Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
,doet aan de gestelde tekortkoming niet af, evenmin als het feit dat [appellant] de huurpenningen sinds april 2014 wel tijdig heeft voldaan nu, zoals de kantonrechter op goede gronden heeft overwogen, de tekortkoming in het verleden daarmee niet ongedaan wordt gemaakt en wat deze tekortkoming betreft nakoming dan ook niet meer mogelijk is. De stelling van [appellant] dat hij door toedoen van [geïntimeerde] de eerste veertien dagen van de huurtermijn geen gebruik van de woning heeft kunnen maken, wat daarvan ook zij, breng het hof niet tot een ander oordeel, nu dit is gebaseerd op niet tijdige betaling van de huur
vanaf april 2013.
Grief 2, gericht tegen het oordeel van de kantonrechter over de onderverhuur, behoeft daarom geen bespreking meer. Het daarop betrekking hebbende bewijsaanbod van [appellant] zal derhalve eveneens worden gepasseerd.
Grief 3is een zogenaamde veeggrief en mist zelfstandige betekenis.