ECLI:NL:GHAMS:2015:3786

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2015
Publicatiedatum
16 september 2015
Zaaknummer
23-002034-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hennepteelt met grote hoeveelheid hennepstekken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep in een pand in Zwanenburg op 9 februari 2010. De tenlastelegging omvatte het aanwezig hebben van ongeveer 600 hennepmoederplanten en 9880 hennepstekken, wat in strijd is met de Opiumwet. Tijdens de zitting op 6 juli 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw gehoord. De raadsvrouw betoogde dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat zijn betrokkenheid enkel gebaseerd was op de verklaring van een getuige en er geen bewijs was van zijn rol in de hennepkwekerij. Het hof verwierp dit verweer, wijzend op de gedetailleerde verklaring van de getuige en de bewijsstukken die de betrokkenheid van de verdachte aantoonden.

Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd eerder veroordeeld voor hennepteelt, wat meegewogen werd in de strafmaat. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, maar de advocaat-generaal eiste 5 maanden. Het hof besloot uiteindelijk tot een gevangenisstraf van 4 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof benadrukte de professionaliteit van de hennepkwekerij en de grote hoeveelheid aangetroffen hennepstekken, die duidden op een criminele activiteit met winstbejag. De uitspraak werd gedaan in het kader van de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002034-14
Datum uitspraak: 20 juli 2015
TEGENSPRAAK (gevolmachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 20 maart 2012 in de strafzaak onder parketnummer 15-660124-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juli 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 februari 2010 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 600 hennep(moeder)planten en/of 9880 hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking verweren raadsvrouw

De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde strafbare feit omdat de betrokkenheid van de verdacht alleen kan volgen uit de verklaring van de getuige [getuige], er geen kopie van een identiteitsbewijs is overgelegd bij het aangaan van de huurovereenkomst en het enkel huren van een ruimte onvoldoende is om als pleger te worden aangemerkt.
Het hof volgt de raadsvrouw niet in haar betoog. De verklaring over de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij is weliswaar in belangrijke mate gebaseerd op de verklaring van de getuige [getuige], maar uit deze verklaring volgt wel dat de verdachte meer deed dan alleen het huren van een ruimte.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij met de verdachte (die zich ook als zodanig heeft geïdentificeerd) een huurcontract heeft gesloten voor huur van perceelnummer 11 aan de [straatnaam] in Zwanenburg. Bijna iedere dag was er wel iemand aanwezig in het pand en de getuige heeft de verdachte dagelijks tussen 10.00 en 16.00 uur gezien in het verhuurde gedeelte waar de verdachte aan het werk was. De getuige heeft verklaard dat de verdachte hem ook een maal heeft gevraagd het alarm er af te laten, omdat de verdachte nog moest werken na 16.00 uur. Ten slotte heeft de getuige verklaard dat het de verdachte is die een sleutel van het pand heeft (verklaring getuige [getuige], dossierpagina’s 43 en 44). Gelet op de gedetailleerde verklaring van de getuige [getuige] en de overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, waaronder het aantreffen van de hennepkwekerij en de door de verdachte getekende huurovereenkomst, wordt het verweer van de raadsvrouw verworpen en acht het hof bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 februari 2010 te Zwanenburg, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [straatnaam], een hoeveelheid van ongeveer 600 hennepmoederplanten en 9880 hennepstekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende een langere periode (en met een zekere professionaliteit) een hennep(stekken)kwekerij gedreven. De aangetroffen hoeveelheid hennepstekken kwam uit op een totaal van 9880: een hoeveelheid die slechts bedoeld kan zijn voor de handel. Van hennep is algemeen bekend dat het de gezondheid van de gebruikers kan schaden. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van het criminele circuit waarin deze softdrugs in illegale kwekerijen worden geproduceerd en waar winst wordt gemaakt met de handel daarin.
Het hof heeft de landelijke oriëntatiepunten in de straftoemeting betrokken, voor zover deze voor het onderhavige feit zijn vastgesteld. Deze geven, ten aanzien van de moederplanten en wanneer sprake is van 500 tot 1000 planten, als uitgangspunt voor het min of meer bedrijfsmatig of met een zekere mate van professionaliteit kweken van hennepplanten in ruimtes zoals een woonhuis, loods of andere soortgelijke ruimte met als kennelijk doel de verkoop van de (geoogste) planten, een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Voor de specifieke overtreding van de Opiumwet met de hennepstekken, zoals ook is bewezenverklaard, zijn geen afzonderlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting vastgesteld. Het hof zal hierbij acht slaan op de grote hoeveelheid aangetroffen hennepstekken.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 juni 2015 is de verdachte eerder voor hennepteelt onherroepelijk veroordeeld. Het hof houdt bij de strafmaat rekening met het feit dat een eerdere veroordeling de verdachte niet heeft weerhouden van het wederom opzetten van een hennep(stekken)kwekerij.
Het hof acht, alles afwegende, alsook gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. M. Jurgens en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juli 2015.
mr. Jurgens en mr. Römer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]