Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de door de man te betalen kinderbijdrage na de echtscheiding. De man is op 23 oktober 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn verzoek om wijziging van de alimentatie werd afgewezen. De man stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, omdat zijn draagkracht is gestegen en die van de vrouw is veranderd. De vrouw betwist dit en stelt dat de man zijn verplichtingen niet kan verlagen zonder dat er een relevante wijziging van omstandigheden is.
De feiten zijn als volgt: partijen zijn in 1997 gehuwd en hebben drie kinderen. Bij de echtscheiding in 2011 is een ouderschapsplan opgesteld waarin de man een bijdrage van € 400,- per kind per maand is overeengekomen. De man heeft in hoger beroep verzocht om deze bijdrage te verlagen naar € 713,- per maand, terwijl de vrouw de oorspronkelijke beschikking wil handhaven.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en beoordeeld of er sprake is van een wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof concludeert dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat de alimentatie aangepast moet worden. De rechtbank heeft de man terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, maar het hof vernietigt deze beschikking omdat dit niet op inhoudelijke gronden had moeten gebeuren. Het verzoek van de man wordt afgewezen, en de oorspronkelijke alimentatie blijft gehandhaafd.