In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [X] PLASTICS B.V. en ATS APPLIED TECH SYSTEMS B.V. [X] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin ATS was toegewezen in haar vordering tot betaling van € 17.139,65, inclusief rente en kosten. De kern van het geschil betreft de vraag of [B], de bedrijfsleider van [X], bevoegd was om de overeenkomst met ATS aan te gaan, en of [X] de schijn heeft gewekt dat hij daartoe gemachtigd was.
Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat [X] de schijn heeft gewekt dat [B] bevoegd was om de overeenkomst aan te gaan. Dit oordeel is gebaseerd op verschillende feiten, waaronder e-mails waarin [B] en de directeur van [X] betrokken waren bij de communicatie met ATS. Het hof oordeelt dat ATS gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [B], en dat [X] niet heeft aangetoond dat ATS had moeten twijfelen aan die bevoegdheid.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en de verantwoordelijkheden van partijen in commerciële overeenkomsten, vooral met betrekking tot vertegenwoordigingsbevoegdheid.