3.1.In dit kort geding gaat het om het volgende.
( a) [geintimeerde 2] is directeur/aandeelhouder van [geintimeerde 1] en tevens beheerder van het onroerend goed van die vennootschap.
( b) In 1997 heeft [geintimeerde 2] het pand [adres] te [z] (verder: het pand) gekocht van de ouders van [appellant] , die daar toen met [appellant] woonden. Nadat zijn ouders het pand hadden verlaten, is [appellant] de woning op één hoog van [geintimeerde 2] gaan huren. Partijen strijden erover of [geintimeerde 1] dan wel [geintimeerde 2] thans de verhuurder van [appellant] is. De huurprijs bedraagt momenteel € 190,58 per maand.
( c) Aanvankelijk was de persoonlijke verstandhouding tussen [geintimeerde 2] en [appellant] probleemloos. Later ontstond er herhaaldelijk onenigheid tussen hen in verband met de lage huurprijs en de door de verhuurder verlangde huurverhogingen. Daarover is in 2011 voor de huurcommissie en de kantonrechter geprocedeerd.
( d) In 2013 heeft zich een incident voorgedaan met betrekking tot een houten brievenbus achter de voordeur van het pand in verband met de door [appellant] beoogde transport van een wasmachine naar zijn woning. Volgens [geïntimeerden] heeft [appellant] schade toegebracht aan deze brievenbus door hem deels af zagen, volgens [appellant] heeft hij de brievenbus slechts tijdelijk verwijderd en nadien in de oorspronkelijke toestand laten herstellen.
( e) Op 7 april 2015 aan het eind van de middag zijn [geintimeerde 2] en [appellant] elkaar tegengekomen op het trottoir van de [straatnaam] te [z] . Daar zijn toen verwijten gemaakt en scheldwoorden gevallen, verband houdend met hun geschillen over de huurovereenkomst. Ook is er toen een fysieke handeling geweest van [appellant] als gevolg waarvan de (op het gelaat gedragen) bril van [geintimeerde 2] op straat is gevallen. Volgens [geïntimeerden] heeft [appellant] [geintimeerde 2] met de vuist in het gezicht geslagen en heeft [geintimeerde 2] als gevolg daarvan letsel opgelopen. Volgens [appellant] heeft hij slechts een afwerende/duwende beweging tegen [geintimeerde 2] gemaakt waarbij hij met zijn hand achter diens bril is blijven haken, als gevolg waarvan de bril op de grond is gevallen.
( f) Op 9 april 2015 heeft [geintimeerde 2] bij de politie te [z] aangifte gedaan van mishandeling. Het desbetreffende proces-verbaal (met nummer PL1300-2015080995-1), opgemaakt door de brigadier [naam brigadier] , luidt onder meer als volgt:
“Noot verbalisant:
Op het moment van de aangifte heeft de aangever geen zichtbaar letsel maar zegt wel hoofdpijn te hebben en het vermoeden dat zijn kronen in zijn mond mogelijk los zitten”.
( g) Eveneens op 9 april 2015, na voormelde aangifte, heeft [geintimeerde 2] de tandarts [naam tandarts] te [z] geconsulteerd. Een brief van [de tandarts] van die datum luidt, voor zover van belang:
“Naar aanleiding van uw bezoek aan onze praktijk vandaag en ons gesprek daarbij ontvangt u bij deze een korte samenvatting van de aangetroffen situatie ten behoeve van uw verzekering.
Voorgeschiedenis:
U vertelde dat u afgelopen dinsdag(7 april 2015; hof)
door uw huurder in het gezicht bent geslagen op de rechter jukboog (…)
Intra-oraal onderzoek:
• Duidelijk zichtbaar is een lichte zwelling en rode verkleuring van de rechter jukboog in vergelijking met de linker jukboog;
• De rechter jukboog is ook duidelijk gevoeliger bij palpatie dan de linker jukboog;
• (…)
• Intra oraal was geen dislocatie of onderbreking van de jukboog of de processus alveolaris palpeerbaar. Echter ook hier was palpatie rechts duidelijk gevoeliger dan links;
• (…)
• Voor alsnog lijkt het dat u een forse kneuzing van de rechter jukboog hebt opgelopen, met een lichte kneuzing van de processus alveolaris (het bot van de bovenkaak). (...)"
[de tandarts] heeft [geintimeerde 2] in verband met dit consult een bedrag van € 97,14 in rekening gebracht.
( h) Op 10 april 2015 heeft [geintimeerde 2] de huisarts [naam huisarts] te [z] geconsulteerd. Een verwijsbrief van [de huisarts] van die dag luidt, voor zover van belang:
“Heden zag ik bovengenoemde patiënt( [geintimeerde 2] ; hof)
nadat hij 3 dagen geleden een klap in het gezicht had gekregen. Er is een hersenschudding en een kneuzing van de rechter gelaatshelft (jukbeen). Tevens gaat een wondje door de kapotte bril rechts naast de neus ontsteken. Ik schreef rust en antibiotica voor.
Anamnese en onderzoek:
S(subjectief; hof)
Blauw oog door klap van een huurder 3 dagen geleden. Ook een pijnlijk wondje door de bril (…) aan de zijkant van de neus rechts.
O(objectief; hof)
O/zwelling lateraal re-neus.
E(evaluatie; hof)
Commotio(kennelijk: commotio cerebri, hersenschudding; hof)
P(plan; hof)
Th/floxapen, uitleg en gedoseerde rust.”
( i) In de eerste aanleg van dit kort geding vorderden [geïntimeerden] , kort gezegd, de ontruiming door [appellant] van de gehuurde woning, alsmede diens veroordeling tot betaling van bedragen – telkens ten titel van voorschot op schadevergoeding – van € 505,75 (in verband met voormelde brievenbus), € 1.105,14 (wegens respectievelijk de kosten van een nieuwe bril ad € 508,=, de declaratie van [de tandarts] ad € 97,14 en immateriële schadevergoeding ad € 500,=) en € 1.478,62 (wegens buitengerechtelijke incassokosten). Na verweer van [appellant] heeft de kantonrechter bij het bestreden vonnis de gevorderde ontruiming op straffe van de verbeurte van een dwangsom toegewezen, evenals een bedrag van € 855,14 (de gevorderde bedragen ter zake van de bril en de declaratie van [de tandarts] , alsmede een bedrag van € 250,= wegens immateriële schade), de vorderingen voor het overige afgewezen en [appellant] in de proceskosten verwezen. Tegen deze (toewijzende) beslissingen en de gronden waarop deze berusten, komt [appellant] in dit hoger beroep op.