vergezeld van haar kantoorgenoot kandidaat-notaris mr. [naam] (verder: de kandidaat-notaris) en bijgestaan door haar gemachtigde, is eveneens verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van die feiten in die zin dat de feiten te beknopt en onvolledig in de beslissing van de kamer zijn weergegeven. De notaris heeft de bezwaren van klaagster weersproken. Voor zover de standpunten van partijen op dit punt voor de beoordeling van belang zijn, zal het hof hiermee rekening houden. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer verder geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 15 december 2003 heeft prof. mr. [naam] (verder: [X] ), destijds notaris en kantoorgenoot van de notaris, een akte partnerschapsvoorwaarden en twee testamenten verleden voor klaagster en haar partner [naam] (verder: erflater). Erflater heeft in zijn testament klaagster tot enig erfgenaam benoemd en zijn kinderen uit zijn eerder huwelijk onterfd.
3.2.2.
[X] is op 1 januari 2006 gedefungeerd als notaris. Sindsdien was [X] als adviseur aan het kantoor van de notaris verbonden.
3.2.3.
De notaris heeft op 2 december 2013 een nieuw testament van erflater verleden. In dit testament heeft erflater zijn neef, de zoon van zijn tweelingzus, [naam] (verder: de neef), tot zijn enig erfgenaam en executeur benoemd en klaagster en zijn kinderen onterfd.
3.2.4.
Erflater is op 27 februari 2014 overleden.
3.2.5.
Op 11 maart 2014 heeft de notaris, in bijzijn van de kandidaat-notaris, op zijn kantoor met klaagster (en haar broer) gesproken over de gevolgen van het testament van erflater.
3.2.6.
De notaris heeft op eigen initiatief klaagster bij brief van 20 maart 2014 geïnformeerd over haar mogelijke wettelijke rechten als geregistreerd partner naar aanleiding van het overlijden van erflater en haar onterving door deze.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris het volgende.
i. De notaris heeft bij het opmaken en passeren van het testament van erflater van 2 december 2013 nagelaten de wilsbekwaamheid van erflater te controleren, althans zij heeft nagelaten daarbij het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening van de KNB (verder: het Stappenplan) toe te passen.
ii. Na het overlijden van erflater heeft de notaris klaagster onvoldoende ingelicht over de gevolgen van het testament van erflater van 2 december 2013.
iii. De notaris heeft in haar brief van 20 maart 2014 een onjuist standpunt ingenomen over de woonsituatie van erflater en klaagster. Verder heeft de notaris nagelaten om op de vragen van (de gemachtigde van) klaagster te reageren.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Vergoeding kosten
6.1.
In hoger beroep heeft klaagster het hof verzocht om de notaris te veroordelen tot vergoeding van de door haar gemachtigde in deze tuchtprocedure gemaakte uren en kosten tot een bedrag van € 5.000,-. Voor een dergelijke (kosten)veroordeling bestaat in een tuchtprocedure als de onderhavige geen grondslag. Om die reden laat het hof het verzoek van klaagster buiten behandeling. Klaagster zal in dat verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
Overlegging aantekeningen
6.2.
De notaris heeft aantekeningen van gesprekken van [X] en de kandidaat-notaris met erflater overgelegd. In die aantekeningen zijn enkele passages, waarin is weergegeven wat erflater over zijn wil heeft verklaard, zwart gemaakt. Klaagster heeft het hof verzocht om de notaris te vragen en desnoods te bevelen de aantekeningen geheel leesbaar in het geding te brengen. De notaris heeft aangevoerd dat de desbetreffende passages onleesbaar zijn gemaakt met het oog op haar beroepsgeheim. Het hof is van oordeel dat hetgeen erflater over zijn wil heeft verklaard, valt onder de geheimhoudingsplicht van de notaris en dat de goede uitoefening van de tuchtrechtspraak in het onderhavige geval niet ertoe noodzaakt dat de notaris die verklaringen prijsgeeft. De notaris behoeft de passages daarom niet leesbaar te maken. Het hof wijst het verzoek van klaagster af.
Klachtonderdeel i: wilsbekwaamheid
6.3.1.
Klaagster heeft aan dit klachtonderdeel in hoofdzaak het volgende ten grondslag gelegd. Erflater leed al geruime tijd aan COPD (een chronische longziekte) en sinds 2005 aan de ziekte van Parkinson. Ook had erflater hartklachten en leed hij aan depressies. Deze factoren in combinatie met het gebruik van zware medicijnen hebben geleid tot geestelijke aftakeling van erflater. Sinds juli 2013 verbleef erflater in een verpleeghuis. Hij was nauwelijks in staat om te praten en te lopen en zat voornamelijk in een rolstoel. Erflater was ten tijde van het passeren van het testament van 2 december 2013 71 jaar oud. Verder wijkt dit testament ingrijpend af van het voorlaatste testament van erflater. Enkele maanden voor het overlijden van erflater is de neef ten tonele verschenen. Binnen korte tijd heeft de neef de administratie van erflater van klaagster weten over te nemen en beschikte hij over de huissleutel en de pinpas van erflater. De neef vervoerde erflater overal naar toe, ook naar de afspraken van erflater op het notariskantoor. De neef heeft het eerste contact met het notariskantoor gelegd en de telefonische contacten met de notaris onderhouden. De neef was aanwezig bij het gesprek tussen erflater en [X] op 25 november 2013 en bij het bezoek van de kandidaat-notaris diezelfde dag aan erflater in het verpleeghuis. Bij het passeren van het testament zat de neef in een kamertje naast de werkkamer van de notaris. Klaagster is van mening dat er voldoende indicatoren aanwezig waren die de notaris reden hadden moeten geven gerede twijfel te hebben over de wilsbekwaamheid van erflater en hiernaar nader onderzoek te doen.
6.3.2.
De notaris heeft over de omstandigheden van het onderhavige geval, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Eind november 2013 is via het notariskantoor contact gezocht met [X] . Vervolgens heeft [X] op 25 november 2013 een eerste bespreking gevoerd met erflater over zijn wensen voor een testament. Op verzoek van erflater was de neef hierbij aanwezig.
Rekening houdend met de kwetsbare gezondheidstoestand van erflater en zijn verblijf in het verpleeghuis heeft de kandidaat-notaris diezelfde dag een concepttestament opgesteld en vervolgens erflater onaangekondigd in het verpleeghuis bezocht. Het gesprek vond plaats in een afgezonderd gedeelte van de aula van het verpleeghuis buiten aanwezigheid van de neef of andere derden. Erflater had moeite met praten, maar kon zich wel verstaanbaar maken. De kandidaat-notaris heeft aan erflater gevraagd of hij kon uitleggen welke gevolgen hij beoogde te bereiken met de wijziging van zijn testament. Erflater wilde dat de neef enig erfgenaam werd en kon desgevraagd duidelijk uitleggen waarom hij niets aan klaagster en zijn kinderen wilde nalaten. De door erflater geuite wensen kwamen overeen met wat erflater eerder die dag met [X] had besproken. Erflater maakte een zeer heldere indruk. Tijdens dit bezoek heeft de kandidaat-notaris het concepttestament aan erflater overhandigd. De afspraak werd gemaakt het testament de volgende dag te passeren. Tijdens het gesprek kwam klaagster onverwacht binnen. Hierop heeft erflater de neef gebeld, die vervolgens ook is gekomen. Erflater heeft toen zelf het concepttestament aan de neef overhandigd.
De kandidaat-notaris en de notaris hebben besproken of een verklaring van een geriater benodigd was, maar zij kwamen tot de conclusie dat die niet nodig was. Erflater had op [X] en de kandidaat-notaris een heldere indruk gemaakt. Erflater bleek de inhoud van de gesprekken goed te begrijpen en zijn wil daarin goed te kunnen verwoorden. Beiden hadden geen twijfel over de wilsbekwaamheid van erflater. Bovendien verbleef erflater vanwege zijn lichamelijke toestand en niet vanwege een geestesziekte in het verpleeghuis.
De neef belde op 26 november 2013 met de kandidaat-notaris en liet weten dat het testament die dag niet zou kunnen worden gepasseerd omdat erflater langer de tijd nodig had om over het testament na te denken.
Op 2 december 2013 heeft een gesprek tussen erflater, de notaris en de kandidaat-notaris plaatsgevonden. Hierbij was de neef niet aanwezig. In dit gesprek heeft erflater zijn wensen voor het testament herhaald en opnieuw verteld wat de reden voor de onterving van klaagster was. Erflater gaf hierbij aan dat hij niet met klaagster samenleefde. De notaris heeft erflater verschillende keren uitdrukkelijk de gevolgen van deze onterving voorgehouden. Erflater bleef consistent in zijn wensen. Erflater was weliswaar slecht te verstaan, maar kwam uit zijn woorden als hem de tijd daarvoor werd gegund. Erflater maakte ook toen een heldere indruk. Erflater wist tijdens dit gesprek zelfs de inhoud van de in 2003 opgestelde partnerschapsvoorwaarden te reproduceren. De notaris heeft open vragen aan erflater gesteld. Het bleek de notaris dat erflater de inhoud en gevolgen van het testament heel goed begreep en zij had dan ook geen reden om te twijfelen aan de geestesvermogens en wilsbekwaamheid van erflater.
Anders dan klaagster stelt, heeft de neef op geen enkel moment instructies gegeven over de inhoud van het testament. Ook heeft in dit dossier wel degelijk onderling overleg tussen [X] , de kandidaat-notaris en de notaris plaatsgevonden. Verder blijkt uit de in het geding gebrachte urenadministratie dat geruime tijd is besteed aan de besprekingen met erflater. De eerste bespreking duurde ongeveer een uur. Het gesprek tussen de kandidaat-notaris en erflater besloeg ongeveer drie kwartier en de bespreking op 2 december 2013 duurde meer dan een uur.
6.3.3.
Als uitgangspunt geldt dat iedere meerderjarige aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, het recht heeft om een uiterste wil te formuleren en te laten vastleggen bij testament. De omstandigheid dat de uiterste wil kwetsend kan zijn jegens een nabestaande, is geen reden om hiervan af te wijken. Een notaris dient in beginsel zijn ministerie te verlenen en zal dus op verlangen van een testateur moeten doen wat is vereist om de uiterste wil vast te leggen. Zoals bij elke akte heeft de notaris echter de wilsbekwaamheid van de betrokkene te beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarvoor een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen.
6.3.4.
Het hof acht in dit verband het volgende van belang. Weliswaar leed erflater aan verschillende lichamelijke ziekten, maar niet is gebleken dat die ziekten de geestesvermogens van erflater hadden aangetast. Dat die ziekten erflater belemmerden om ten aanzien van het testament zijn wil te bepalen, zoals klaagster heeft aangevoerd, is onvoldoende aannemelijk geworden. Uit de CIZ-indicatie van 12 december 2013, opgesteld door de behandelaar van erflater in het verpleeghuis, blijkt verder dat de cognitie van erflater ‘overdag helder en adequaat’ was. Dat erflater aan depressies leed en hierdoor zijn wil niet kon bepalen, valt uit de stukken niet op te maken, daargelaten dat de notaris met die depressies niet bekend was of moest zijn. De door klaagster genoemde indicatoren zoals het verblijf van erflater in het verpleeghuis en het uit handen moeten geven van zijn administratie hadden te maken met de lichamelijke toestand van erflater.
6.3.5.
Wat de onterving van klaagster in het testament betreft, heeft de notaris voldoende naar voren gebracht om uit op te maken dat [X] , de kandidaat-notaris en zij hierop alert zijn geweest en zorgvuldig met deze gevoelige kwestie zijn omgegaan. Uit het relaas van de notaris en de overgelegde stukken blijkt dat erflater in de drie gesprekken consistent was in zijn wensen en dat geen van de betrokkenen op enig moment twijfelde aan de wilsbekwaamheid van erflater. In dit verband merkt het hof op dat een bespreking van ruim een uur in dit geval, mede gezien de eenvoudige wijziging en aard van het testament, relatief lang is, zodat aannemelijk is dat de notaris ruim de tijd heeft genomen om naast de bespreking van het testament een gefundeerd oordeel over de wilsbekwaamheid van erflater te vormen. Voor een conclusie dat de notaris reden had om aan te nemen dat erflater bij het bepalen van zijn wil op ongeoorloofde wijze was beïnvloed door diens neef, zijn geen aanwijzingen voorhanden. De notaris heeft genoegzaam aannemelijk gemaakt dat zij en haar kantoorgenoten bij het voorbereiden en opstellen van het testament en het verlijden daarvan bedacht is geweest op mogelijke beïnvloeding van erflater door de neef. Zo is in de verklaring van [X] te lezen: “[Erflater] zat in een rolstoel en was dus aangewezen op iemand die hem terzijde stond. Dat was niet [klaagster] maar neef (..). Dat maakte mij waakzaam aangezien ik vele gevallen ken waarin sprake was van ongeoorloofde beïnvloeding.” Uit deze verklaring blijkt verder dat [X] na enige aarzeling op verzoek van erflater de neef bij het gesprek heeft toegelaten vanwege het spreekprobleem van erflater. Dat erflater wel in staat was tot spreken, blijkt uit het feit dat in diezelfde verklaring staat dat [X] heeft benadrukt dat bij het passeren van het testament de notaris per se onder vier ogen met erflater zou spreken. Verder is van belang dat de kandidaat-notaris erflater diezelfde dag onaangekondigd in zijn eigen omgeving heeft bezocht om over zijn wensen voor het testament te spreken en dat de neef daarbij niet aanwezig is geweest noch bij het passeren van het testament.
6.3.6.
Het hof komt tot het oordeel dat de notaris in dit dossier voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflater en zij geen reden had om nader onderzoek te doen naar de wilsbekwaamheid van erflater, met toepassing van het Stappenplan.
De jurisprudentie waarnaar klaagster in het beroepschrift heeft verwezen, doet aan het voorgaande niet af. De uitspraken zien op zaken waarin andere omstandigheden een rol speelden dan wel de desbetreffende notaris op andere wijze de wilsbekwaamheid van de testateur had gecontroleerd.
Het voorgaande brengt mee dat de kamer dit klachtonderdeel terecht ongegrond heeft verklaard.
Klachtonderdelen ii. en iii: voorlichting
6.4.
Het hof verenigt zich wat deze klachtonderdelen betreft met hetgeen de kamer in haar beslissing in de rechtsoverwegingen 4.3. en 4.4. heeft overwogen. In hoger beroep zijn geen argumenten naar voren gebracht die tot een ander oordeel moeten leiden.
Het hof merkt hierbij nog het volgende op. De notaris heeft aangevoerd dat erflater in het gesprek met haar op 2 december 2013 heeft verklaard dat klaagster en hij niet samenleefden. Gelet hierop valt het de notaris niet te verwijten dat zij de GBA heeft geraadpleegd voor informatie over het adres van klaagster. Die informatie was ook relevant voor de inhoud van haar brief van 20 maart 2014, waarin zij klaagster voorlichtte over mogelijk aan haar toekomende wettelijke rechten. Verder kan het de notaris niet worden aangerekend dat de neef vorenbedoelde brief kennelijk heeft gebruikt voor andere doeleinden en procedures. Ten slotte was het de notaris niet toegestaan om aan klaagster, die geen erfgenaam van erflater was, meer dan alleen een uittreksel van het testament van 2 december 2013 te vertrekken.
Slot
6.5.
Aangezien geen feiten of omstandigheden te bewijzen zijn aangeboden die tot een andere beslissing kunnen leiden, gaat het hof voorbij aan het aanbod van klaagster om getuigen te laten horen.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar verzoek om de notaris te veroordelen tot vergoeding van de door haar gemachtigde in deze tuchtprocedure gemaakte uren en kosten;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.H.N. Stollenwerck en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2015 door de rolraadsheer.