ECLI:NL:GHAMS:2015:3381
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huurrecht en ontruiming na echtscheiding met betrekking tot de echtelijke woning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin [appellante] werd veroordeeld tot ontruiming van de echtelijke woning. De zaak is ontstaan na de echtscheiding van partijen, die op 16 april 2014 door de rechtbank Amsterdam is uitgesproken. Bij deze beschikking is bepaald dat [geïntimeerde] met ingang van de inschrijving van de echtscheiding huurder van de echtelijke woning zal zijn. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat [appellante] de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moet verlaten, op straffe van een dwangsom. [appellante] heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vernietiging van het vonnis, maar het hof heeft de grieven van [appellante] ongegrond verklaard.
De feiten zijn als volgt: partijen zijn in 1994 met elkaar gehuwd en wonen sinds 1999 samen in de woning. De rechtbank heeft in de echtscheidingsbeschikking overwogen dat het belang van [geïntimeerde] bij het behoud van de woning zwaarder weegt dan dat van [appellante], gezien zijn gezondheidssituatie. [geïntimeerde] heeft [appellante] gesommeerd de woning te verlaten, maar zij heeft dit niet gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de samenleving tussen partijen duurzaam is ontwricht en dat [appellante] de woning dient te verlaten, omdat het huurrecht aan [geïntimeerde] is toegewezen.
Het hof heeft geoordeeld dat de ontruimingstermijn van veertien dagen, zoals vastgesteld door de voorzieningenrechter, terecht is opgelegd. [appellante] heeft geen pogingen ondernomen om een andere woning te vinden en de persoonlijke omstandigheden van [appellante] zijn niet voldoende om een ruimere termijn te rechtvaardigen. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.