ECLI:NL:GHAMS:2015:3781

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
23-001991-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs voor poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer op 8 maart 2014 te Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte met een spuitbus gevuld met deodorant en een brandend voorwerp naar het slachtoffer was gegaan, met de intentie om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 6 juli 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de raadsman van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechter oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor het voorwaardelijk opzet van de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte bood te weinig aanknopingspunten om te concluderen dat de kans op het gevolg aanmerkelijk was en dat de verdachte deze kans bewust had aanvaard.

Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters M. Jurgens, A.P.M. van Rijn en P.C. Römer aanwezig waren. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2015, waarbij mr. M. Helmers als griffier fungeerde. De rechters Jurgens en Römer waren buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer: 23-001991-14
Datum uitspraak: 20 juli 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 mei 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-701483-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: Thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juli 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een spuitbus gevuld met deodorant, in elk geval met (een) (licht) ontvlamb(a)ar(e) gas/substantie naar voornoemde [slachtoffer] is toegegaan en/of (vervolgens) (in de directe nabijheid van voornoemde [slachtoffer]) eenmaal of meermalen met genoemde spuitbus deodorant en/of gas/substantie heeft gespoten naar en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer] en/of (vervolgens) (bij/in voornoemd(e) deodorant en/of gas/substantie) een ontstoken aansteker, in elk geval een brandend voorwerp heeft gehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Uit de bewijsmiddelen kan niet volgen dat de verdachte, bij gebreke van enige verklaring van de verdachte daaromtrent, voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen geeft te weinig aanknopingspunten waaruit kan volgen dat de kans op het gevolg van het handelen aanmerkelijk was en voorts kan uit de bewijsmiddelen niet volgen dat de verdachte de kans op het gevolg bewust heeft aanvaard.

BESLISSING

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. A.P.M. van Rijn en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juli 2015.
mr. Jurgens en mr. Römer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]