In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd, was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland op 15 maart 2015 te Schiphol. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs en een onrechtmatige aanhouding, omdat de verdachte tijdens de aanhouding gedeeltelijk ontkleed moest worden. Het hof oordeelde dat de aanhouding en de daaropvolgende lijfsvisitatie niet onrechtmatig waren, omdat deze plaatsvonden binnen de kaders van de Algemene Douanewet. Het hof verwierp de verweren van de raadsvrouw en oordeelde dat de verdachte opzettelijk cocaïne had ingevoerd. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, en het hof handhaafde deze straf, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging nam. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde de verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde feit.