Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de partneralimentatie tussen een man en een vrouw, die in 1980 zijn gehuwd en in 2011 zijn gescheiden. De man heeft in hoger beroep verzocht om de partneralimentatie, die is vastgesteld op € 1.344,- per maand, te verlagen naar nihil of een ander bedrag, met het argument dat de behoefte van de vrouw lager is dan vastgesteld door de rechtbank. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De man heeft zijn verzoek onderbouwd met de stelling dat de vrouw in staat is om meer te werken en dat haar reumatische klachten geen belemmering vormen voor een hogere werkbelasting. Het hof heeft vastgesteld dat er een wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden, maar dat dit niet leidt tot een verlaging van de partneralimentatie. De vrouw heeft na de eerdere beschikking een baan gevonden, maar het hof oordeelt dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat de behoefte van de vrouw lager is dan vastgesteld. Het hof wijst het verzoek van de man af en bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank.