In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 24 maart 2015, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Colgecen-Senol, heeft een vordering ingesteld tegen de Stichting Montessori Scholengemeenschap Amsterdam (MSA) en het Cosmicus Montessori Lyceum Amsterdam (CML), evenals tegen twee geïntimeerden in hun hoedanigheid als directeuren van het CML. De zaak betreft een geschil over de rechtsverhouding tussen de appellant en de onderwijsinstellingen, waarbij de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vorderingen tegen het CML. Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat de appellant niet meer als leerling van het CML kan worden beschouwd en dat hij geen belang heeft bij de toewijzing van zijn vorderingen. Tijdens een comparitie van partijen op 3 juni 2015 is de appellant niet verschenen, wat heeft geleid tot de conclusie dat zijn vorderingen niet toewijsbaar zijn. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met uitzondering van de vordering tegen het CML, waarbij de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De proceskosten zijn toegewezen aan de zijde van MSA c.s., met compensatie van de kosten in het incidenteel beroep. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.