ECLI:NL:GHAMS:2015:3473

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2015
Publicatiedatum
27 augustus 2015
Zaaknummer
200.172.149/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing binnen Nederland

In deze zaak gaat het om een verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar kinderen naar [b]. De vrouw is op 26 juni 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die haar verzoek om te verhuizen had afgewezen. De vrouw en de man zijn de ouders van twee kinderen, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderen verblijven momenteel bij de vrouw, maar hebben ook regelmatig contact met de man. De vrouw heeft een relatie met een partner die in [b] woont en wil met de kinderen naar hem verhuizen. De man is tegen de verhuizing en stelt dat dit niet in het belang van de kinderen is, omdat zij geworteld zijn in [a] en daar naar school gaan. Het hof overweegt dat het belang van de vrouw om met haar partner samen te wonen zwaar weegt, en dat de verhuizing niet ten koste zal gaan van het contact tussen de kinderen en de man. Het hof concludeert dat de verhuizing naar [b] niet strijdig is met de belangen van de kinderen en verleent de vrouw de gevraagde toestemming.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 25 augustus 2015
Zaaknummer: 200.172.149/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: C/15/220640 / FA RK 15-184
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw] ,
wonende te [a] ,
appellante,
advocaat: mr. C. Simmelink te Utrecht,
tegen
[de man] ,
wonende te [a] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. T. de Deugd te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2.
De vrouw is op 26 juni 2015 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 20 mei 2015 van de rechtbank Noord-Holland, met kenmerk C/15/220640 / FA RK 15-184.
1.3.
De man heeft op 20 juli 2015 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De vrouw heeft op 29 juni 2015, 16 juli 2015, 17 juli 2015 en 22 juli 2015 nadere stukken ingediend.
1.5.
De zaak is op 23 juli 2015 ter terechtzitting behandeld.
1.6.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door mr. R. van Manen, advocaat te Utrecht;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw S. Spook, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn [in] 2002 gehuwd. Hun huwelijk is op 27 juli 2010 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 20 juli 2010 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk zijn geboren [naam kind 1] (hierna: [kind 1] ) [in] 2006 en [naam kind 2] (hierna: [kind 2] ) [in] 2007 (hierna gezamenlijk: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De hoofdverblijfplaats van de kinderen is bij de vrouw.
2.2.
De kinderen verblijven in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken eenmaal per twee weken van vrijdag 18.30 uur tot zondag 18.30 uur bij de man, alsmede een extra zondag per maand van 10.30 uur tot 18.30 uur. Met betrekking tot de vakanties hebben partijen afgesproken dat de kinderen twee weken tijdens de zomervakantie bij de man verblijven en hebben zij afspraken gemaakt over de aankomende Kerst en Oud en Nieuw.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het verzoek van de vrouw haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [b] te verhuizen, afgewezen.
3.2.
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, (naar het hof begrijpt) haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [b] te verhuizen.
3.3.
De man verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
De vrouw is van mening dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek tot vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen heeft afgewezen.
Zij voert aan dat zij belang heeft bij de verhuizing naar [b] . Zij heeft sinds december 2013 een bestendige relatie met haar partner, met wie zij inmiddels is verloofd. Zij wil graag met de kinderen bij hem gaan wonen in zijn (koop)woning in [b] . Haar partner werkt in de omgeving van [b] . Hij was tot 1 april 2015 in dienst bij een bedrijf in Veenendaal, waar hij als specialist werkzaam was bij klanten in de omgeving van Utrecht. Met ingang van 1 april 2015 is hij in dienst van een bedrijf in [c] en werkt hij vanuit [c] bij klanten van dat bedrijf. Volgens de vrouw heeft zij met haar partner wel degelijk naar alternatieven gezocht, zoals samenwonen in (de buurt van) [a] , maar is dit niet mogelijk gebleken, gelet op zijn werk en de eisen die het werk aan hem stelt. Volgens de vrouw waren er geen passende vacatures in de omgeving van [a] . De vrouw heeft in hoger beroep een verklaring van de werkgever van haar partner overgelegd waaruit blijkt dat de werkgever de reisafstand vanuit [a] te ver acht, alsmede een intentieverklaring waarin staat dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij gebleken geschiktheid en ongewijzigde bedrijfsomstandigheden zal worden omgezet in een contract voor onbepaalde tijd
.Voorts zal haar partner naar verwachting aanzienlijk verlies lijden als hij zijn woning in [b] moet verkopen, aldus de vrouw. Daarnaast stelt de vrouw dat, op het moment dat een mogelijke verhuizing naar [b] voor het eerst ter sprake kwam, in februari 2014, de man heeft aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben. De vrouw en haar partner hebben toen het huis verbouwd om dit geschikter te maken voor bewoning door de kinderen.
De vrouw is zich ervan bewust dat het (in stand blijven van het) contact tussen de man en de kinderen van groot belang is en zij benadrukt dat de verhuizing naar [b] niet ten koste zal gaan van de bestaande zorgregeling. De man ziet de kinderen nu een weekend in de twee weken en een extra zondag per maand. Dit zal niet veranderen als de vrouw en de kinderen naar [b] verhuizen. De vrouw is voorts bereid de man ter compensatie van de grotere afstand een ruimere zorgregeling aan te bieden; zo zouden de kinderen bijvoorbeeld ook de voorjaars- en de herfstvakantie bij hem door kunnen brengen. Voor zover de man heeft gesteld dat hij door de verhuizing wordt belemmerd in de contacten met de school van de kinderen en de betrokkenheid bij eventuele sportactiviteiten, merkt de vrouw op dat de man hier tot op heden nauwelijks aan heeft deelgenomen en dat hij ook met de school in [b] contact kan hebben.
De vrouw stelt voorts dat de verhuizing ook in het belang van de kinderen is. De kinderen brengen thans al veel tijd door in [b] ; zij vinden het daar fijn en hebben er ook al enkele sociale contacten. Zij hebben in [a] een moeilijke periode achter de rug, onder meer vanwege het overlijden van de vorige partner van de vrouw. Het zal goed voor hen zijn om in [b] een nieuwe start te maken, aldus de vrouw. Ook zal de financiële situatie voor de vrouw en de kinderen verbeteren als zij in [b] gaan wonen.
De vrouw is voorts van mening dat, naast de belangen van de kinderen, ook haar belang om met haar partner een nieuw leven in te richten zwaar dient te wegen.
De vrouw heeft hier ter zitting in hoger beroep aan toegevoegd dat de kinderen een hechte band hebben met haar partner en dat zij ziet dat de kinderen zich ontspannen voelen in [b] .
4.2.
De man is van mening dat de rechtbank het verzoek van de vrouw terecht heeft afgewezen. Hij betwist dat hij ooit akkoord is gegaan met een verhuizing van de vrouw en de kinderen naar [b] . Volgens de man is het niet in het belang van de kinderen om naar [b] te verhuizen. De kinderen zijn geworteld in [a] ; zij gaan daar naar school; zij hebben daar hun vriendjes en vriendinnetjes en de familie van beide ouders woont in [a] . De kinderen hebben al veel meegemaakt en zij zijn onder behandeling van een therapeut. De kinderen zijn gebaat bij rust en stabiliteit, aldus de man.
Bovendien willen de kinderen volgens de man ook niet verhuizen. Daarnaast is de man van mening dat de verhuizing ten koste zal gaan van het contact tussen hem en de kinderen. Een deel van de tijd zal verloren gaan door de extra reistijd en het wordt door de verhuizing moeilijk dan wel onmogelijk voor hem om actief betrokken te zijn bij school- en sportactiviteiten van de kinderen. Volgens de man doet de vrouw het voorkomen dat zij het belangrijk vindt dat hij een grote rol speelt in het leven van de kinderen maar laat zij daar in de praktijk weinig van zien.
Daarbij komt dat de vrouw de noodzaak tot de verhuizing op geen enkele wijze heeft aangetoond, aldus de man. De partner van de vrouw heeft vlak voor de zitting in eerste aanleg een baan in [c] geaccepteerd. Dit komt voor zijn risico. Volgens de man zijn er voldoende passende vacatures in de buurt van [a] voor de partner van de vrouw.
4.3.
De Raad heeft ter zitting in hoger beroep geconstateerd dat de communicatie tussen de ouders niet goed is. De Raad heeft hierbij opgemerkt dat de geografische afstand tussen de ouders in beginsel niets met de communicatie te maken heeft. De Raad benadrukt dat wanneer een ouder met de kinderen wenst te verhuizen het van belang is dat het contact tussen de andere ouder en de kinderen hieronder niet lijdt. De Raad ziet in het onderhavige geval op dit gebied geen problemen nu de zorgregeling dezelfde zal blijven en mogelijk zelfs wordt uitgebreid. Voorts is van belang te weten wat de gevolgen van een verhuizing en schoolwisseling voor de kinderen zijn. De Raad is van mening dat dit met betrekking tot [kind 1] en [kind 2] moeilijk is in te schatten. Normaal gesproken kunnen kinderen van deze leeftijd, als zij gezond functioneren, deze veranderingen wel aan, aldus de Raad. [kind 2] en [kind 1] hebben echter al het nodige meegemaakt en zijn in behandeling (geweest). Daartegenover staat dat de kinderen nu op drie plekken verblijven, wat voor de kinderen onrustig is. De Raad komt tot de conclusie dat zij op dit moment over onvoldoende informatie beschikt om het hof te adviseren. De Raad acht een raadsonderzoek echter niet in het belang van de kinderen. Dit onderzoek zal, gelet op de wachtlijst, de nodige tijd in beslag nemen en de kinderen zijn erbij gebaat dat er snel een beslissing wordt genomen, nu gebleken is dat zij last hebben van de huidige onzekere situatie en de strijd van de ouders over de verhuizing.
4.4.
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter alle omstandigheden van het geval en de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en mee te wegen. Het belang van de kinderen is daarbij een overweging van de eerste orde. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
4.5.
Het hof is van oordeel dat het belang van de vrouw om met haar partner te gaan samenwonen zwaar weegt. Zij heeft inmiddels al geruime tijd een relatie met haar partner, die in [b] woont, welke relatie naar het oordeel van het hof als bestendig kan worden aangemerkt. De wens van de vrouw om met haar partner samen te wonen is dan ook begrijpelijk.
Het hof is van oordeel dat de vrouw voldoende heeft toegelicht dat het samenwonen in de omgeving van [a] voor haar partner met het oog op zijn werk redelijkerwijs niet mogelijk is. De partner van de vrouw werkt al langere tijd in de omgeving van [b] . Hij heeft kort voor de zitting in eerste aanleg een nieuwe baan in [c] geaccepteerd, maar ook in zijn vorige dienstverband was hij werkzaam in de regio Utrecht. In zijn huidige functie heeft hij het vooruitzicht op een vast contract en de mogelijkheid om op kosten van zijn werkgever een HBO opleiding te volgen. De man heeft daartegenover zijn stelling dat er in de omgeving van [a] voldoende vacatures zijn voor deze specifieke functie onvoldoende onderbouwd. De vrouw heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de door de man overgelegde vacatures andere functies betreffen dan die van haar partner, hetgeen door de man onvoldoende is weersproken. Voorts heeft de partner van de vrouw in [b] een koopwoning. Onweersproken is dat die woning een onderwaarde heeft. Voorts is niet in geschil dat (de omgeving van) deze woning geschikt is voor de kinderen.
4.6.
Tegenover het belang van de vrouw staat het evenzeer zwaarwegend belang van de man en de kinderen om regelmatig contact met elkaar te hebben en te behouden. Anders dan de man stelt is, hoewel de afstand tussen hem en de kinderen door de verhuizing in letterlijke zin groter zal worden, niet gebleken dat de verhuizing gevolgen van betekenis zal hebben voor de frequentie en de duur van het contact tussen hen. De zorgregeling blijft gelijk en bovendien heeft de vrouw aangeboden deze - in de vakanties - uit te breiden. Dat het voor de man lastiger zal worden om de school van de kinderen te bezoeken en betrokken te zijn bij mogelijke toekomstige sportactiviteiten van de kinderen zijn omstandigheden die naar het oordeel van het hof niet van doorslaggevend belang zijn. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat er voor de man verschillende mogelijkheden blijven om contact met de school van de kinderen in [b] te onderhouden en de kinderen, volgens de man, ook in [a] als zij bij hem zijn, kunnen sporten. Daarnaast is er sprake van een uitgebreide zorgregeling waarmee de betrokkenheid van de man bij de (verzorging en opvoeding van de) kinderen voldoende wordt gewaarborgd, en waarbinnen de kinderen contact met hun beide grootouders van zijn kant kunnen houden.
4.7.
Het hof dient voorts te beoordelen hoe een verhuizing naar [b] zich verhoudt tot de belangen van [kind 1] en [kind 2] . Gebleken is dat de kinderen enigszins kwetsbaar zijn. Zij hebben een moeilijke periode achter de rug en zijn onder behandeling van een therapeut geweest. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de behandeling van [kind 1] inmiddels is afgerond en dat [kind 2] is doorverwezen naar jeugdhulp. Uit de stukken en het ter zitting verhandelde is naar voren gekomen dat de kinderen op dit moment met name veel last hebben van de slechte communicatie en de ruzies tussen de ouders. De kinderen hebben een goede band met beide ouders en zij zijn loyaal aan hun moeder en aan hun vader. Zij hebben kennelijk aan beide ouders (zeer) verschillende mededelingen gedaan over hun wensen met betrekking tot de verhuizing. De therapeut van de kinderen heeft partijen op een gegeven moment verzocht niet meer met de kinderen over de mogelijke verhuizing te praten omdat zij hier zo’n last van hadden. Duidelijk is dat de onzekerheid over hun toekomstige woonplaats de kinderen op dit moment extra belast. Het hof is met de Raad van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij op korte termijn, mede met het oog op het begin van een nieuw schooljaar, duidelijkheid krijgen over de verhuizing en acht een onderzoek door de Raad in dezen dan ook niet in hun belang.
Het hof overweegt enerzijds dat een verhuizing en wisseling van school ingrijpende veranderingen zijn en dat ongewis is hoe de kinderen, die kwetsbaar zijn, hier op zullen reageren. Anderzijds brengen zij thans al de weekenden en de vakanties wanneer zij bij de vrouw zijn, in [b] door, waar zij het naar hun zin hebben. Zij hebben een goede band met de partner van de vrouw, hetgeen de man erkent. De woning en omgeving in [b] zijn derhalve al enigszins vertrouwd voor de kinderen. Met de Raad is het hof van oordeel dat het voor de kinderen een rustiger opvoedsituatie is wanneer zij tussen twee huishoudens op en neer reizen dan wanneer zij drie verschillende plaatsen hebben waar zij geregeld verblijven. Voorts is van groot belang – zoals eerder overwogen – dat de frequentie van het contact dat de kinderen met hun vader hebben door de verhuizing niet zal verminderen.
Alles tegen elkaar afwegende komt het hof tot het oordeel dat een verhuizing naar [b] niet strijdig is met de belangen van de kinderen. Het hof merkt hierbij op dat het van groot belang is dat de ouders zich inspannen om hun communicatie te verbeteren zodat de kinderen niet verder belast worden met de onderlinge spanningen en meningsverschillen. Dat zij in staat zijn gebleken, op advies van de therapeut, hun geschil in hoger beroep zoveel mogelijk van de kinderen weg te houden, is een hoopvol teken.
4.8.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat, alle betrokken belangen, waaronder die van de kinderen, in aanmerking genomen, het belang van de vrouw om met de kinderen naar [b] te verhuizen de doorslag geeft. Het hof zal de beschikking waarvan beroep dan ook vernietigen en de vrouw vervangende toestemming verlenen om met de kinderen naar [b] te verhuizen.
4.9.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent de vrouw vervangende toestemming om met de kinderen naar [b] te verhuizen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.B.C.M. van der Reep, mr. A.V.T. de Bie en mr. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen in tegenwoordigheid van mr. E.E. Kraan als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2015.