ECLI:NL:GHAMS:2015:3888

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2015
Publicatiedatum
21 september 2015
Zaaknummer
23-001914-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de invoer van cocaïne en de rechtmatigheid van de aanhouding

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd, was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland op 15 maart 2015 te Schiphol. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs en een onrechtmatige aanhouding, omdat de verdachte tijdens de aanhouding gedeeltelijk ontkleed moest worden. Het hof oordeelde dat de aanhouding en de daaropvolgende lijfsvisitatie niet onrechtmatig waren, omdat deze plaatsvonden binnen de kaders van de Algemene Douanewet. Het hof verwierp de verweren van de raadsvrouw en oordeelde dat de verdachte opzettelijk cocaïne had ingevoerd. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, en het hof handhaafde deze straf, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging nam. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde de verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

parketnummer: 23-001914-15
datum uitspraak: 18 september 2015
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 april 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15/820260-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
geen vaste woon-of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. HvB Nieuwersluis te Nieuwersluis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 september 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 15 maart 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof het door de raadsvrouw gevoerde bewijsverweer op andere gronden verwerpt dan de politierechter.

Bespreking bewijsverweer

Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs en een onrechtmatige aanhouding. Uit de bij het proces-verbaal van aanhouding gevoegde foto’s blijkt, dat de verdachte haar broek gedeeltelijk heeft moeten laten zakken. In tegenstelling tot hetgeen in het proces-verbaal van aanhouding staat vermeld, blijkt uit die foto’s dat onderzoek aan het lichaam van de verdachte met ontkleding heeft plaatsgevonden, zonder dat daarvoor de noodzakelijke toestemming was verleend. De lichamelijke integriteit van de verdachte is daarmee geschonden. Dit onherstelbare vormverzuim dient te leiden tot vrijspraak dan wel strafvermindering.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat art. 1.28 van de Algemene Douanewet van toepassing is en dat hier sprake was van een controle. Daarnaast heeft de advocaat-generaal naar voren gebracht dat sprake was van een beperkte ontkleding, waarbij het korset is waargenomen nadat het shirt iets omhoog is gedaan. Er is dus geen sprake van een beperkte inbreuk hetgeen niet tot onrechtmatigheid dient te leiden.Tenslotte heeft de advocaat-generaal aangevoerd dat de verdenking terecht was en dat de daaropvolgende aanhouding derhalve niet onrechtmatig was.
Oordeel van het hof
Uit het dossier blijkt dat, naar aanleiding van de grote toevoer van verdovende middelen op de luchthaven Schiphol, op 15 maart 2015 een verscherpte controle werd uitgevoerd op vlucht [nummer] vanaf Curaçao. Na een eerste selectiegesprek werd de verdachte voor verdere controle naar een visitatieruimte gebracht. Aldaar is de verdachte door de daartoe bevoegde douaneambtenaar [naam 1] in het bijzijn van douaneambtenaar [naam 2] onderworpen aan een lijfsvisitatie. Hierbij is, blijkens het proces-verbaal van aanhouding, het shirt van de verdachte een stukje omhoog gehesen. [naam 1] zag toen dat de verdachte een korset droeg, waarna [naam 1] haar hand tussen het korset en de rug van de verdachte heeft geplaatst en in de verdikking van het korset heeft geknepen. [naam 1] voelde dat het dik was en heeft de verdachte verzocht het korset van haar lichaam af te halen. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat de verdachte bij de controle tevens haar bovenbroek een stukje heeft moeten laten zakken.
Naar het oordeel van het hof is bij de aanhouding van de verdachte geen sprake geweest van lijfsvisitatie met algehele ontkleding, als bedoeld in artikel 1:28 lid 6 van de Algemene Douanewet, zoals de raadsvrouw betoogt, maar van een lijfsvisitatie zonder ontkleding zoals bedoeld in artikel 1:28 lid 5 van de Algemene Douanewet. Uit het dossier blijkt dat douaneambtenaar [naam 1] tot een dergelijke lijfsvisitatie bevoegd was. Ten overvloede overweegt het hof dat deze lijfsvisitatie gericht was op onderzoek aan de kleding van de verdachte (het korset) en niet op het doen van onderzoek aan haar lichaam; de bevoegdheid tot het doen van onderzoek aan de kleding omvat ook, indien de desbetreffende ambtenaar daartoe in het kader van het verrichten van onderzoek aanleiding ziet, de bevoegdheid (onder)kleding geheel of gedeeltelijk te laten zakken (vgl. HR 23 april 2013, ECLI:NL:HR:BZ8248).
Het korset bleek pakketjes te bevatten. Door de verbalisant [naam 1] is met een fretboortje een opening in een willekeurig pakketje gemaakt waaraan een witte substantie bleef kleven die bij de MMC-test een positieve reactie gaf op de aanwezigheid van cocaïne. Daarop is de verdachte aangehouden.
Gelet op het bovenstaande is naar het oordeel van het hof geen sprake van onrechtmatig verkregen bewijs. Evenmin is naar het oordeel van het hof sprake van een onrechtmatige aanhouding.
Het hof verwerpt de verweren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 15 maart 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van gebruikers schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid van in totaal ongeveer 1155,6 gram was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de vaak door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Bij het opleggen van de straf weegt het hof mee dat uit een haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 augustus 2015 blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk is veroordeeld.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting bepleit de verdachte minder zwaar te straffen dan door de politierechter is gedaan. De raadsvrouw heeft daartoe gewezen op de persoonlijke omstandigheden, meer in het bijzonder het aan de verdachte opgelegde vliegverbod voor de duur van drie jaar. Dit vliegverbod treft de verdachte zwaar nu zij op Curaçao woont terwijl haar kinderen in Nederland wonen.
Het hof stelt vast dat het door de raadsvrouw overgelegde schrijven van de Koninklijke Marechaussee een aankondiging bevat dat de gegevens van de verdachte op een lijst van drugskoeriers zullen worden geplaatst. Daaruit kan het hof niet afleiden dat aan de verdachte feitelijk een vliegverbod is opgelegd. Ook overigens is het verweer van de raadsvrouw niet nader onderbouwd. Het hof zal derhalve geen rekening houden met deze door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheid.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd kan niet worden volstaan met oplegging van de door de raadsvrouw bepleite lagere straf dan wel een andere strafmodaliteit toe te passen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 8 maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. J.G.B. Pikkemaat, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 september 2015.
[…]