ECLI:NL:GHAMS:2015:3244
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van declaraties door een advocatenkantoor en de vraag wie de opdrachtgever is, met aandacht voor de gevolgen van de afschaffing van de WTBZ en de kantoorklachtenregeling voor advocaten
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een vordering tot betaling van declaraties door [X] & PARTNERS B.V. aan [Y] HORECA B.V. [X] heeft in de periode van april tot en met september 2008 facturen verzonden aan [Y] voor diverse werkzaamheden, maar [Y] heeft deze facturen niet betaald. [X] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de vordering van [X] gedeeltelijk had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [Y] niet had betwist dat [X] werkzaamheden had verricht, maar dat de vordering tot betaling van de facturen voor werkzaamheden verricht na 28 mei 2008 onvoldoende was onderbouwd. In hoger beroep heeft [X] vijf grieven ingediend tegen deze beslissing, terwijl [Y] in incidenteel appel één grief heeft ingediend tegen het oordeel van de rechtbank dat [Y] niet voldoende had betwist dat zij opdrachtgever was voor de werkzaamheden van vóór 28 mei 2008.
Het hof heeft vastgesteld dat de eerste gedeclareerde activiteit van [X] een bespreking was met [B] op 5 december 2007, en dat [Y] geen bezwaren heeft aangetekend tegen de facturen die aan haar zijn gestuurd. Het hof oordeelt dat [X] [Y] als haar opdrachtgever mocht beschouwen, zowel voor de werkzaamheden vóór als na 28 mei 2008. Het hof heeft de zaak aangehouden om [Y] in de gelegenheid te stellen haar klachten over de declaraties voor de periode na 28 mei 2008 ter beoordeling voor te leggen aan de raad van toezicht van de orde van advocaten, nu de WTBZ per 1 januari 2015 is afgeschaft. De beslissing van het hof houdt in dat de zaak wordt verwezen naar de rol van 1 december 2015 voor verdere behandeling.