Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de bepaling van de kinderalimentatie voor een minderjarige die nooit in gezinsverband met de ouders heeft gewoond. De man, die in hoger beroep is gekomen, heeft een eenmanszaak en heeft zijn financiële situatie gepresenteerd aan het hof. De vrouw, die met de minderjarige een eenoudergezin vormt, heeft ook haar financiële situatie uiteengezet. Het hof heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 365,- per maand, gebaseerd op het inkomen van de vrouw in 2010, en de draagkracht van de man op € 213,- per maand. De man heeft verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, terwijl de vrouw verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep. Het hof heeft geoordeeld dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek en heeft de draagkracht van beide partijen beoordeeld. De man heeft geen bewijs geleverd van zijn schulden, waardoor het hof geen rekening heeft gehouden met deze schulden bij de bepaling van de draagkracht. De uiteindelijke beslissing van het hof was dat de man een bijdrage van € 150,- per maand moet betalen tot 1 januari 2015, en vanaf die datum € 20,- per maand, rekening houdend met de ontvangen kindgebonden budget.