In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1959, was aangeklaagd voor verduistering van een huurauto, een Toyota Aigo, die hij had gehuurd van een verhuurbedrijf in Amsterdam. De tenlastelegging betrof de periode van 10 april 2014 tot en met 30 mei 2014, waarin de verdachte de auto niet tijdig had teruggebracht. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 26 augustus 2015 gehouden en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.
De verdediging stelde dat er geen sprake was van verduistering, maar van contractbreuk, omdat de verdachte de auto mogelijk langer wilde huren. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de auto had toegeëigend. De verdachte had na afloop van de huurperiode besloten de auto niet terug te geven, zonder toestemming van het verhuurbedrijf. Het hof concludeerde dat de verdachte zich de auto opzettelijk en wederrechtelijk had toegeëigend, wat resulteerde in de bewezenverklaring van de verduistering.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis. In hoger beroep heeft het hof de straf herzien en bepaald dat de verdachte een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren moet uitvoeren, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de impact op het verhuurbedrijf. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.