Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
eerste griefbetoogt [appellant] dat het vereiste spoedeisend belang ontbreekt. Daartoe voert hij aan dat de Gemeente vanaf het voorjaar 2010 (waarin de zaak is gaan spelen) tot aan de datum van dagvaarding op 17 november 2014 de situatie kennelijk niet spoedeisend heeft gevonden. De Gemeente stelt zelf immers dat zij [appellant] reeds op 27 april 2010 een brief heeft gestuurd, waarna het wat ‘rustiger’ werd, en dat [appellant] in februari 2013, dus bijna drie jaar later, weer e-mails aan de Gemeente en haar ambtenaren is gaan sturen.
derde griefziet op de door de Gemeente gestelde bedreiging van wethouder Muntjewerff. Weliswaar staat deze bedreiging vermeld in de aangifte van Muntjewerff maar volgens [appellant] zijn haar mededelingen hierover onjuist. [appellant] is ook niet voor bedreiging vervolgd of veroordeeld. [appellant] wil niet ontkennen dat hij aan Muntjewerff persoonlijk zijn epistels heeft overhandigd, maar dat vormt geen bedreiging. Van bedreiging van andere bij de Gemeente werkzame personen is niet gebleken, aldus [appellant] .
aan Muntjewerff persoonlijk zijn epistels heeft overhandigd” en in beroep wederom naar voren brengt dat hij door frustratie en gebrek aan zelfinzicht “over the hill” heeft gereageerd, acht het hof voldoende aannemelijk dat [appellant] de wethouder heeft bedreigd, op een wijze als vermeld in de aangifte van Muntjewerff (zie 3.3.4). Tevens acht het hof aannemelijk dat Wijnker zich door [appellant] bedreigd heeft gevoeld, nu [appellant] - onbetwist - ook aan haar deze stukken heeft uitgereikt en zijn auto een dag lang op de stoep voor haar woning heeft geparkeerd, zonder dat voor dat (langdurige) parkeren een goede grond bestond. Daaraan doet niet af dat [appellant] niet is vervolgd of veroordeeld voor bedreiging. De voorzieningenrechter heeft [appellant] terecht een verbod zake van bedreiging opgelegd.
4 tot en met 8hebben betrekking op de overige door de voorzieningenrechter toegewezen voorzieningen en de overwegingen die daartoe hebben geleid. Deze lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Hierbij zal het hof ook
grief 2betrekken die, evenals grief 8, betoogt dat de opgelegde maatregelen de proportionaliteitstoets niet kunnen doorstaan.
in combinatie methet hem opgelegde verbod om het bestuur van de Gemeente, haar raadsleden en ambtenaren via de werk-e-mail te benaderen is evenwel te verstrekkend. Dit betekent immers dat [appellant] verplicht is de Gemeente telefonisch of per (gewone) post te benaderen om toegang tot het gemeentehuis te krijgen of anderszins informatie bij de Gemeente in te winnen. Het hof zal derhalve het aan [appellant] opgelegde verbod tot verzending van e-mails naar de
werk-e-mailadressen van het bestuur van de Gemeente, haar raadsleden en medewerkers alsnog afwijzen. In zoverre hebben de grieven succes.
werk-e-mailadressen van de personen, genoemd onder 5.4 van het dictum. Dit verbod zal alsnog worden afgewezen. Het hof ziet hierin aanleiding de kosten van het hoger beroep te compenseren.