ECLI:NL:GHAMS:2015:3345

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2015
Publicatiedatum
18 augustus 2015
Zaaknummer
23-002397-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uitlokking moordaanslag, brandstichting en oplichting met meerdere verdachten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor een reeks ernstige misdrijven, waaronder uitlokking tot moord, brandstichting en oplichting. De verdachte, samen met medeverdachten, was betrokken bij een plan om [M.C.] om het leven te brengen. Dit plan omvatte het gebruik van een vuurwapen en het betalen van een geldbedrag aan een uitvoerder van de moord. De verdachte heeft ook meerdere oplichtingen gepleegd, waarbij hij aanzienlijke geldbedragen heeft verkregen door valse voorwendselen en misleiding van slachtoffers, waaronder [A.S.]. Daarnaast heeft hij brandstichtingen gepleegd met het doel verzekeringsmaatschappijen te bedriegen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele punten die niet bewezen zijn verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het hof heeft ook beslissingen genomen over de vorderingen van benadeelde partijen, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen voor de geleden schade als gevolg van de misdrijven.

Uitspraak

parketnummer: 23-002397-13
datum uitspraak: 17 augustus 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2013 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-997003-11 (A) en 13-997011-11 (B) en 13-997011-12 (C) tegen
[Verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
thans gedetineerd […].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 en 20 mei 2014, 13 november 2014 en 15, 16, 18, 22, 23, 25, 29 en 30 juni 2015, 2, 6 en 7 juli 2015 en 4 augustus 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A (parketnummer 13/997003-11)
onder 1 primair:
[R.T.] op of omstreeks 21 juli 2010 te Gouda en/of/althans (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [M.C.] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, na kalm beraad en rustig overleg,
- naar de woning van die [M.C.] toe is gegaan en/of
- tegen die [M.C.] (in het Engels en/of in het Nederlands) heeft gezegd dat hij een bericht van mr. en/of [R.T.] had, en/of
- ( vanaf korte afstand) een vuurwapen op die [M.C.] heeft gericht en/of
- ( vervolgens) de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald, althans getracht heeft de trekker van dat vuurwapen
over te halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot en met 21 juli 2010 te Amsterdam en/of te Nijkerk en/of te Hattem en/of te Terwolde en/of te Maarsbergen en/of te Gouda en/of/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet door tussenkomst van een of meer anderen, door giften en/of beloften en/of door misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, opzettelijk heeft uitgelokt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s):
- het plan opgevat en/of besproken en/of een besluit genomen en/of ingestemd met een plan/besluit om [M.C.] om het leven te brengen, en/of
- een geldbedrag van € 50.000,-, althans enig geldbedrag, ten behoeve van de uitvoering van de moord op [M.C.] betaald en/of
- adresgegevens/verblijfplaatsen en/of de naam van [M.C.] en/of kentekengegevens van de door [M.C.] gebruikte auto’s en/of ander informatie over [M.C.] en/of diens familie doorgegeven, danwel ter beschikking gesteld en/of
- die [R.T.] benaderd voor het uitvoeren van dat plan/besluit tot het om het leven brengen van [M.C.] en/of
- die [R.T.] beloofd dat hij gered zou worden van de gebroeders [X] die een conflict met die [R.T.] hadden en/of,
- tegen die [R.T.] gezegd dat hem wat gevraagd zou worden en dat daarop maar één antwoord mogelijk was en/of
- tegen die [R.T.] gezegd dat hij ergens een magazijn moest leegschieten en/of
- aan [R.T.] een geldbedrag van € 10.000,-, althans enig geldbedrag, in het vooruitzicht gesteld als het feit
gepleegd zou worden en/of
- tegen die [R.T.] gezegd, nadat die [R.T.] ja had gezegd, dat dit de enige juiste beslissing was en dat hij anders
die [R.T.] had laten opruimen en/of
- tegen die [R.T.] gezegd dat hij die [M.C.] moest doodschieten en/of
- die [R.T.] ondergebracht in een hotel in Maarsbergen, in de buurt van de woning van [M.C.], althans in de buurt van de plaats waar het feit gepleegd zou moeten worden en/of
- de woning van [M.C.] aan die [R.T.] getoond en/of
- die [R.T.] een (doorgeladen) vuurwapen overhandigd en/of een auto en/of een gsm en/of handschoenen gegeven
en/of
- laten zien aan die [R.T.] hoe het vuurwapen doorgeladen moest worden en/of instructies gegeven over hoe de moord op die [M.C.] uitgevoerd zou moeten worden (het meermalen schieten op de borst en/of in het hoofd);
onder 1 subsidiair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot en met 21 juli 2010 te Gouda en/of/althans (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [M.C.] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, na kalm beraad en rustig overleg,
- een plan heeft/hebben opgevat en/of besproken en/of een besluit heeft/hebben genomen en/of heeft/hebben ingestemd met en plan/besluit om [M.C.] om het leven te brengen en/of
- ( ter uitvoering van dat besluit) naar de woning van die [M.C.] is/zijn toe gegaan en/of
- tegen die [M.C.] (in het Engels en/of in het Nederlands) heeft/hebben gezegd dat hij een bericht van mr. en/of [R.T.] had, en/of
- ( vanaf korte afstand) een vuurwapen op die [M.C.] heeft/hebben gericht en/of
- ( vervolgens) de trekker van dat vuurwapen heeft/hebben overgehaald, althans getracht heeft/hebben de trekker van dat vuurwapen over te halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
onder 2:
hij zich op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot en met 21 juli 2010 te Gouda en/of te Nijkerk en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft schuldig gemaakt aan voorbereiding van het misdrijf van moord (te plegen op [M.C.]), hebbende verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) toen en daar opzettelijk een vuurwapen en/of munitie en/of een telefoon en/of een (vlucht)auto, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden gehad;
onder 3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot en met 21 juli 2010 te Gouda en/of te Nijkerk en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een (vuur)wapen van categorie III, te weten een pistool, met opschrift Walther, type PP, kaliber 7.65 mm, en/of (bijbehorende) munitie, voorhanden heeft gehad;
onder 4
hij op of omstreeks 13 juni 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk een handgranaat, althans een voorwerp bestemd voor het treffen van personen en/of zaken door middel van een ontploffing, van de pin ontdaan en vervolgens die handgranaat, althans dat voorwerp, bij een (bedrijfs)pand (adres) door een raam naar binnen gegooid, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat (bedrijfs)pand en/of zich in dat (bedrijfs)pand bevindende meubels en/of een zich in dat (bedrijfs)pand bevindende (houten) vloer en/of radiator en/of andere zich in dat (bedrijfs)pand bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
onder 5
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot en met 13 juni 2010 te Amsterdam en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een handgranaat, althans een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
onder 6
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 1 april 2011, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, te Amsterdam en/of Hattem en/of Nijkerk en/of Amstelveen en/of Utrecht, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [A.S.] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten;
- € 250.000,- op of omstreeks 25 maart 2010 en/of
- € 50.000,- op of omstreeks 25 maart 2010 en/of
- € 50.000,- op of omstreeks 28 april 2010 en/of
- € 7.500,- op of omstreeks 10 mei 2010 en/of
- € 50.000,- op of omstreeks 18 juni 2010 en/of
- € 23.000,- op of omstreeks 13 september 2010 en/of
- € 5.195,- op of omstreeks 12 november 2010 en/of
- € 5.195,- op of omstreeks 16 februari 2011 en/of
- € 70.000,- op of omstreeks 24 februari 2011 en/of
- € 4.000,- op of omstreeks 7 maart 2011,
hebbende verdachte en/of (één of meer van) zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid op verschillende tijdstippen (onder meer):
- tegen [A.S.] gezegd en/of doen/laten zeggen dat hij/zij een koper had(den) voor het softwareprogramma […] en/of aan die [A.S.] contracten met een firma in Sofia, Bulgarije, getoond en/of
- tegen [A.S.] gezegd dat voor de betaling van het softwareprogramma een transport van goud noodzakelijk was en/of om dat transport mogelijk te maken en/of te doen slagen met spoed € 70.000,- althans een geldbedrag moest worden overgemaakt op de rekening van verdachte en of zijn mededader(s) en/of
- tegen [A.S.] gezegd en/of doen/laten zeggen dat hij/zij in contact stond(en) met een leverancier voor buitenboordmotoren en/of
- ( meermalen) tegen [A.S.] gezegd en/of doen/laten zeggen dat hij/zij in contact stond(en) met afnemers voor grote hoeveelheden goud en/of
- ( meermalen) tegen [A.S.] gezegd en/of doen/laten zeggen dat hij/zij in contact stonden met leveranciers van grote hoeveelheden goud uit Iran en/of Zuid-Korea en/of de Filippijnen en/of
- ( meermalen) tegen [A.S.] gezegd en/of doen/laten zeggen dat ene Avi goud en/of andere goederen wilde afnemen en/of
- tegen die [A.S.] gezegd en/of doen/laten zeggen dat een betaling aan Israël aan de grens was tegengehouden en dat daarom de Israëlische afnemers van goud boos waren op [A.S.] en/of
- [ R.T.] zich telefonisch in strijd met de waarheid voor laten doen als deze “Avi” en/of
- ( meermalen) tegen [A.S.] gezegd en/of doen/laten zeggen dat hij/zij een grote partij textiel (spijkerbroeken) aangeschaft had(den) en/of
- aan [A.S.] en/of [bedrijf 2] een valse of vervalste factuur van [bedrijf 4] ter hoogte van € 477.000,- betreffende spijkerbroeken, shirts, jassen en werkkleding toegezonden en/of overgelegd en/of
- aan [A.S.] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 1] een valse of vervalste vrachtbrief op naam van vervoerder “[…]” Netherlands b.v.” toegezonden en/of overgelegd en/of
- aan [A.S.] een koffertje getoond waarin een stapel briefjes met als bovenste een biljet van € 500 opgeborgen was,
ten gevolge waarvan [A.S.] en/of [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] (telkens) werd(en) bewogen tot voornoemde afgifte;
onder 7
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 1 april 2011 te Amsterdam en/of Hattem en/of Nijkerk en/of Amstelveen en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a. a) een geschrift valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, te weten:
een factuur, gedateerd 30 maart 2010, van [bedrijf 4] voor [bedrijf 2], in verband met een partij textiel ter hoogte van € 477.000,- door deze valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid - op te maken terwijl er geen textiel was aangeschaft/geleverd,
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
en/of
b) eerdergenoemde vals en/of vervalst geschrift voorhanden heeft gehad;
onder 8 primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 1 april 2011, te Amsterdam en/of Hattem en/of Nijkerk en/of Amstelveen en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een geldbedrag van:
- € 200.000 en/of
- € 130.000 en/of
- € 50.000 en/of
- € 7.500 en/of
- € 50.000 en/of
- € 23.000 en/of
- € 5.195 en/of
- € 5.195 en/of
- € 70.000 en/of
- € 4.000 en/of
- € 45.000 en/of
- € 55.925
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat deze geldbedragen - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf, te weten oplichting en/of verduistering en/of afpersing en/of afdreiging, in elk geval uit enig misdrijf, afkomstig waren;
onder 8 subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 1 april 2011 te Amsterdam en/of Hattem en/of Nijkerk en/of Amstelveen en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geldbedrag van
- € 200.000 en/of
- € 130.000 en/of
- € 50.000 en/of
- € 7.500 en/of
- € 50.000 en/of
- € 23.000 en/of
- € 5.195 en/of
- € 5.195 en/of
- € 70.000 en/of
- € 4.000 en/of
- € 45.000 en/of
- € 55.925
heeft verworven en/of overgedragen en/of omgezet en/of voorhanden gehad en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze geldbedrag(en) - middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf te weten oplichting en/of verduistering en/of afpersing en/of afdreiging, in elk geval uit enig misdrijf afkomstig was/waren;
Zaak B (parketnummer 13/997011-11)
onder 1 primair(ZD01)
[R.T.] op of omstreeks 15 december 2004 te Zaandam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een loods/pand, gelegen aan de [adres], immers heeft eerdergenoemde [R.T.] en/of diens mededader(s) opzettelijk, via één of meer pijpdoorvoer(en) en/of ontluchtingsgat(en) een hoeveelheid benzine, althans een brandbare vloeistof, in die loods/dat pand gegoten en/of in die loods/dat pand benzine, althans een brandbare vloeistof, gesprenkeld, en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandbare vloeistof aangestoken, althans (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen) in die loods/dat pand, ten gevolge waarvan in die loods/dat pand brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de/het eerdergenoemde loods/pand en/of een in dat pand aanwezige handelsvoorraad en/of goederen, en/of een of meer pand(en) in de directe nabijheid van die loods/dat pand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
welk feit hij, verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2004 tot en met 15 december 2004 te Cuijk en/of Zaandam en/of/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of door misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door met zijn mededader(s), althans alleen
- aan die [R.T.] te vragen of hij een brandje wilde maken en/of
- die [R.T.] een geldbedrag toe te zeggen voor die brandstichting en/of
- het in brand te steken pand aan die [R.T.] te tonen en/of
- het tijdstip van de brand aan die [R.T.] mede te delen en/of
- tegen die [R.T.] te zeggen dat het moest gebeuren en dat [R.T.] zijn mond moest houden anders zou de rol
plastic al klaar liggen en/of
- aan die [R.T.] een mes te tonen en/of
- tegen die [R.T.] te zeggen dat verdachte iemand had vermoord en/of een film te tonen betreffende een door verdachte gepleegde moord en/of
- ervoor te zorgen dat er een grote hoeveelheid brandbaar materiaal in het in brand te steken pand aanwezig was;
onder 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 15 december 2004 te Zaandam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een loods/pand, gelegen aan [adres], immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk, via één of meer pijpdoorvoer(en) en/of ontluchtingsgat(en) een hoeveelheid benzine, althans een brandbare vloeistof, in die loods/dat pand gegoten en/of in die loods/dat pand benzine, althans een brandbare vloeistof, gesprenkeld, en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandbare vloeistof aangestoken, althans (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen) in die loods/dat pand, ten gevolge waarvan in die loods/dat pand brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten die loods/dat pand en/of een in die loods/dat pand aanwezige handelsvoorraad en/of goederen, en/of een of meer pand(en) in de directe nabijheid van die loods/dat pand, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
onder 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2004 tot en met 30 april 2005 te Zaandam en/of Amstelveen en/of Rijswijk, en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, verzekeringsmaatschappij [1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 148.750 euro, in elk geval van enig geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- bij eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij een melding gedaan ter zake van brandschade aan perceel [adres] en/of de in dit perceel aanwezige goederen en/of
- een of meer facturen, althans schriftelijke bescheiden, met betrekking tot eerdergenoemde brandschade ter beschikking gesteld aan die verzekeringsmaatschappij, en/of
- daarbij opzettelijk verzwegen dat die brandschade het gevolg was van een (mede) door hem/hen, verdachte en/of zijn mededaders, veroorzaakte brandstichting,
waardoor die verzekeringsmaatschappij werd bewogen tot eerdergenoemde afgifte;
en/of
hij op of omstreeks 15 december 2004 te Zaandam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander, ten nadele van de verzekeraar [1], wederrechtelijk te bevoordelen brand heeft gesticht in een loods/pand, gelegen aan [adres] en de in dit pand aanwezige inventaris en/of goederenvoorraad, immers heeft hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) via één of meer pijpdoorvoer(en) en/of ontluchtingsgat(en) een hoeveelheid benzine, althans een brandbare vloeistof, in die loods/dat pand gegoten en/of in die loods/dat pand benzine, althans een brandbare vloeistof, gesprenkeld, en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandbare vloeistof, aangestoken, althans (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen) in die loods/dat pand, ten gevolge waarvan in die loods/dat pand en aan de in die loods/dat pand aanwezige inventaris en/of goederenvoorraad brand is ontstaan, welk(e) inventaris en/of goederenvoorraad was/waren verzekerd bij eerdergenoemde verzekeraar;
onder 3 primair(ZD02)
[R.T.] in of omstreeks de periode van 12 tot en met 13 januari 2007 te Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in (een ruimte van) een expositiehal/pand, gelegen aan het Forum 100 (MECC-gebouw), immers heeft eerdergenoemde [R.T.] en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk in (die ruimte van) die hal/dat pand een tas met één of meer brandbare stof (fen) gebracht en/of neer gezet en/of (die) in die hal/dat pand gebrachte en/of aanwezige brandbare stof(fen) (al dan niet op afstand) tot ontbranding gebracht, ten gevolge waarvan in die hal/dat pand brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die hal/dat pand en/of zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
welk feit hij, verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2006 tot en met 12 januari 2007 te Cuijk en/of Amstelveen en/of Maastricht en/of/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of door misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door met zijn mededader(s), althans alleen
- die [R.T.] (een) geldbedrag (en) te geven en/of toe te zeggen en/of
- tegen die [R.T.] te zeggen dat hij zich beschikbaar moest houden en/of tegen die [R.T.] te zeggen dat hij een ontploffing of brand moest veroorzaken in het MECC-gebouw en/of
- aan die [R.T.] een tas/doos met (een) brandbare stoffen) en/of een ontstekingsmechanisme te (doen en/of laten) geven en/of
- die [R.T.] naar het MECC-gebouw te (doen en/of laten) vervoeren en/of
- die [R.T.] bij het MECC gebouw naar binnen te (doen en/of laten) loodsen en/of
- die [R.T.] te (doen en/of laten) tonen waar de tas/doos met (een) brandbare stof(fen) en/of een ontstekingsmechanisme moest(en) worden geplaatst;
onder 3 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 12 tot en met 13 januari 2007 te Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in (een ruimte van) een expositiehal/pand, gelegen aan het Forum 100 (MECC-gebouw), immers heeft verdachte opzettelijk in (die ruimte van) die hal/dat pand een tas met één of meer brandbare stof(fen) gebracht en/of neer gezet, en/of heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk (die) in die hal/dat pand gebrachte en/of aanwezige brandbare stof(fen) (al dan niet op afstand) tot ontbranding gebracht, ten gevolge waarvan in die hal/dat pand brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die hal/dat pand en/of zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
onder 4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 januari 2007 tot en met 31 mei 2007 te Maastricht en/of Amsterdam en/of Amstelveen, en/of/althans (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, verzekeringsmaatschappij [2] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid in of omstreeks de periode van 12 januari 2007 tot en met 30 maart 2007
- bij die verzekeringsmaatschappij een melding gedaan ter zake van brandschade aan goederen in (een ruimte van) een expositiehal/pand, gelegen aan het Forum 100 (MECC-gebouw) en/of
- een of meer facturen, althans schriftelijke bescheiden, met betrekking tot eerdergenoemde brandschade ter beschikking gesteld aan die verzekeringsmaatschappij, en/of
- daarbij opzettelijk verzwegen dat die brandschade het gevolg was van een (mede) door hem/hen, verdachte en/of zijn mededaders, veroorzaakte brandstichting,
waardoor eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij werd bewogen tot de afgifte van een bedrag van (ongeveer) 68.739,44 euro, in elk geval van enig geldbedrag,
en/of (vervolgens)
in of omstreeks de periode van 1 april 2007 tot en met 31 mei 2007
- ten aanzien van de brandschade bij die verzekeringsmaatschappij een melding gedaan dat een of meer tijdens de brand beschadigde glazen sculptu(u)r(en) reeds voorafgaande aan die brand was/waren verkocht en/of besteld tegen een hogere waarde dan de waarde welke eerder was vastgesteld en/of
- een of meer valselijk opgemaakte orderformulier(en) betreffende de verkoop/bestelling van een of meer (van die) glazen sculptu(u)r(en) ter beschikking gesteld aan die verzekeringsmaatschappij en/of
- ( een) medewerker(s) van die verzekeringsmaatschappij medegedeeld dat eerdergenoemde sculptu(u)r(en) was/waren verkocht en/of besteld en als gevolg van eerdergenoemde brand verloren was/waren gegaan, althans niet konden worden geleverd,
waardoor eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij werd bewogen tot de afgifte van een bedrag van (ongeveer)
42.000 euro, in elk geval van enig geldbedrag,
en/of
hij in of omstreeks de periode van 12 tot en met 13 januari 2007 te Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander, ten nadele van de verzekeraar [2], wederrechtelijk te bevoordelen brand heeft gesticht in (een ruimte van) een expositiehal/pand, gelegen aan Forum 100 (MECC-gebouw), en de in dit perceel aanwezige inventaris en/of goederenvoorraad, immers heeft verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) in (die ruimte van) die hal/dat pand een tas met één of meer brandbare stof(fen) gebracht en/of neer gezet, en/of (die) in die hal/dat pand gebrachte en/of aanwezige brandbare stof(fen) (al dan niet op afstand) tot ontbranding gebracht, ten gevolge waarvan in die hal/dat pand en aan de in die hal/dat pand aanwezige inventaris en/of goederenvoorraad brand is ontstaan, welk(e) inventaris en/of goederenvoorraad (gedeeltelijk) was/waren verzekerd bij eerdergenoemde verzekeraar;
onder 5
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 mei 2007 te Maastricht en/of Amstelveen en/of Gorssel en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (een) orderformulier(en) van het [bedrijf 5], betreffende de (ver)koop en/of bestelling van een of meer (glazen) sculptu(u)r(en), te weten een orderformulier, gedateerd 9 december 2006, ten name van [K.S.], en/of een orderformulier, ongedateerd, ten name van [naam 1], en/of een orderformulier, gedateerd 8/9 december 2006, ten name van [naam 2], en/of een orderformulier, gedateerd 12 januari 2006, ten name van [naam 3], - zijnde/althans (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) op dat/die orderformulier(en) vermeld of doen vermelden dat het daarop vermelde sculptuur was verkocht en/of besteld, terwijl de telkens in dat orderformulier vermelde glassculptu(u)r(en) in werkelijkheid niet aan/door de tenaamgestelde van dat formulier was/waren verkocht en/of besteld tegen de in dat formulier vermelde prijs, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van eerdergenoemd(e) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) dat/die geschrift(en) doen toekomen aan verzekeringsmaatschappij [ 2] in het kader van een verzekeringsclaim, en/of eerdergenoemde vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) afgeleverd en/of voorhanden gehad;
onder 6(ZD05)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 1 november 2010 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Utrecht en/of Hattem en/of Nijkerk en/of althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld en/of door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim, [A.S.] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), te weten een geldbedrag van 45.000 euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan eerdergenoemde [A.S. ]en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld en/of welke bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- die [A.S.] (onder valse voorwendselen) heeft uitgenodigd voor een gesprek in een kantoor en/of
- die [A.S.] in dit kantoor heeft geconfronteerd met zichzelf, verdachte, en (één of meer van) zijn mededader(s) en/of aldus voor die [A.S.] een dreigende en/of intimiderende situatie heeft opgeroepen en/of
- aan die [A.S.] een of meer cd’s heeft getoond en/of daarbij heeft gezegd dat deze cd’s opnamen bevatten van een gesprek inhoudende de planning en/of uitvoering van een moord, bij welk gesprek die [A.S.] als (één van de) gespreksdeelnemer(s) aanwezig was en/of
- tegen die [A.S.] heeft gezegd dat hij 45.000 euro moest betalen en dat als die [A.S.] deze 45.000 euro niet zou betalen er dan voor gezorgd zou worden dat hem iets zou overkomen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [A.S.] vervolgens heeft bezocht in of bij zijn woning, waarna die [A.S.] tot betaling is overgegaan;
onder 7(ZD05)
hij op of omstreeks 4 februari 2011 te Amstelveen en/of Voorschoten en/of althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaarmaking van een geheim [R.T.] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 55.925 euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan eerdergenoemde [R.T.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- tegen die [R.T.] gezegd dat hij opnames inzake een gesprek inhoudende de planning en/of uitvoering van een moord, bij welk gesprek die [R.T.] (één van de) gespreksdeelnemer(s) was, bekend zou maken aan zijn partner, althans de inhoud van deze opnames bekend zou maken aan een of meer andere perso(o)n(en) en/of tegen die [R.T.] gezegd dat hij 55.925 euro moest betalen, althans woorden van gelijke strekking;
onder 8 (ZD06)
hij op of omstreeks 07 juli 2011 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een revolver (merk Smith & Wesson, serienummer 80K5584), en/of munitie van categorie III, te weten 199 patronen (kaliber .38 special) voorhanden heeft gehad;
onder 9
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juni 2011 tot en met 7 juli 2011 te Amstelveen en/of Heerhugowaard en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (een) overzicht(en) van gewerkte uren en/of werkzaamheden, te weten: één of meer urenbriefje(s), betreffende de periode van 9 t/m 10 juni 2011, en/of de periode van 14 t/m 17 juni 2011, en/of de periode van 20 t/m 24 juni 2011, en/of de periode van 27 t/m 31 juni 2011, zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) (telkens) de aanvangs- en/of vertrektijden en/of het aantal gewerkte uren en/of de aard van de werkzaamheden op dat/die overzicht(en) vermeld terwijl die tijden en/of gewerkte uren en/of werkzaamheden niet de werkelijke tijden en/of gewerkte uren en/of werkzaamheden waren, en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van eerdergenoemd(e) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) en/of eerdergenoemde vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) dat/die overzicht(en) (telkens) overhandigd aan, althans ter beschikking gesteld van, (een) medewerker(s) van de Penitentiaire Inrichting […];
onder 10 primair(ZD08)
hij op of omstreeks 4 mei 2009 te Huissen ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan de [adres], althans een gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning, en/of (een deel van) de inboedel van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- een plan heeft opgevat/gemaakt om brand te stichten in die woning, en/of
- zich een toegang tot eerdergenoemde woning heeft verschaft en/of
- een (plastic) fles en/of een (plastic) oliecontainer met daarin een hoeveelheid kerosine en/of ethanol en/of benzine, althans (een) brandbare stof(fen), in welke fles en/of oliecontainer (een) slagpijpje(s), althans een explosief en/of brandbaar voorwerp, was aangebracht, in de keuken en/of de woonkamer van die [W.W.] heeft geplaatst en/of
- eerdergenoemd(e) slagpijpje(s) middels slagdraad heeft verbonden met een tijdschakelaar en/of
- eerdergenoemde tijdschakelaar op een bepaald tijdstip heeft ingesteld, waarna eerdergenoemd(e) slagpijpje(s) zijn ontploft en/of ontbrandt;
onder 10 subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2008 tot en met 26 november 2008 te Huissen en/of/althans (elders) in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [R.T.] door giften en/of beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te bewegen om opzettelijk brand te stichten in/aan een woning gelegen aan [adres], althans een gebouw, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning, en/of (een deel van) de inboedel van die woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was
- aan die [R.T.] heeft gevraagd brand te stichten in/aan een woning en/of
- die [R.T.] een geldbedrag heeft toegezegd voor die brandstichting en/of
- de in brand te steken woning aan die [R.T.] heeft getoond, althans samen met die [R.T.] naar Huissen is
gereden teneinde die woning te lokaliseren en/of observeren;
onder 11 primair:
[R.T.] in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 6 januari 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand/galerie gelegen aan adres heeft weggenomen een of meer schilderijen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A.W.] en/of [bedrijf 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [R.T.] en/of zijn mededader(s), waarbij die [R.T.] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een of meer (schuif)slot(en) te forceren en/of door een (cilinder)slot te verbreken en/of te verwijderen en/of door een nieuw (cilinder)slot te plaatsen, in elk geval door middel van braak en/of verbreking en/of (een) valse sleutel(s), welk feit hij, verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 6 januari 2010 te Amstelveen en/of te Amsterdam en/of/althans (elders) in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of door misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door:
- die [R.T.] (al dan niet gebruik makend van (psychisch) overwicht dat hij, verdachte, over hem had) opdracht te geven dat feit te plegen en/of de in dat pand gevestigde galerie leeg te halen, en/of
- die [R.T.] opdracht te geven de weg te nemen spullen te verkopen en een deel van de opbrengst daarvan (als beloning) in het vooruitzicht te stellen, en/of
- die [R.T.] gereedschap ter beschikking te stellen, bestemd voor de uitvoering van die diefstal;
onder 11 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2009 tot en met 6 januari 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een perceel gelegen aan [adres] heeft weggenomen een of meer schilderijen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A.W.] en/of [bedrijf 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een of meer (schuif)slot(en) te forceren en/of door een (cilinder)slot te verbreken en/of te verwijderen en/of door een nieuw (cilinder)slot te plaatsen, in elk geval door middel van braak en/of verbreking en/of (een) valse sleutel(s);
onder 12(ZD09)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 januari 2010 tot en met 2 maart 2010 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [A.W.] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van (ongeveer) 17.337,50 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een inbraak in perceel [adres] in scene gezet en het doen voorkomen alsof daarbij goederen waren gestolen, welk(e) goed(eren) door verdachte en/of zijn mededader(s) althans (het bedrijf van) zijn echtgenote [M.S.] aan voornoemde [A.W.] in consignatie was/waren gegeven en/of
- bij voornoemde [A.W.] een melding gedaan ter zake van eerdergenoemde ontvreemde goederen en/of
- een brief met daarin een opgave van de geleden schade als gevolg van die ontvreemde goederen naar voornoemde [A.W.] verzonden of doen verzenden en/of
- aan voornoemde [A.W.] een vergoeding gevraagd voor die schade, waardoor [A.W.] werd bewogen tot eerdergenoemde afgifte;
onder 13
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 november 2009 tot en met 8 december 2009 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Rotterdam en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels verzekeringsmaatschappij [3] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van (ongeveer) 2.450 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- tegen (een) medewerker(s) van eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij gezegd en/of die medewerker(s) een verklaring ter beschikking gesteld inhoudende, dat [W.W.] op het moment van het veroorzaken van de schade aan het winkelen was en/of dat verdachte en/of zijn vrouw [M.S.] enerzijds en [W.W.] anderzijds elkaar niet kenden, terwijl die [W.W.] op dat moment voor verdachte en/of zijn vrouw [M.S.] werkzaam was en/of terwijl die [W.W.] en verdachte elkaar al geruime tijd kenden en/of
- een (valse of vervalste) nota betreffende de inkoop van een glazen sculptuur ad 2.450 euro aan (een) medewerker(s) van eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij ter beschikking gesteld, althans getoond, terwijl die sculptuur in werkelijkheid een veel lagere inkoopwaarde vertegenwoordigde,
waardoor eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij werd bewogen tot eerdergenoemde afgifte;
onder 14(ZD 11)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 september 2009 tot en met 30 oktober 2009 te Utrecht en/of Amstelveen en/of Amsterdam en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, verzekeringsmaatschappij [2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 55.357 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een aanrijding in scene gezet en/of
- bij eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij een schade gemeld ter zake van beschadiging van een of meer
beeldjes/kunstwerken veroorzaakt door eerdergenoemde aanrijding en/of een of meer valse verklaringen ter
beschikking gesteld aan en/of afgelegd ten overstaan van (een) medewerker(s) van eerdergenoemde
verzekeringsmaatschappij en/of
- een of meer factu(u)r(en) en/of certifca(a)t(en) en/of schadeformulier(en) en/of overeenkomst(en) en/of foto(‘s) met betrekking tot eerdergenoemde aanrijding en/of beschadiging en/of schade aan eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij ter beschikking gesteld,
waardoor verzekeringsmaatschappij [2] werd bewogen tot eerdergenoemde afgifte;
onder 15(ZD 12)
hij in of omstreeks de periode van 7 maart 2008 tot en met 7 oktober 2008 te Alphen aan de Rijn en/of te Gorssel en/of Amstelveen en/of Laren en/of Voorthuizen en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een schilderij van Karel Appel heeft verworven en/of overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed (eren) betrof;
Zaak C (parketnummer 13/997011-12)
primair
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 november 2010 tot en met 11 november 2010 te Leiden en/of Amsterdam en/of Amstelveen, en/of/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [M.V.] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 30.000 euro, in elk geval van enig geldbedrag, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- eerdergenoemde [M.V.] voorgehouden/verteld dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) bezig was/waren met een (lucratieve) goudtransactie en/of dat die transactie hem en/of zijn mededader(s) binnen 2 à 3 maanden, althans binnen een betrekkelijk korte termijn een omvangrijk rendement zou opleveren, en/of dat hij en/of zijn mededader(s) voor deze goudtransactie nog een (voor)financiering nodig had(den), en/of
- die [M.V.] gevraagd om een geldbedrag van 30.000 euro over te maken en/of in te leggen, waarbij hij, verdachte, die [M.V.] heeft beloofd (naar keuze) dat geld binnen een week terug te betalen met een rendement van 10% dan wel dat geld binnen 3 maanden terug te betalen met een (nog) veel groter rendement,
waardoor die [M.V.] werd bewogen tot eerdergenoemde afgifte;
subsidiair:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 november 2010 tot en met 27 september 2012 te Leiden en/of Amsterdam en/of Amstelveen, en/of althans (elders) in Nederland. tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een geldbedrag van (ongeveer) 30.000 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [M.V.], althans aan (een) ander(en) dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), welk geldbedrag hij en/of zijn mededader(s) in het kader van een (voor)financiering van een (goud)transactie, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had( den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Overwegingen ten aanzien van de getuige met wie door de officier van justitie een afspraak is gemaakt
Op 22 juni 2011 is op de voet van artikel 226g Wetboek van Strafvordering (Sv) een overeenkomst gesloten tussen de Staat der Nederlanden en [R.T.]. In deze overeenkomst heeft [R.T.] zich verplicht tot het afleggen van verklaringen over een aantal strafbare feiten. Namens de Staat heeft de officier van justitie zich verbonden tot een vermindering van de strafeis tegen [R.T.] in diens strafzaak.
Het uitgangspunt van de wettelijke regeling met betrekking tot de getuige aan wie toezeggingen zijn gedaan, zoals bedoeld in artikel 226g Sv, is dat de verklaring van een dergelijke getuige slechts tot het bewijs mag bijdragen, indien de afspraak rechtmatig wordt beoordeeld.
De advocaten-generaal hebben, onder verwijzing naar hetgeen door de rechtbank is overwogen, geconcludeerd dat de overeenkomst rechtmatig is.
De verdediging heeft de rechtmatigheid van de overeenkomst niet betwist.
Het hof stelt vast dat de strafbare feiten waarover de getuige zich bereid en in staat heeft verklaard verklaringen af te leggen onder meer betroffen: een poging tot moord, het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en brandstichtingen met gemeen gevaar voor goederen. Het betreft derhalve misdrijven als bedoeld in artikel 226g Sv.
Het hof stelt voorts vast dat, bij afweging van het belang van enerzijds de aard en ernst van de feiten waarover de getuige kon verklaren en het belang van de verkrijging van die verklaring en anderzijds het gewicht van de toezegging aan de getuige, de afspraak voldeed aan de eisen van proportionaliteit. Voorts is aannemelijk dat de feiten waarover de getuige kon verklaren niet met andere opsporingsmiddelen konden worden opgespoord of vervolgd.
De officier van justitie heeft dan ook tot het oordeel kunnen komen dat de afspraak noodzakelijk was voor de opsporing. Ook heeft de officier van justitie kunnen oordelen dat de getuigenverklaring niet zonder de toezegging kon worden verkregen.
Mede gelet op de vereisten als neergelegd in de Aanwijzing Toezegging aan getuigen in strafzaken, heeft de officier van justitie op goede gronden tot de afspraak kunnen komen.
Het hof acht de overeenkomst rechtmatig.
Het hof is voorts van oordeel dat de verklaringen van [R.T.] voor het bewijs kunnen worden gebruikt, nu het hof deze verklaringen betrouwbaar acht. Daarbij is in het bijzonder van belang dat [R.T.] consistente verklaringen heeft afgelegd, die voor een groot deel (telkens) bevestiging vinden in technische bevindingen, aangiften en in de verklaringen van medeverdachten.

(Partiële) vrijspraken

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 6 en 8, zoals hieronder weergegeven, in zaak B onder 11 primair en in zaak C (primair en subsidiair) is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het in
zaak A onder 6ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
Met het openbaar ministerie is het hof van oordeel dat niet bewezen is hetgeen aan de verdachte in zaak A onder 6 ten laste is gelegd voor zover het betreft de geldbedragen:
  • € 23.000,00 van 13 september 2010,
  • € 5.195,00 van 16 februari 2011 en
  • € 4.000,00 van 7 maart 2011.
Anders dan het openbaar ministerie, is het hof van oordeel dat evenmin kan worden bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd voor zover het betreft het geldbedrag van € 70.000 dat op 24 februari 2011 door [bedrijf 2] aan de verdachte is overgemaakt. Niet kan worden bewezen dat [A.S.] respectievelijk [bedrijf 2] deze betaling heeft verricht als gevolg van de ten laste gelegde oplichtingshandelingen, te weten het voorspiegelen aan [A.S.] van een verkoop van een computerprogramma […] aan een onderneming in Bulgarije. Onopgehelderd is immers waarom [bedrijf 2] een geldbedrag aan de verdachte zou betalen ter zake van de verkoop van een softwareprogramma door [bedrijf 2] aan een Bulgaarse firma, nog daargelaten dat het niet voor de hand ligt dat een verkoper een dergelijk bedrag betaalt in verband met een verkoop en al helemaal niet dat bij de overschrijving van het geldbedrag als omschrijving is vermeld: ‘inkoop goederen’.
Ten aanzien van het
in zaak A onder 8ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
Het hof is met het openbaar ministerie van oordeel dat niet is bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd in zaak A onder 8 voor zover het betreft het onder het 8e gedachtestreepje genoemde geldbedrag (€ 5.195,00) en het onder het 10e gedachtestreepje genoemde geldbedrag (€ 4.000,00).
Het hof acht, anders dan het openbaar ministerie, het witwassen door de verdachte van een geldbedrag van € 23.000,00 evenmin bewezen. Anders dan de rechtbank lijkt te oordelen, is naar het oordeel van het hof niet komen vast te staan dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Het betreft hier immers een betaling van [A.S.] aan de verdachte naar aanleiding van een aan [A.S.] overhandigde factuur, waarvan [A.S.] wist dat deze vals was. Wat [A.S.] heeft bewogen tot het doen van deze betaling is daarbij onopgehelderd gebleven, zodat niet kan worden vastgesteld dat [A.S.] voor dit bedrag is opgelicht.
Ten aanzien van het in
zaak C (primair en subsidiair)ten laste gelegde overweegt het hof als volgt.
Anders dan het openbaar ministerie acht het hof niet bewezen dat aangever [M.V.] (mede) door de verdachte is opgelicht. Het was immers [R.T.] die aan [M.V.] een gunstig profijt in het vooruitzicht stelde, indien [M.V.] een bedrag van € 30.000,00 zou inleggen voor de financiering van een goudtransactie. Een rechtstreekse rol heeft de verdachte bij het bewegen van [M.V.] tot de afgifte van dit bedrag niet gespeeld. Wel heeft de verdachte aan [R.T.] voorgespiegeld dat door betaling van een bedrag - door hem, [R.T.] - een geldlening zou kunnen worden verkregen, waarmee transportkosten in verband met de gouddeal zouden kunnen worden gedekt. Nadat [R.T.] van [M.V.] het geldbedrag van € 30.000,00 had ontvangen en had doorgestort aan ‘A’, heeft laatstgenoemde, op instructie van de verdachte, het ontvangen bedrag deels aan de verdachte doorbetaald en deels aan anderen afgegeven of doorbetaald. Het hof acht dan ook, in afwijking van het subsidiaire standpunt van het openbaar ministerie, evenmin bewezen dat de verdachte het door [M.V.] betaalde bedrag heeft verduisterd. De verdachte heeft het geld immers geenszins anders dan door misdrijf onder zich gehad, maar het door misdrijf, te weten oplichting van [R.T.], verkregen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 primair, 2 (2e cumulatief/alternatief), 3, 4, 5, 6, 7 en 8 primair en in zaak B onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 primair, 11 subsidiair, 12, 13, 14 en 15 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A onder 1 primair:
[R.T.] op 21 juli 2010 te Gouda, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf opzettelijk en met voorbedachten rade [M.C.] van het leven te beroven, na kalm beraad en rustig overleg,
- naar de woning van die [M.C.] toe is gegaan en
- een vuurwapen op die [M.C.] heeft gericht en
- vervolgens de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, op tijdstippen in de periode van 1 juni 2010 tot en met 21 juli 2010 in Nederland door een belofte en door het verschaffen van middelen en inlichtingen, opzettelijk heeft uitgelokt, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader:
- het plan opgevat en besproken om [M.C.] om het leven te brengen, en
- adresgegevens en de naam van [M.C.] ter beschikking gesteld en
- die [R.T.] benaderd voor het uitvoeren van dat plan tot het om het leven brengen van [M.C.] en
- aan [R.T.] een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het feit gepleegd zou worden en
- tegen die [R.T.] gezegd dat hij die [M.C.] moest doodschieten en
- die [R.T.] ondergebracht in een hotel in de buurt van de plaats waar het feit gepleegd zou moeten worden en
- de woning van [M.C.] aan die [R.T.] getoond en
- die [R.T.] een vuurwapen overhandigd en een auto en een gsm en handschoenen gegeven en
- die [R.T.] instructies gegeven over hoe de moord op die [M.C.] uitgevoerd zou moeten worden (het meermalen schieten op de borst en in het hoofd);
Zaak A onder 2
hij zich in de periode van 1 juni 2010 tot en met 21 juli 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan voorbereiding van het misdrijf van moord (op [M.C.]), hebbende verdachte en zijn mededaders opzettelijk een vuurwapen en munitie en een vluchtauto, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden gehad;
Zaak A onder 3
hij in de periode van 1 juni 2010 tot en met 21 juli 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, met opschrift Walther, type PP, kaliber 7.65 mm, en bijbehorende munitie, voorhanden heeft gehad;
Zaak A onder 4
hij op 13 juni 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk een handgranaat van de pin ontdaan en die handgranaat, bij een pand (adres) door een raam naar binnen gegooid, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en zich in dat pand bevindende meubels en houten vloer en radiator en andere zich in dat pand bevindende goederen, te duchten was;
Zaak A onder 5
hij in de periode van 1 mei 2010 tot en met 13 juni 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een handgranaat, voorhanden heeft gehad;
zaak A onder 6
hij in de periode van 1 september 2009 tot en met 1 april 2011 in Nederland meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een samenweefsel van verdichtsels, [A.S.] en [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en [bedrijf 3] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
- € 250.000,- op 25 maart 2010 en
- € 50.000,- op 25 maart 2010 en
- € 7.500,- op 10 mei 2010 en
- € 50.000,- op 18 juni 2010 en
- € 5.195,- op 12 november 2010,
hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid op verschillende tijdstippen:
- meermalen tegen [A.S.] gezegd dat hij in contact stond met afnemers voor grote hoeveelheden goud en
- meermalen tegen [A.S.] gezegd dat ene Avi goud wilde afnemen en
- tegen die [A.S.] gezegd dat een betaling aan de grens was tegengehouden en dat daarom de Israëlische afnemers van goud boos waren op [A.S.],
ten gevolge waarvan [A.S.] en [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en [bedrijf 3] telkens werden bewogen tot voornoemde afgifte;
Zaak A onder 7
hij in de periode van 1 september 2009 tot en met 1 april 2011 in Nederland, een vals geschrift, te weten: een factuur, gedateerd 30 maart 2010, van [bedrijf 4] voor [bedrijf 2], in verband met een partij textiel ter hoogte van € 477.000,- voorhanden heeft gehad;
Zaak A onder 8 primair
hij in de periode van 1 maart 2010 tot en met 1 april 2011 in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, telkens een bedrag van:
- € 200.000,- en
- € 130.000,- en
- € 50.000,- en
- € 7.500,- en
- € 30.000,- en
- € 5.195,- en
- € 45.000,- en
- € 55.925,-,
verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet terwijl hij wist dat deze geldbedragen
- middellijk of onmiddellijk - uit misdrijf, te weten oplichting en/of afpersing en/of afdreiging afkomstig waren;
Zaak B onder 1 primair
hij op 15 december 2004 te Zaandam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een loods, gelegen aan [adres], immers hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders opzettelijk, via pijpdoorvoeren en/of ontluchtingsgaten een hoeveelheid benzine in die loods gegoten en in die loods benzine gesprenkeld en vervolgens die benzine aangestoken, ten gevolge waarvan in die loods brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten die loods en een in die loods aanwezige handelsvoorraad en/of goederen te duchten was;
zaak B onder 2, 2e cumulatief/alternatief
hij op 15 december 2004 te Zaandam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich ten nadele van de verzekeraar [1], wederrechtelijk te bevoordelen brand heeft gesticht in een loods, gelegen aan [adres] en de in dit pand aanwezige inventaris en goederenvoorraad, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededaders via pijpdoorvoeren en/of ontluchtingsgaten een hoeveelheid benzine in die loods gegoten en in die loods benzine gesprenkeld en vervolgens die benzine aangestoken, ten gevolge waarvan in die loods en aan de in die loods aanwezige inventaris en/of goederenvoorraad brand is ontstaan, welke inventaris en goederenvoorraad waren verzekerd bij eerdergenoemde verzekeraar;
Zaak B onder 3 primair
[R.T.] in de periode van 12 tot en met 13 januari 2007 te Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk brand heeft gesticht in een expositiehal, gelegen aan het Forum 100 (MECC-gebouw), immers hebben eerdergenoemde [R.T.] en een of meer van zijn mededaders opzettelijk in die hal een tas met één of meer brandbare stof(fen) gebracht en neergezet en die in die hal gebrachte brandbare stof(fen) op afstand tot ontbranding gebracht, ten gevolge waarvan in die hal brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die hal en zich daarin bevindende goederen te duchten was;
welk feit hij, verdachte in de periode van 1 december 2006 tot en met 12 januari 2007 in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door een gift en belofte en door het verschaffen van gelegenheid en middelen, te weten door
- die [R.T.] een geldbedrag te geven en toe te zeggen en
- tegen die [R.T.] te zeggen dat hij zich beschikbaar moest houden en tegen die [R.T.] te zeggen dat hij een ontploffing of brand moest veroorzaken in het MECC-gebouw en
- aan die [R.T.] een tas met een brandbare stof(fen) en een ontstekingsmechanisme te laten geven en
- die [R.T.] bij het MECC gebouw naar binnen te loodsen en
- die [R.T.] te tonen waar de tas met brandbare stoffen en een ontstekingsmechanisme moest worden geplaatst;
zaak B onder 4
hij in de periode van 12 januari 2007 tot en met 31 mei 2007 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, verzekeringsmaatschappij [2] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid in de periode van 12 januari 2007 tot en met 30 maart 2007
- bij die verzekeringsmaatschappij een melding gedaan ter zake van brandschade aan goederen in een expositiehal, gelegen aan het Forum 100 te Maastricht (MECC-gebouw) en
- facturen met betrekking tot eerdergenoemde brandschade ter beschikking gesteld van die verzekeringsmaatschappij, en
- daarbij opzettelijk verzwegen dat die brandschade het gevolg was van een mede door hem, veroorzaakte brandstichting,
waardoor eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij werd bewogen tot de afgifte van een bedrag van 68.239,44 euro,
en vervolgens
- in de periode van 1 april 2007 tot en met 31 mei 2007
- ten aanzien van de brandschade bij die verzekeringsmaatschappij een melding gedaan dat tijdens de brand beschadigde glazen sculpturen reeds voorafgaande aan die brand waren verkocht tegen een hogere waarde dan de waarde welke eerder was vastgesteld en
- valselijk opgemaakte orderformulieren betreffende de verkoop van die glazen sculpturen ter beschikking gesteld aan die verzekeringsmaatschappij en
- een medewerker van die verzekeringsmaatschappij medegedeeld dat eerdergenoemde sculpturen waren verkocht en als gevolg van eerdergenoemde brand verloren waren gegaan, waardoor eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij werd bewogen tot de afgifte van een bedrag van 42.000 euro
en
hij in de periode van 12 tot en met 13 januari 2007 te Maastricht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich ten nadele van de verzekeraar [2], wederrechtelijk te bevoordelen brand heeft gesticht in een expositiehal gelegen aan Forum 100 (MECC-gebouw), en de in dit perceel aanwezige inventaris en goederenvoorraad, immers hebben verdachte en zijn mededaders in die hal een tas met brandbare stoffen gebracht en die brandbare stoffen op afstand tot ontbranding gebracht, ten gevolge waarvan in die hal en aan de in die hal aanwezige inventaris en goederenvoorraad brand is ontstaan, welke goederenvoorraad was verzekerd bij eerdergenoemde verzekeraar;
zaak B onder 5
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 mei 2007 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften als waren zij echt en onvervalst te weten orderformulieren van het [bedrijf 5], betreffende verkoop van glazen sculpturen te weten:
- een orderformulier, gedateerd 9 december 2006, ten name van [K.S.], en
- een orderformulier, gedateerd 8/9 december 2006, ten name van [naam 3], en
- een orderformulier, gedateerd 12 januari 2006, ten name van [naam 4],
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, op welke orderformulieren telkens stond vermeld dat de daarop vermelde glassculpturen waren verkocht tegen de op dat formulier vermelde prijs, terwijl de telkens op dat orderformulier vermelde glassculpturen in werkelijkheid niet aan de tenaamgestelde van dat formulier waren verkocht tegen de op dat formulier vermelde prijs, immers heeft verdachte die geschriften doen toekomen aan verzekeringsmaatschappij [2] in het kader van een verzekeringsclaim;
zaak B onder 6
hij in de periode van 28 oktober 2010 tot en met 1 november 2010 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [A.S.] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 45.000 euro, toebehorende aan eerdergenoemde [A.S.], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededader
- voor die [A.S.] een dreigende en intimiderende situatie hebben opgeroepen en
- tegen die [A.S.] hebben gezegd dat hij 45.000 euro moest betalen en dat als die [A.S.] deze 45.000 euro niet zou betalen er dan voor gezorgd zou worden dat hem iets zou overkomen, en
- die [A.S.] vervolgens hebben bezocht in zijn woning, waarna die [A.S.] tot betaling is overgegaan;
zaak B onder 7
hij op 4 februari 2011 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim . [R.T.] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 55.925 euro, toebehorende aan eerdergenoemde [R.T.], immers heeft hij, verdachte tegen die [R.T.] gezegd dat hij opnames inzake een gesprek inhoudende de planning en/of uitvoering van een moord, bij welk gesprek die [R.T.] één van de gespreksdeelnemers was, bekend zou maken aan diens partner en tegen die [R.T.] gezegd dat hij 55.925 euro moest betalen;
zaak B onder 8
hij op 7 juli 2011 te Amstelveen een wapen van categorie III, te weten een revolver (merk Smith & Wesson, serienummer 80K5584), en munitie van categorie III, te weten 199 patronen (kaliber .38 special), voorhanden heeft gehad;
zaak B onder 9
hij in de periode van 9 juni 2011 tot en met 7 juli 2011 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, overzichten van gewerkte uren en werkzaamheden, te weten: urenbriefjes betreffende de periode van 9 t/m 10 juni 2011 en de periode van 14 t/m 17 juni 2011 en de periode van 20 t/m 24 juni 2011 en de periode van 27 t/m 30 juni 2011, zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader de aanvangs- en vertrektijden en het aantal gewerkte uren en de aard van de werkzaamheden op die overzichten vermeld, terwijl die tijden en gewerkte uren en werkzaamheden niet de werkelijke tijden en gewerkte uren en werkzaamheden waren en opzettelijk gebruik gemaakt van eerdergenoemde valse geschriften, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader die overzichten overhandigd aan een medewerker van de Penitentiaire Inrichting […];
zaak B onder 10 primair
hij op 4 mei 2009 te Huissen ter uitvoering van het door hem en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk brand te stichten in een woning gelegen aan [adres], terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en de inboedel van die woning te duchten was, met dat opzet met zijn mededaders,
- zich toegang tot eerdergenoemde woning heeft verschaft en
- een plastic fles met daarin een hoeveelheid kerosine en ethanol, in welke fles een slagpijpje was aangebracht in die woning heeft geplaatst en
- eerdergenoemd slagpijpje middels slagdraad heeft verbonden met een tijdschakelaar en
- eerdergenoemde tijdschakelaar op een bepaald tijdstip heeft ingesteld, waarna eerdergenoemd slagpijpje is ontploft;
zaak B onder 11 subsidiair
hij in de periode van 1 december 2009 tot en met 6 januari 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een perceel gelegen aan de [adres] heeft weggenomen schilderijen toebehorende aan [A.W.] en/of [bedrijf 6];
zaak B onder 12
hij in de periode van 6 januari 2010 tot en met 2 maart 2010 in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [A.W.] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van (ongeveer) 17.337,50 euro, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk in strijd met de waarheid:
- een inbraak in perceel [adres] in scene gezet en het doen voorkomen alsof daarbij goederen waren gestolen, welk(e) goed(eren) door verdachte althans (het bedrijf van) zijn echtgenote [M.S.] aan voornoemde [A.W.] in consignatie was/waren gegeven en
- bij voornoemde [A.W.] een melding gedaan ter zake van eerdergenoemde ontvreemde goederen en
- een brief met daarin een opgave van de geleden schade als gevolg van die ontvreemde goederen naar voornoemde [A.W.] verzonden of doen verzenden en
- aan voornoemde [A.W.] een vergoeding gevraagd voor die schade, waardoor [A.W.] werd bewogen tot eerdergenoemde afgifte;
zaak B onder 13
hij in de periode van 7 november 2009 tot en met 8 december 2009 in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels verzekeringsmaatschappij [3] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag van 2.450 euro, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij een verklaring ter beschikking gesteld inhoudende dat [W.W.] op het moment van het veroorzaken van de schade aan het winkelen was en dat verdachte en zijn vrouw [M.S.] enerzijds en [W.W.] anderzijds elkaar niet kenden, terwijl die [W.W.] op dat moment voor verdachte en zijn vrouw [M.S.] werkzaam was en
- een valse nota betreffende de inkoop van een glazen sculptuur ad 2.450 euro aan eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij getoond, terwijl die sculptuur in werkelijkheid een veel lagere inkoopwaarde had,
waardoor eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij werd bewogen tot eerdergenoemde afgifte;
zaak B onder 14
hij in de periode van 22 september 2009 tot en met 30 oktober 2009 in Nederland met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels verzekeringsmaatschappij [2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 55.357 euro, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een aanrijding in scene gezet en
- bij eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij een schade gemeld ter zake van beschadiging van beeldjes, veroorzaakt door eerdergenoemde aanrijding en
- een factuur en certificaten en een schadeformulier met betrekking tot eerdergenoemde aanrijding en schade aan eerdergenoemde verzekeringsmaatschappij ter beschikking gesteld,
waardoor verzekeringsmaatschappij [verzekeringsmaatschappij 2] werd bewogen tot eerdergenoemde afgifte;
zaak B onder 15
hij in de periode van 7 maart 2008 tot en met 7 oktober 2008 in Nederland een schilderij van Karel Appel heeft overgedragen en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
Hetgeen in zaak A onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 primair en in zaak B onder 1 primair, 2, 2e cumulatief/alternatief, 3 primair, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 primair, 11 subsidiair, 12, 13, 14 en 15 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van het in zaak A onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het hem in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het opzet van de verdachte niet was gericht op het om het leven brengen van [M.C.]. De bedoeling van de verdachte was dat [R.T.] voormelde [M.C.] zou bedreigen en eventueel verwonden, onder mededeling van de naam van [R.T.]. Volgens de verdachte zou [M.C.] bij zijn te verwachten aangifte de naam [R.T.] noemen en zou [R.T.] aldus chantabel worden en vervolgens door de verdachte kunnen worden afgeperst.
Het hof verwerpt dit verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op de levensberoving van [M.C.]. Uit de bewijsmiddelen vloeit immers voort dat de verdachte en [S.A.] aan de door hen uitgelokte [R.T.] een geladen vuurwapen ter hand hebben gesteld en hem de instructie hebben gegeven om [M.C.] in de borst en in het hoofd te schieten. Voorts volgt het hof de verklaringen van [R.T.] waaruit blijkt dat de verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij, nadat hij bij de woning van [M.C.] had aangebeld, moest zeggen dat hij een boodschap van mr. [R.T.] had, met als doel [M.C.] ertoe te brengen hem toegang tot de woning te verschaffen. Dat de levensberoving uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden is slechts te danken aan de omstandigheid dat het vuurwapen als gevolg van een weigering van dat wapen, niet kon worden afgevuurd.
Ten aanzien van het in zaak A onder 6 bewezenverklaarde
Het openbaar ministerie heeft ten aanzien van het door [bedrijf 3] op 18 juni 2010 aan de verdachte betaalde bedrag ad € 50.000,00 tot vrijspraak gerequireerd. Daartoe is aangevoerd dat dit bedrag niet is betaald als gevolg van bedrog door de verdachte, maar als een vooruitbetaling door [bedrijf 3], namens [A.S.], ten dienste van de uit te voeren moordaanslag op [M.C.].
Evenals de rechtbank verwerpt het hof dit standpunt. De opvatting dat deze betaling bestemd was voor de uit te voeren moordaanslag op [M.C.] vindt onvoldoende steun in de bewijsmiddelen.
Bovendien heeft de verdachte aangegeven dat deze betaling het gevolg was van een, ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte als ‘kletsverhaal’ gekwalificeerd, betoog inhoudende dat [A.S.] deze betaling verschuldigd was in verband met kosten die waren gemaakt ter zake van een, door toedoen van [M.C.] mislukt transport van contant geld. Ook door de benadeelde [A.S.] (namens [bedrijf 3]) is bevestigd dat deze betaling door hem is verricht als gevolg van dit, in de context van een voorgespiegelde goudhandel aan hem verteld verhaal. Derhalve acht het hof bewezen dat de verdachte ook dit bedrag door oplichting heeft verkregen.
Het openbaar ministerie heeft voorts tot vrijspraak gerequireerd ten aanzien van het bedrag ad € 5.195,00 dat op 12 november 2010 door [A.S.] aan de verdachte is betaald. Ook de rechtbank heeft de verdachte op dit punt vrijgesproken van de oplichting van [A.S.]. Nu evenwel, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, vaststaat dat [A.S.] tot deze betaling is gebracht door het, in de tenlastelegging tot uitdrukking gebrachte, samenstel van leugens die de verdachte aan [A.S.] heeft verteld over contacten die de verdachte zou hebben met kopers van goud, acht het hof bewezen dat de verdachte zich ook ten aanzien van dit bedrag schuldig heeft gemaakt aan oplichting.
Ten aanzien van B, onder 1 subsidiair
De verdachte heeft verklaard dat het plan om de brand te stichten niet bij hem vandaan kwam, zodat hij niet kan worden veroordeeld voor het medeplegen van de brandstichting. Hij heeft gesteld dat hij, toen hij hoorde van de plannen, daarmee zijn voordeel wilde doen door, na de door anderen te plegen brandstichting, de verzekering op te lichten. Het hof is van oordeel dat dit verweer moet worden verworpen, en verwijst daartoe naar de bewijsmiddelen, met name naar de verklaring van de getuige [R.T.] daaromtrent.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het in zaak A onder 7 bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op, nu niet is ten laste gelegd en mitsdien niet bewezen is dat het valse geschrift een bewijsbestemming had. De verdachte zal derhalve ten aanzien van dat feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het zaak A onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, en 8 primair en in zaak B onder 1 primair, 2, 2e cumulatief/alternatief, 3 primair, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 primair, 11 subsidiair, 12, 13, 14 en 15 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 primair en het in zaak A onder 2 bewezen verklaarde levert op:
de voortgezette handeling van het medeplegen van de voorbereiding van moord en het medeplegen
van uitlokking van poging tot moord.
Het in zaak A onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het in zaak A onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het in zaak A onder 6 bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het in zaak A onder 8 bewezen verklaarde levert op:
een gewoonte maken van witwassen.
Het in zaak B onder 1 primair levert op:
medeplegen van het opzettelijk stichten van brand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het in zaak B onder 2, 2e cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
het medeplegen van het stichten van brand met het oogmerk zich, ten nadele van de verzekeraar, wederrechtelijk te bevoordelen.
Het in zaak B onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
uitlokking van het medeplegen van het opzettelijk stichten van brand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het in zaak B onder 4 bewezen verklaarde levert op:
oplichtingen
het medeplegen van het stichten van brand met het oogmerk zich, ten nadele van de verzekeraar, wederrechtelijk te bevoordelen.
Het in zaak B onder 5 bewezen verklaarde levert op:
het telkens medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Het in zaak B onder 6 bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in zaak B onder 7 bewezen verklaarde levert op:
afdreiging.
Het in zaak B onder 8 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Het in zaak B onder 9 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225 Wetboek van strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Het in zaak B onder 10 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot het opzettelijk stichten van brand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het in zaak B onder 11 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het in zaak B onder 12, 13 en 14 bewezen verklaarde levert op:
telkens oplichting.
Het in zaak B onder 15 bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, en 8 primair en in zaak B onder 1 primair, 2, 2e cumulatief/alternatief, 3 primair, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 primair, 11 subsidiair, 13, 14 en 15 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van het in zaak B onder 1, 2, 7, 11 en 12 en in zaak C tenlastegelegde, heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging voor het in zaak A onder 7 tenlastegelegde en heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8 en in zaak B onder 3 primair, 4, 5, 6, 8, 9, 10 primair, 13, 14 en 15 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft voorts beslissingen genomen ten aanzien van de benadeelde partijen en het beslag.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaten-generaal hebben gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 primair, in zaak B onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 subsidiair, 11 primair, 12, 13, 14 en 15 en in zaak C primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren, met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast hebben de advocaten-generaal gevorderd dat het hof beslissingen neemt ten aanzien van de benadeelde partijen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is in aanraking gekomen met [R.T.] en [A.S.]. Deze met weinig realiteitszin begiftigde personen hebben gemeend in de verdachte een zakenpartner te treffen die een transactie in excessieve hoeveelheden goud zou kunnen doen slagen. Daarbij heeft de verdachte op enig moment aan [R.T.] en [A.S.] voorgespiegeld dat hij in contact stond met kopers van goud. Met een opeenstapeling van leugens heeft de verdachte [R.T.] en [A.S.] ertoe weten te brengen dat zij hem aanzienlijke geldbedragen ter beschikking stelden. Om de opgeroepen schijn zo lang mogelijk te handhaven heeft de verdachte het ertoe geleid dat [R.T.] een handgranaat in het perceel, waarin [R.T.] kantoor hield, heeft geworpen. Ook heeft de verdachte het tegen [R.T.] en [A.S.] als belangrijk en zelfs onontkoombaar geschetst dat [M.C.] om het leven zou worden gebracht. Nadat hij [R.T.] en [A.S.] zover had gebracht om met dit moordplan in te stemmen, heeft hij, samen met [S.A.], [R.T.] uitgelokt om deze moord te plegen. Dat de moordaanslag is mislukt, is slechts aan een gelukkig toeval te danken, te weten dat het door de verdachte en [S.A.] aan [R.T.] ter beschikking gestelde vuurwapen op het moment van de aanslag niet functioneerde. Niet alleen heeft de verdachte [R.T.] en [A.S.] opgelicht, ook heeft hij hen door bedreiging met geweld en chantage tot betaling van aanzienlijke bedragen gedwongen. De verdachte heeft het door hem geïncasseerde geld tot een bedrag van ruim vijfhonderdduizend euro witgewassen.
Daarnaast heeft de verdachte zich in de loop der jaren schuldig gemaakt aan brandstichtingen teneinde verzekeringsmaatschappijen op te lichten. Ook met andere middelen zijn verzekeringsmaatschappijen door de verdachte tot betalingen gebracht ter zake van in werkelijkheid niet geleden schade. Ten slotte heeft de verdachte een brandstichting uitgevoerd, waarbij het niet aan te verdachte te danken was dat deze brandstichting niet is gelukt.
De verdachte heeft in eerste aanleg het hem verwetene grotendeels ontkend dan wel zich daarover niet willen uitlaten. In hoger beroep heeft hij een andere proceshouding ingenomen. De verdachte heeft alsnog erkend dat hij de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, behoudens, zoals hiervoor reeds weergegeven, ten aanzien van de moordaanslag op [M.C.] en ten aanzien van enkele ondergeschikte punten. In zijn algemeenheid kan een erkenning van een verdachte van de juistheid van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen een matigende invloed hebben op de strafmaat omdat in een bekentenis tevens een erkenning van het verwerpelijke van die gedragingen kan worden vermoed. Daaraan zou een verwachting kunnen worden ontleend dat een verdachte zich in de toekomst van die gedragingen zal onthouden. In het geval van de verdachte kan evenwel aan de ruimhartige bekentenissen niet zonder meer worden ontleend dat hij zijn criminele levensstijl achter zich wil laten. De hardnekkigheid van de criminele attitude van de verdachte die, zoals uit een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 mei 2015 blijkt, reeds van vele jaren her dateert, heeft in de thans bewezen reeks van feiten een - nieuwe - bevestiging gevonden. Uit dat uittreksel blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld tot aanzienlijke gevangenisstraffen, ook ter zake van geweldsdelicten, waaronder een levensdelict. Niettemin zijn door de verklaringen van de verdachte zaken tot (verdere) opheldering gekomen, waar dat zonder die verklaringen niet het geval zou zijn geweest. Bovendien zal het hof op de voet van artikel 63 Sr bij de strafoplegging rekening houden met eerdere strafopleggingen die hebben plaatsgevonden nadat de thans aan de orde zijn feiten werden gepleegd.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partijen [BP1, BP2 en BP3]

Mr. B.J.V Keupink, advocaat van de benadeelde partijen [BP1, BP2, BP3] en vijftien andere in de vordering genoemde stichtingen en B.V.’s, heeft in eerste aanleg namens de benadeelde partijen een vordering tot vergoeding van geleden schade ingediend in de zaken van, onder meer, de verdachte.
De rechtbank heeft de vijftien in de vordering genoemde stichtingen en B.V.’s in hun vordering niet ontvankelijk verklaard.
Bij brief van 23 april 2014 heeft mr. Keupink, namens [BP1, BP2 en BP3] te kennen gegeven de eerder ingediende vordering tot schadevergoeding als benadeelde partijen in hoger beroep te willen handhaven. In deze brief heeft mr. Keupink zich niet gesteld namens de overige benadeelde partijen.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 18 juni 2015 heeft [BP1] de vordering toegelicht. Ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2015 heeft het openbaar ministerie gerequireerd. Ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juli 2015 heeft mr. A. Daalderop, advocaat, zich gesteld namens [BP1, BP2 en BP3] én namens de vijftien andere stichtingen en B.V.’s. Ter gelegenheid van deze laatste zitting heeft [BP1] namens [BP1, BP2 en BP3]] en voormelde vijftien andere B.V.’s en stichtingen nader het woord gevoerd.
Ingevolge artikel 51g Sv geschiedt de voeging in het strafproces door degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit uiterlijk voordat de officier van justitie in de gelegenheid is gesteld overeenkomstig artikel 311 Sv het woord te voeren. Ingevolge artikel 421 Sv kan de benadeelde partij aan wie de gevorderde schadevergoeding niet is toegewezen, zich binnen de grenzen van haar eerste vordering, in hoger beroep voegen. Titel IIIa van het Eerste Boek Sv en mitsdien artikel 51g Sv is daarbij van overeenkomstige toepassing. Dit samenstel van bepalingen brengt mee dat de benadeelde partij aan wie de gevorderde schadevergoeding in eerste aanleg niet is toegewezen, zich in hoger beroep in het strafproces kan voegen, doch uiterlijk voordat in hoger beroep de advocaat-generaal ingevolge artikel 415 jo 311 Sv het woord voert.
Nu in hoger beroep de benadeelde partijen aan wie de vordering tot schadevergoeding in eerste aanleg niet was toegewezen, te weten: de vijftien stichtingen en B.V.’s, zich niet in het strafproces hebben gevoegd voordat door de advocaten-generaal ingevolge artikel 415 jo 311 Sv het woord is gevoerd, kunnen zij in hoger beroep in hun vordering niet ontvangen worden.
De benadeelde partijen [BP1, BP2 en BP3] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering, die mede namens de overige vijftien rechtspersonen werd ingediend, beliep € 2.185.285,00, opgebouwd uit € 1.083.095,98 aan materiële schade,
€ 1.090.000,00 aan immateriële schade en € 12.189,02 aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf 13 juni 2010. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw in volle omvang aan de orde, nu de benadeelde partijen [BP1, BP2 en BP3] zich in hoger beroep in het strafproces hebben gevoegd en hebben medegedeeld hun eerder ingediende vorderingen tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven.
De rechtbank heeft aan de benadeelde partijen [BP1, BP2 en BP3] een bedrag van € 3.986,15 toegekend ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2010, zijnde het rechtstreeks gevolg van het ontploffen van de handgranaat in het pand van de benadeelden. Het hof zal de vordering eveneens voor dit bedrag toewijzen.
De door de benadeelde partijen gevorderde overige vergoeding van materiële schade ziet voor een aanzienlijk deel op schade die door de benadeelde partijen gezamenlijk (dus ook door partijen die in hun vordering niet (meer) kunnen worden ontvangen) is geleden. Voorts ziet de vordering op schade die, naar het inzicht van de benadeelde partijen, niet alleen door de verdachte (en zijn medeverdachten) is veroorzaakt, maar ook door derden, te weten door [R.T.] - aan wie het schadeveroorzakend feit niet is ten laste gelegd - en door het openbaar ministerie, door niet eerder kenbaar te maken dat [BP1, BP2 en BP3] niet het doelwit van de granaataanslag waren. Reeds daarom vormt de behandeling van de vordering van die schadeposten een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij kan daarom thans niet in haar vordering worden ontvangen. Deze vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank heeft voorts aan de benadeelde partijen BP1 en BP2] ter zake van immateriële schade de vordering toegewezen tot een bedrag van € 15.000,00. De rechtbank heeft het overigens gevorderde niet-ontvankelijk verklaard nu dit een onevenredige belasting in het strafgeding oplevert. Het hof kan zich daarmee verenigen en zal aan de benadeelden [BP1 en BP2] elk een bedrag van € 7.500,00 als vergoeding van immateriële schade toewijzen.
Het hof zal op dezelfde gronden als de rechtbank, een bedrag ad € 1.000,00 ter zake van proceskosten toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [BP A.S.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt, na vermeerdering ter terechtzitting in eerste aanleg, thans € 63.140,00.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 52.750,00 (inclusief
€ 250,00 voor kosten rechtsbijstand). De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van € 63.140,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 6 (ten aanzien van het bedrag van € 7.500,00 van 10 mei 2010) en in zaak B onder 6 (ten aanzien van een bedrag van € 45.000,00) bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 52.500,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Ook zal het hof, gelijk de rechtbank, een bedrag ad € 250,00 ter zake van gemaakt kosten van rechtsbijstand toewijzen.
Voor het overige levert behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aangebracht worden.
Het hof zal in het belang van de benadeelde partij als extra waarborg voor betaling van het bedrag van
€ 45.000,00 de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Het hof ziet geen termen om, zoals door het openbaar ministerie gevorderd, ter zake van het bedrag van € 7.500,00 de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Weliswaar is de op dit punt geleden schade veroorzaakt doordat de benadeelde, [BP A.S.], door de verdachte is opgelicht, maar de omstandigheden waaronder deze oplichting heeft plaatsgevonden, waaronder begrepen de beslissing van de benadeelde om aan de verdachte aanzienlijke bedragen te doen toekomen teneinde de verdachte in staat te stellen kennelijk illegale handelingen te verrichten ten behoeve van goudtransacties, brengen mee dat het niet op zijn plaats zou zijn de Staat te belasten met het ten behoeve van de benadeelde onder de verdachte incasseren van deze vordering.

Vordering van de benadeelde partij [BP bedrijf 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 238.500,00 aan materiële schade en € 250,00 aan kosten voor rechtsbijstand. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 100.000,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft de vordering voor wat betreft de kosten voor rechtsbijstand afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het oorspronkelijke bedrag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 6 (ten aanzien van de bedragen van € 50.000,00 van 25 maart 2010 en € 50.000,00 van 28 april 2010) bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag ad € 100.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is de vordering niet toewijsbaar omdat de verdachte ter zake van het handelen waardoor de schade is veroorzaakt niet wordt veroordeeld dan wel de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Anders dan de rechtbank zal het hof tevens een bedrag ad € 250,00 ter zake van verleende rechtsbijstand toewijzen.
Het hof ziet geen termen om, zoals door het openbaar ministerie gevorderd, ter zake van het bedrag van
€ 100.000,00 de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Weliswaar is de op dit punt geleden schade veroorzaakt doordat de benadeelde, [BP bedrijf 2], althans [A.S.], door de verdachte is opgelicht, maar de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, waaronder begrepen de beslissing van [A.S.] om aan de verdachte aanzienlijke bedragen te doen toekomen teneinde de verdachte in staat te stellen kennelijk illegale handelingen te verrichten ten behoeve van vermeende goudtransacties, brengen mee dat het niet op zijn plaats zou zijn de Staat te belasten met het ten behoeve van de benadeelde incasseren van deze vordering onder de verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [BP bedrijf 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250.000,00 aan materiële schade en € 250,00 aan kosten voor rechtsbijstand. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot dit bedrag. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd in het strafproces.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 6 (ten aanzien van het bedrag van € 250.000,00 van 25 maart 2010) bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag ad € 250.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Anders dan de rechtbank zal het hof tevens een bedrag ad € 250,00 ter zake van verleende rechtsbijstand toewijzen.
Het hof ziet geen termen om, zoals door het openbaar ministerie gevorderd, ter zake van het bedrag van
€ 250.000,00 de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Weliswaar is de op dit punt geleden schade veroorzaakt doordat de benadeelde, [BP bedrijf 1], althans [A.S.], door de verdachte is opgelicht, maar de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, waaronder begrepen de beslissing van [A.S.] om aan de verdachte aanzienlijke bedragen te doen toekomen teneinde de verdachte in staat te stellen kennelijk illegale handelingen te verrichten ten behoeve van vermeende goudtransacties, brengen mee dat het niet op zijn plaats zou zijn de Staat te belasten met het ten behoeve van de benadeelde incasseren van deze vordering onder de verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [BP bedrijf 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 50.000,00 aan materiële schade en € 250,00 aan kosten voor rechtsbijstand. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 50.000,00 aan materiële schade. De rechtbank heeft de vordering voor wat betreft de kosten voor rechtsbijstand afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd in het strafproces voor het oorspronkelijke bedrag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A onder 6 (ten aanzien van het bedrag van € 50.000,00 van 18 juni 2010) bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 50.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Anders dan de rechtbank zal het hof tevens een bedrag ad € 250,00 ter zake van verleende rechtsbijstand toewijzen.
Het hof ziet geen termen om, zoals door het openbaar ministerie gevorderd, ter zake van het bedrag
van € 50.000,00 de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Weliswaar is de op dit punt geleden schade veroorzaakt doordat de benadeelde, [BP bedrijf 3], althans [A.S.], door de verdachte is opgelicht, maar de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, waaronder begrepen de beslissing van [A.S.] om aan de verdachte aanzienlijke bedragen te doen toekomen teneinde de verdachte in staat te stellen kennelijk illegale handelingen te verrichten ten behoeve van vermeende goudtransacties, brengen mee dat het niet op zijn plaats zou zijn de Staat te belasten met het ten behoeve van de benadeelde incasseren van deze vordering onder de verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [verzekeringsmaatschappij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 110.739,44. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak B onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [BP R.T.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 193.166,80 bestaande uit € 103.166,80 aan materiële schade en
€ 90.000,00 aan gederfde winst. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de benadeelde de vordering verminderd tot een bedrag ad € 55.925,00. De rechtbank heeft de benadeelde in zijn vordering niet ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het in eerste aanleg gevorderde bedrag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak B onder 7 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot voormeld bedrag van € 55.925,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [verzekeringsmaatschappij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 169.541,54. De benadeelde partij is door de rechtbank bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De vordering van de benadeelde partij is daarom in hoger beroep niet aan de orde.

Vordering van de benadeelde partij [BP M.V.]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet tijdig opnieuw gevoegd. Anders dan het openbaar ministerie meent, is de vordering van deze benadeelde in hoger beroep niet meer aan de orde.

Beslag

Het in zaak B onder 8 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Alle andere aangetroffen voorwerpen zullen, voor zover ze nog niet zijn teruggegeven, worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 46, 47, 56, 57, 63, 157, 225, 289, 311, 317, 318, 326, 328, 416 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak B onder 11 primair en in zaak C primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 primair, 2 (2e cumulatief/alternatief), 3, 4, 5, 6, 7 en 8 primair en in zaak B onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 primair, 11 subsidiair, 12, 13, 14 en 15 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 7 bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het in zaak A onder 1 primair, 2 (2e cumulatief/alternatief), 3, 4, 5, 6 en 8 primair en in zaak B onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 primair, 11 subsidiair, 12, 13, 14 en 15 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een revolver.
Verklaart de benadeelde partijen
vijftien stichtingen en B.V.’sniet ontvankelijk in hun vorderingen in hoger beroep.

Vordering van de benadeelde partijen [BP1, BP2 en BP 3]:

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [BP1, BP2 en BP3] ter zake van het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.986,15 ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart deze benadeelde partijen in hun vorderingen ter zake van materiële schade voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partijen [BP1, BP2 en BP3] ter zake van het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.986,15 als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partijen gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 1.000,00.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[BP1]ter zake van het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 7.500,00 ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [BP1], ter zake van het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.500,00 als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[BP2]ter zake van het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 7.500,00 ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [BP2] Konings, ter zake van het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 7.500,00 als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [BP A.S.]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [BP A.S.] ter zake van het in zaak A onder 6 en in zaak B onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 52.500,00 ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat hij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 250,00.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [BP A.S.], ter zake van het in zaak B onder 6 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 45.000,00 als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
71 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [BP bedrijf 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [BP bedrijf 2] ter zake van het in zaak A onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 100.000,00 ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 250,00.

Vordering van de benadeelde partij [BP bedrijf 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [BP bedrijf 1] ter zake van het in zaak A onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 250.000,00 ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
250,00.

Vordering van de benadeelde partij [BP bedrijf 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [BP bedrijf 3] ter zake van het in zaak A onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 50.000,00 ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 250,00.

Vordering van de benadeelde partij [verzekeringsmaatschappij 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verzekeringsmaatschappij 2] ter zake van het in zaak B onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 110.739,44 ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verzekeringsmaatschappij 2], ter zake van het in zaak B onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 110.739,44 als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
75 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [BP R.T.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [BP R.T.] ter zake van het in zaak B onder 7 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 55.925,00 ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [BP R.T.], ter zake van het in zaak B onder 7 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 55.925,00 als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
89 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. G. Oldekamp en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 augustus 2015.
Mr. Oldekamp is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.