In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van opzetheling van mobiele telefoons, waarbij hij samen met anderen op 18 juli 2013 in Amsterdam telefoons voorhanden had, terwijl zij wisten dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier dagen en een taakstraf van 60 uren. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 augustus 2015 heeft de verdediging betoogd dat de verdachte niet op de hoogte was van de gestolen telefoons die in zijn bus aanwezig waren. De verdachte verklaarde dat hij door jongens was gebeld om hen op te halen en dat hij niet had gezien dat zij goederen bij zich hadden. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte met hoge snelheid probeerde te ontsnappen aan de politie en dat er tijdens de achtervolging telefoons uit zijn bus werden gegooid. Dit gedrag duidt volgens het hof op een gezamenlijke en opzettelijke handeling met de medeverdachten.
Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte, door de jongens in zijn bus toe te laten en hen te vervoeren, bewust de kans heeft aanvaard dat zij met gestolen goederen zouden komen. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring voor zijn handelen gegeven, en zijn ontkenning van kennis van de telefoons werd niet geloofwaardig geacht. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan het medeplegen van opzetheling en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf is gelast.