In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst tussen de stichting Woningstichting Eigen Haard (WEH) en [X], die als huurder een woning in Amsterdam bewoonde. De zaak is ontstaan na het aantreffen van een hennepkwekerij in de gehuurde woning. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van WEH afgewezen, met de overweging dat [X] de hennepplanten voor eigen gebruik had gekweekt, wat volgens de kantonrechter niet voldoende was voor ontbinding van de huurovereenkomst. WEH ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat [X] in strijd met de huurovereenkomst heeft gehandeld door een hennepkwekerij te exploiteren. Het hof oordeelde dat de tekortkoming van [X] niet van geringe betekenis was, gezien het aantal aangetroffen hennepplanten en de professionaliteit van de kwekerij. Het hof heeft de Aanwijzing Opiumwet geraadpleegd om te bepalen of er sprake was van bedrijfsmatige teelt. Aangezien er zestien hennepplanten waren aangetroffen, oordeelde het hof dat dit duidde op een beroepsmatige teelt, wat een ernstige tekortkoming opleverde.
Het hof weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De persoonlijke omstandigheden van [X], waaronder zijn verslavingsproblematiek, werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om de ontbinding te weerleggen. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en ontbindt de huurovereenkomst, waarbij [bewindvoerster] wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen een maand na betekening van het arrest. Tevens wordt [bewindvoerster] in de proceskosten veroordeeld.