ECLI:NL:GHAMS:2015:3155

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
3 augustus 2015
Zaaknummer
200.144.351/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verhoging van het onderzoeksbudget in een vennootschapsrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2015 een beschikking gegeven inzake het verzoek van Recalcico Beheer B.V. om het budget voor een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Xeikon N.V. te verhogen. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van 22 juli 2014, waarin het budget was vastgesteld op € 50.000. De onderzoeker, mr. J.M. Blanco Fernández, had op 7 juli 2015 verzocht om een verhoging van het budget met € 85.000, omdat de omvang van de te onderzoeken emailcorrespondentie veel groter was dan aanvankelijk verwacht. Xeikon N.V. heeft bezwaar gemaakt tegen deze verhoging, stellende dat de onderzoeker niet tijdig had aangegeven dat het budget overschreden zou worden.

De Ondernemingskamer heeft het bezwaar van Xeikon verworpen. De rechtbank oordeelde dat Xeikon niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op een beperkt additioneel bedrag, gezien eerdere signalen van de onderzoeker over de ontoereikendheid van het budget. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de onderzoeker voldoende onderbouwing had gegeven voor de kosten die hij had gemaakt en de kosten die hij nog verwachtte te maken. De Ondernemingskamer heeft het verzoek van de onderzoeker om het budget te verhogen toegewezen en het maximale bedrag voor het onderzoek vastgesteld op € 135.000, exclusief omzetbelasting. Xeikon werd verplicht om zekerheid te stellen voor de betaling van dit bedrag.

Deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is ondertekend door de voorzitter en de raadsheren van de Ondernemingskamer.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.144.351/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 21 juli 2015
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RECALCICO BEHEER B.V.,
gevestigd te Boekel,
als gevolmachtigde en vertegenwoordiger van:
[A] , wonende te [....] ,
[B] , wonende te [....] ,
[C] , wonende te [....] ,
[D] , wonende te [....] ,
[E] , wonende te [....] ,
[F] , wonende te [....] ,
[G] , wonende te [....]
VERZOEKSTER,
advocaten:
mrs. J.M. van den Bergen
M. Wolters, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de naamloze vennootschap
XEIKON N.V.,
gevestigd te Eede,
VERWEERSTER,
advocaten:
mrs. E.M. Soerjatinen
M-C. Leijten, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen zullen hierna Recalcico en Xeikon worden genoemd.
1.2
Bij beschikking van 22 juli 2014 heeft de Ondernemingskamer op verzoek van Recalcico een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Xeikon over de periode vanaf 2008 en het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 50.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen. Bij beschikking van 24 juli 2014 heeft de Ondernemingskamer mr. J.M. Blanco Fernández (hierna: de onderzoeker) aangewezen als onderzoeker.
1.3
Op 7 juli 2015 heeft de onderzoeker de Ondernemingskamer verzocht het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten te verhogen met € 85.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen. De Ondernemingskamer heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich over deze verhoging uit te laten.
1.4
Bij brief van 14 juli 2015 aan de Ondernemingskamer heeft mr. Soerjatin namens Xeikon bezwaar gemaakt tegen de gevraagde verhoging van de kosten van het onderzoek.
1.5
Bij brief van 15 juli 2015 heeft mr. Van den Berg de Ondernemingskamer bericht dat Recalcico met het verzoek van de onderzoeker instemt.

2.De gronden van de beslissing

2.1
De onderzoeker heeft bij zijn verzoek een tweede voortgangsrapportage, gedateerd 7 juli 2015, gevoegd. Daarvan maakt deel uit een specificatie van de tot 30 juni 2015 door hem gemaakte uren en kosten, volgens welke hij € 93.697,80 aan kosten heeft gemaakt. Verder meldt de onderzoeker dat hij op 3 juli 2015 ruim 40.000 digitale documenten afkomstig uit emailboxen van drie voormalige bestuurders van Xeikon (hierna: de Emailboxen) tot zijn beschikking heeft gekregen. Hij geeft hierover te kennen:
“(…) Het is nog te vroeg om conclusies te trekken, maar op basis van een kleine steekproef heeft de onderzoeker de indruk dat de emailcorrespondentie voor het onderzoek zeer relevant is. De grote omvang van de correspondentie heeft wel als keerzijde dat het onderzoek meer tijd vergt. (…)”
Volgens de onderzoeker berust zijn verzoek het onderzoeksbudget met in totaal € 85.000 te verhogen, mede op een schatting van de tijd die gemoeid zal zijn met het bestuderen van de emails.
2.2
Volgens Xeikon heeft de onderzoeker verzuimd om na het uitbrengen van zijn eerste voortgangsrapportage van 24 december 2014, tijdig een signaal af te geven dat het beschikbare onderzoeksbudget was overschreden, te melden wat de omvang van de overschrijding was en (eerder) te verzoeken om een kostenverhoging. Een dergelijk signaal had de onderzoeker in ieder geval moeten afgeven ten tijde van zijn verzoek aan de raadsheer-commissaris Xeikon te bevelen hem inzage te geven in notulen en de Emailboxen, waarop de raadsheer-commissaris heeft beslist bij beschikking van 23 april 2015. Xeikon stelt aan het uitblijven van een eerder signaal van de onderzoeker het vertrouwen ontleend te hebben dat een eventueel additioneel onderzoeksbedrag beperkt zou zijn.
2.3
De Ondernemingskamer ziet in dit bezwaar van Xeikon geen grond voor afwijzing van de verzochte kostenverhoging. Omdat de onderzoeker reeds in zijn eerste voortgangsrapportage van 24 december 2014 de verwachting heeft uitgesproken dat het in de beschikking van 22 juli 2014 vastgestelde budget ontoereikend zou zijn en omdat Xeikon, zoals volgt uit de beschikkingen van de raadsheer commissaris van 10 november 2014 en 23 april 2015, blijk heeft gegeven van een te beperkte opvatting over de reikwijdte van het onderzoek en de omvang van de aan de onderzoeker ter beschikking te stellen informatie, kon Xeikon er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat geen verzoek als het onderhavige tot verhoging van het onderzoeksbudget zou worden gedaan.
2.4
Daarnaast acht Xeikon de door de onderzoeker naar verwachting te maken toekomstige kosten van meer dan € 41.000 in verband met het bestuderen van emailcorrespondentie, gelet op de door Xeikon reeds verstrekte informatie en gegeven toelichtingen, disproportioneel. Dienaangaande stelt de Ondernemingskamer voorop dat de onderzoeker in beginsel vrij is in de inrichting van het onderzoek en het verslag.
2.5
Dienaangaande stelt de Ondernemingskamer voorop dat de onderzoeker in beginsel vrij is in de inrichting van het onderzoek en het verslag. De voortgangsrapportage van 7 juli 2015 rechtvaardigt niet de verwachting dat de onderzoeker onredelijke of onnodige kosten zal maken. De onderzoeker heeft zowel de door hem reeds gemaakte kosten als de kosten die hij nog verwacht te zullen moeten maken voldoende toegelicht. Het verzoek komt de Ondernemingskamer niet onredelijk voor. De Ondernemingskamer zal voormeld verzoek van de onderzoeker dan ook toewijzen.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verhoogt het bedrag dat het bij de beschikking van 22 juli 2014 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Xeikon N.V., gevestigd te Eede, ten hoogste mag kosten tot € 135.000, de omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Xeikon N.V. en dat zij ten behoeve van de onderzoeker op zijn verzoek en op de door hem te bepalen wijze (aanvullende) zekerheid dient te stellen voor de betaling van (de verhoging van) dit bedrag;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.C. Faber en mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en drs. M.A. Scheltema, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Meerdink-Schenau, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 21 juli 2015.