ECLI:NL:GHAMS:2015:3256

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2015
Publicatiedatum
12 augustus 2015
Zaaknummer
200.148.964/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertegenwoordiging en volmacht in overeenkomsten tussen B.V.'s

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [X] PLASTICS B.V. en ATS APPLIED TECH SYSTEMS B.V. [X] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin ATS was toegewezen in haar vordering tot betaling van € 17.139,65, inclusief rente en kosten. De kern van het geschil betreft de vraag of [B], de bedrijfsleider van [X], bevoegd was om de overeenkomst met ATS aan te gaan, en of [X] de schijn heeft gewekt dat hij daartoe gemachtigd was.

Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat [X] de schijn heeft gewekt dat [B] bevoegd was om de overeenkomst aan te gaan. Dit oordeel is gebaseerd op verschillende feiten, waaronder e-mails waarin [B] en de directeur van [X] betrokken waren bij de communicatie met ATS. Het hof oordeelt dat ATS gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [B], en dat [X] niet heeft aangetoond dat ATS had moeten twijfelen aan die bevoegdheid.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en de verantwoordelijkheden van partijen in commerciële overeenkomsten, vooral met betrekking tot vertegenwoordigingsbevoegdheid.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.148.964/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 2342962 / HA EXPL 13-1010
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 augustus 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] PLASTICS B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellante,
advocaat: mr. R.E. van de Hoef te Almere,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ATS APPLIED TECH SYSTEMS B.V.,
gevestigd te Haarlem,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.T. Eisenmann te Amstelveen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [X] en ATS genoemd.
[X] is bij dagvaarding van 30 april 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 11 maart 2014, onder bovengenoemd zaak-/rolnummer gewezen tussen ATS als eiseres en [X] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met een productie;
- akte van [X] , met een productie;
- antwoordakte van ATS.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 25 juni 2015 doen bepleiten, [X] door mr. Van de Hoef voornoemd en ATS door mr. L.M. Ravestijn, advocaat te Amstelveen, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Door respectievelijk namens partijen zijn inlichtingen verstrekt.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[X] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vordering van ATS alsnog zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
ATS heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2 tot en met 7 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.2.
[X] is een onderneming die zich toelegt op de vervaardiging van kunststof producten voor de bouw, in het bijzonder het vervaardigen van lichtkoepels. Deze lichtkoepels worden gemaakt met behulp van zogenoemde thermovomeermachines, die worden aangestuurd met een Programmable Logic Controller (PLC).
2.3.
ATS biedt oplossingen voor industriële-, proces- en informatietechnologie. Zij installeert onder meer hard- en software ten behoeve van computers en andere machines.
2.4.
In 2010 hebben partijen voor het eerst zaken met elkaar gedaan.
2.5.
In de voor deze procedure van belang zijnde periode was [A] (hierna: [A] ) de directeur van [X] . Verder werkten toen onder meer bij [X] : [B] als bedrijfsleider (hierna: [B] ) en [C] (hierna: [C] ).
[D] en [E] (hierna: [D] respectievelijk [E] ) waren destijds werkzaam bij ATS.
2.6.
Bij e-mail van 11 december 2012 heeft [B] onder meer aan [E] geschreven:
Net contact gehad met de directeur, ook de plc besproken, zijn voorkeur gaat uit naar Siemens met als software LOGO.
2.7.
[D] heeft bij e-mail van 22 januari 2013 onder meer aan [B] geschreven:
Naar aanleiding van uw bespreking met dhr. [E] aangaande het vervangen van een Festo PLC stuur ik u bijgaand ons voorstel toe. Gezien de vraagstelling hebben wij gekozen voor het Siemens Logo!platform.
Als bijlage bij deze e-mail was gevoegd het Project Initiation Document [X] Plastics B.V. (hierna: de offerte). [B] heeft de e-mail aan [A] doorgezonden.
2.8.
[C] heeft bij e-mail van 28 januari 2013, in vervolg op de onder 2.7 vermelde e-mail, aan [D] geschreven:
Namens dhr. [B] geef ik u hierbij opdracht om onderstaande voorstel uit te voeren. Gaarne contact opnemen met onderstaande, i.v.m. de niet altijd aanwezigheid van dhr. [B] .'
2.9.
De door ATS aan [X] gestuurde Sales Order Confirmation van 8 februari 2013 met betrekking tot voornoemd project is door [C] ondertekend en geretourneerd aan ATS.
2.10.
Op verzoek van [X] heeft ATS de aanvankelijk voor het project gestuurde factuur gesplitst in twee (deel)facturen. Deze zijn op 3 april 2013 aan [X] toegezonden.
2.11.
ATS heeft de PLC in april 2013 naar [X] gestuurd. Een werknemer van [X] heeft de oude PLC vervangen door de nieuwe en voor de bedrading gezorgd. Vanaf dat moment kon de machine niet worden gebruikt in afwachting van de in bedrijfstelling van de nieuwe PLC door ATS.
2.12.
Bij e-mail van 14 mei 2013 heeft ATS onder meer het volgende aan [B] geschreven:
Maandag 6 mei j.l. zijn we bij jullie geweest voor de inbedrijfstelling van de Festo PLC. Helaas hebben we geen werkzaamheden kunnen uitvoeren, mede door diverse bedradingsfouten die de werking van de PLC verstoorden.
2.13.
[B] heeft in een e-mail van 16 mei 2013 aan ATS geschreven:
Tijdens het opnieuw bedraden zijn we een 2 relais tegengekomen wat volgens mij wel met de plc geregeld kan worden.
Het gaat om de uitgangen blazen, deze zouden gestuurd moeten worden door de twee vrije ingangen (dmv fotocellen)
Dit regelt namelijk hoe hoog de koepel wordt.
Is e.e.a nog in te passen?
2.14.
Diezelfde dag heeft ATS onder meer bij e-mail aan [B] geschreven:
Het is mogelijk om deze aanpassing uit te voeren. Dit betekent dat de software wel aangepast moet worden en opnieuw moet worden getest.
Wel willen wij benadrukken dat deze aanpassing niet gespecificeerd is in het Design Document en valt hierdoor buiten de scope van het project. Wij verwachten ca. 6 uur nodig te hebben voor deze wijziging en zullen deze tegen ons standaard off-site uurtarief doorbelasten.
Graag ontvangen wij een akkoord, zodat we een Change Request kunnen opsturen en de extra werkzaamheden kunnen inplannen voor morgen, vrijdag 17 mei. Dit betekent dat de werkzaamheden voor de inbedrijfstelling van de Festo PLC zullen verzetten naar volgende week.
2.15.
Bij e-mail van 17 mei 2013 heeft [B] ATS geschreven akkoord te gaan met de extra werkzaamheden en op 19 mei 2013 heeft [B] het door ATS gestuurde Request for Change ondertekend en geretourneerd aan ATS.
2.16.
[X] heeft de door ATS aan haar gestuurde facturen voor een totaal bedrag van € 17.139,65, inclusief btw, inzake voornoemd project, met inbegrip van de kosten verbonden aan het Request for Change, niet voldaan, ondanks daartoe strekkende sommatie. ATS heeft haar werkzaamheden vervolgens opgeschort. Deze zijn in opdracht van [X] door een derde uitgevoerd in augustus 2013.

3.Beoordeling

3.1.
ATS heeft in eerste aanleg gevorderd [X] te veroordelen tot betaling van € 17.139,65, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
[X] heeft daartegen aangevoerd dat geen geldige overeenkomst is tot stand gekomen, omdat [B] niet bevoegd was namens haar een overeenkomst met een dergelijk financieel belang aan te gaan.
3.2.
De kantonrechter heeft dit verweer verworpen. De gevorderde hoofdsom is toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en een bedrag voor buitengerechtelijke incassokosten. [X] is veroordeeld tot betaling van de gedingkosten.
3.3.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [X] met haar grieven op.
3.4.
Grief Iis gericht tegen de overweging van de kantonrechter dat [X] bij ATS de schijn heeft gewekt dat [B] bevoegd was de onderhavige overeenkomst aan te gaan. Volgens [X] wist ATS dat haar directeur zijn akkoord moest geven voor het sluiten van de overeenkomst. Voorafgaand aan de twee eerdere contracten tussen partijen, waarmee substantieel lagere bedragen waren gemoeid, was steeds aan ATS gemeld dat goedkeuring van de directie van [X] was verkregen voor het aangaan daarvan. Naar aanleiding van het voorstel van ATS van 22 januari 2013 is noch door [B] , noch door een andere medewerker van [X] gereageerd met een onvoorwaardelijk akkoord van de directie. [B] heeft naar aanleiding van het voorstel geen vragen gesteld en niet kenbaar gemaakt dat de offerte met de directie [X] is besproken. Uit het enkele feit dat [C] heeft bericht dat [B] akkoord ging mocht niet worden afgeleid dat de directie zonder meer akkoord was met het voorstel. De omstandigheid dat [B] bij eerdere opdrachten en ook in dit geval de contactpersoon was, maakt niet dat [X] daarmee de schijn heeft gewekt dat [B] gevolmachtigd was tot het sluiten van een overeenkomst met een veel groter belang dan bij de eerdere opdrachten. Bij gebreke van expliciete goedkeuring van de directie had het op de weg van ATS gelegen onderzoek te doen naar de bevoegdheid van [B] , in ieder geval de gebruikelijke instemming van de directie moeten verlangen en geen genoegen mogen nemen met het bericht van [C] dat [B] akkoord was met het voorstel. Dit geldt temeer omdat [B] , voordat met de uitvoering van het project was begonnen, heeft verzocht om splitsing van de factuur. De directie was niet op de hoogte van de uitvoering van het project. Vrijwel meteen nadat [A] rechtstreeks is aangeschreven door ATS in verband met het onbetaald laten van de facturen, is door [X] de gepretendeerde schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid weggenomen door aan te geven niet bekend te zijn met de offerte, noch met de overeenkomst, aldus nog steeds [X] .
3.5.
Bij de beoordeling van het geschil is uitgangspunt dat voor toerekening van de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid aan [X] ook plaats kan zijn wanneer ATS gerechtvaardigd heeft vertrouwd op het verlenen van volmacht aan [B] op grond van feiten of omstandigheden die voor risico van [X] komen en waaruit naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
3.6.
De kantonrechter heeft de volgende omstandigheden ten grondslag gelegd aan haar oordeel dat [X] de schijn heeft gewekt dat [B] toereikend was gevolmachtigd tot het aangaan van de overeenkomst met ATS.
( i) De e-mail van 11 december 2012, waaruit bleek dat [B] contact had gehad met de directeur van [X] inzake het project.
(ii) De niet betwiste verklaringen van [D] en [E] dat [B] voor aanvang van het project en tijdens de uitvoering daarvan geregeld intern overleg diende te plegen met de directeur van [X] .
(iii) De erkenning van [X] dat [B] de e-mail van 22 januari 2013, waarin ATS een voorstel voor het project deed, aan de directeur van [X] heeft doorgestuurd.
(iv) De door [X] gestelde omstandigheid dat de offerte die als bijlage bij die e-mail van 22 januari 2013 was gevoegd niet aan de directeur is doorgestuurd, als gevolg waarvan deze de in de offerte vermelde prijzen niet heeft gezien, betreft een interne kwestie die binnen de risicosfeer van [X] valt. In deze e-mail wordt bovendien uitdrukkelijk gerefereerd aan het project, waarbij wordt verwezen naar de bijlage (‘het voorstel’).
( v) [X] betwist niet dat haar directeur op de hoogte was van de aanname en uitvoering van het project door ATS, welke uitvoering ook intern binnen het bedrijf van [X] heeft plaatsgevonden. Het had op de weg van de directeur van [X] gelegen om zich te vergewissen van de daaraan verbonden kosten.
3.7.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kantonrechter en maakt dat tot het zijne. Naar aanleiding van de stellingen van [X] in hoger beroep en de door de kantonrechter genoemde omstandigheden overweegt het hof nog het volgende.
(i) Uit de e-mail van 11 december 2012 aan ATS bleek ook dat de directeur van [X] een keuze had gemaakt voor de in die e-mail nader genoemde PLC en software.
(ii) Na het genomen principebesluit zoals vermeld in de e-mail van [B] aan ATS van 11 december 2012, gevolgd door het voorstel van ATS van 22 januari 2013, waarvan de directeur van [X] kennisnam doordat [B] de desbetreffende e-mail (al dan niet met bijlage) aan hem doorstuurde had de directeur zich behoren te vergewissen van de aan het project verbonden kosten. De betwisting door [X] in haar memorie van grieven dat haar directeur op de hoogte was van de uitvoering van het project is hierbij niet van wezenlijke betekenis. Overigens heeft [X] deze betwisting onvoldoende toegelicht. Zij heeft immers – ook in hoger beroep – de hiervoor onder 3.6. (ii) genoemde verklaringen van [D] en [E] niet (gemotiveerd) bestreden. Bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep is gebleken dat [X] een relatief kleine onderneming was en is (ongeveer 20 medewerkers en een wisselend aantal uitzendkrachten, gevestigd op één locatie, te weten een gebouw van ongeveer 1000 m², waar ook de directeur kantoor houdt) en dat de directeur daar ‘alles in de gaten houdt’. Een medewerker van [X] heeft de door ATS opgestuurde PLC in de machine ingebouwd en deze stond vervolgens stil in afwachting van testen en inbedrijfstelling door ATS. De desbetreffende machine was goed voor 25% tot 30% van de productie. ATS is begin mei 2013 op de locatie van [X] geweest om werkzaamheden te verrichten in verband met de inbedrijfstelling van de machine. Ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep heeft [X] verklaard dat haar directeur op een gegeven moment wel heeft waargenomen dat de machine stilstond en er werkzaamheden werden verricht en dat de directeur vond dat die werkzaamheden ook moesten gebeuren, maar dat [B] eerst overleg met hem had moeten plegen over de kosten. Deze verklaring bij pleidooi is, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te rijmen met haar stelling dat [A] niet op de hoogte was van de uitvoering van het project.
(iii) [X] kan in het verlengde van een en ander niet worden gevolgd in haar stelling dat ATS had moeten onderzoeken of de directeur van [X] instemde met het aangaan van de overeenkomst. In het licht van de inhoud van de e-mail van 11 december 2012 mocht ATS gerechtvaardigd erop vertrouwen dat de directeur van [X] van haar voorstel, met inbegrip van de prijsopgave had kennisgenomen en dat de e-mail van 28 januari 2013 van [C] namens [B] volgde op een akkoord van deze directeur. Hieraan doet niet af dat de e-mail van 28 januari 2013 van [C] relatief snel volgde op de e-mail van ATS met het voorstel, terwijl volgens de verklaring van [E] bij de comparitie in eerste aanleg bij eerdere gelegenheden in geval van intern overleg langere tijd respectievelijk enige tijd eroverheen ging voordat [X] uitsluitsel gaf. Dat geldt in het bijzonder omdat ATS door de e-mail van 11 december 2012 bekend was met het door de directeur van [X] genomen principebesluit. De overige stellingen die van [X] in het kader van deze grief naar voren heeft gebracht, kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Grief I faalt.
3.8.
Ter toelichting op
grief IIheeft [X] aangevoerd dat zij, voor zover al een overeenkomst tot stand gekomen zou zijn, niet het gevorderde bedrag is verschuldigd omdat dat is gebaseerd op een succesvolle uitvoering van de opdracht en oplevering van een werkende machine met nieuwe software. ATS heeft niet conform de opdracht gepresteerd. [X] heeft de PLC teruggestuurd naar ATS. Aan materialen was in de offerte een bedrag van € 1.379,=, exclusief btw, opgenomen.
3.9.
De overeenkomst van partijen moet, gelet op de inhoud daarvan, worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht. De omstandigheid dat ATS in het kader van de overeenkomst naast de vier fasen van het project (bestaande uit Project Initiatie, Design, Implementatie en Installatie en ingebruikname) materialen heeft geleverd voor een bedrag van minder dan € 1.500,= exclusief btw, betekent niet dat zij zich jegens [X] heeft verplicht een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren. Het gaat derhalve niet om een overeenkomst van aanneming van werk, zoals [X] in het kader van deze grief heeft bepleit.
3.10.
Ingevolge artikel 7:411 BW heeft ATS recht op het volle loon indien het einde van de overeenkomst aan [X] is toe te rekenen en de betaling van het volle loon redelijk is, gelet op de omstandigheden van het geval. Voor zover aan de zijde van ATS besparingen ontstaan door het vroegtijdige einde van de overeenkomst dienen deze van het volle loon te worden afgetrokken.
3.11.
[X] kan niet worden gevolgd in haar stelling dat het einde van de overeenkomst niet aan haar is toe te rekenen. Nadat ATS [X] heeft gesommeerd tot betaling van de twee toen openstaande facturen en haar directeur had aangeschreven wegens het uitblijven van betaling van die facturen is [X] zich ten onrechte, zoals blijkt uit hetgeen naar aanleiding van grief I is overwogen, op het standpunt gaan stellen dat geen rechtsgeldige overeenkomst was gesloten. [X] verkeerde daardoor in verzuim ter zake van de betaling van de openstaande facturen en ATS kon haar werkzaamheden opschorten totdat [X] aan haar betalingsverplichting voldeed. Dat heeft [X] nimmer gedaan en zij heeft de werkzaamheden door een derde laten verrichten. Hieruit volgt dat het einde van de overeenkomst aan [X] is te wijten. Zij kan ATS niet op goede gronden tegenwerpen dat zij de opdracht niet heeft voltooid.
3.12.
Het hof acht betaling van het volle loon aan ATS redelijk. [X] heeft niet gemotiveerd weersproken dat ATS de werkzaamheden op 6 mei 2013 had kunnen afronden, ware het niet dat met name – door [X] te herstellen – bedradingsfouten daaraan in de weg stonden. De werkzaamheden waren dus grotendeels voltooid en, voor zover dat niet het geval was, komt dat voor rekening van [X] . Beoordeeld dient te worden of op het volle loon besparingen als hiervoor onder 3.10 bedoeld in mindering moeten worden gebracht.
3.13.
[X] heeft niet gemotiveerd weersproken dat zij de PLC zonder de originele verpakking, met verfomfaaide handleidingen en aanpassingen en beschadigingen heeft teruggestuurd naar ATS en dat deze voor ATS geen (commerciële) waarde meer vertegenwoordigde. Van een besparing aan de zijde van ATS kan dus niet worden gesproken.
3.14.
Voor zover [X] heeft aangevoerd dat de PLC niet over voldoende geheugen beschikte om eventuele toekomstige uitbreidingen in regelfunctie te kunnen realiseren, volgt hieruit niet dat de door ATS geleverde PLC niet aan de overeenkomst voldeed. Dit verweer kan dus ook niet leiden tot het in mindering brengen van de met de PLC gemoeide kosten.
3.15.
Bij akte in hoger beroep, nader toegelicht bij pleidooi heeft [X] aangevoerd dat nog twee posten als besparingen hebben te gelden. Te weten het voor fase 4 verschuldigde bedrag van € 2.580,=, en het in het Request for Change begrote bedrag van € 570,=. Beide bedragen hebben betrekking op niet door ATS uitgevoerde werkzaamheden.
3.16.
Het hof is van oordeel dat [X] , in het licht van de zogenoemde twee-conclusie regel, te laat, want niet bij de memorie van grieven, een beroep heeft gedaan op deze gestelde besparingen. Hoe dan ook had dit beroep haar niet kunnen baten, omdat haar stelling nog niet met zich brengt dat aan de zijde van ATS hierdoor een daadwerkelijke besparing is ontstaan, hetgeen ATS heeft bestreden. ATS heeft daaraan nog toegevoegd dat zij door het einde van de overeenkomst enkel verlies heeft geleden op het punt van omzet en winstmarge.
3.17.
Voor zover [X] heeft aangevoerd dat zij het in het Request for Change begrote bedrag niet is verschuldigd omdat het ziet op werkzaamheden die onder de overeenkomst vielen, valt deze stelling niet te rijmen met de e-mail van [B] van 17 mei 2013, waarin hij de desbetreffende werkzaamheden, in navolging van ATS, aanduidt als extra werkzaamheden, noch met het door hem ondertekenen van het Request for Change. Tegen deze achtergrond kan de stelling van [X] niet leiden tot het in mindering brengen van het in het Request for Change begrote bedrag.
3.18.
Ook grief II faalt.
3.19
Grief IIIis gericht tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg. Ook deze grief faalt. De kantonrechter heeft [X] als de in het ongelijk gestelde partij, terecht belast met de kosten van het geding.
3.20.
Het bewijsaanbod van [X] heeft geen betrekking op feiten die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, zodat dit als niet ter zake dienend wordt verworpen.
3.21.
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [X] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van ATS begroot op € 1.920,= aan verschotten en € 2.682,= voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.H.C. van Harmelen, C. Uriot en M.E. van Rossum en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2015.