Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1opkomt tegen hetgeen de kantonrechter bij die feiten heeft vermeld zal het hof dit hierna, bij de beoordeling van het hoger beroep, voor zover daarvoor van belang, in zijn overwegingen betrekken. Voor het overige bestaat over de juistheid van de door de kantonrechter vastgestelde feiten geen geschil, zodat in zoverre ook het hof van die feiten zal uitgaan.
3.Beoordeling
- de restant hoofdsom wordt afgemaakt op E 6.500,00
- de hoofdsom wordt vermeerderd met de kosten van het incassobureau
- de zaak wordt bij het incassobureau teruggenomen
- u betaalt met ingang van deze maand E 100,00 per maand
- u geeft uiterlijk 1 maart 2013een update van uw situatie, zodat kan worden bezien of er per maand meer kan worden betaald
- uiterlijk 1 maart 2014is het totaal betaald
- wanneer er 1 keer een termijn niet is betaald vervalt de regeling en is het totaal op dat moment terstond opeisbaar (en zal er titel worden gehaald bij de rechter)
- [A] zal ook een totaal factuur worden gezonden, waarop [A] vrijelijk kan betalen
- over een half jaar gaan we andermaal bespreken of er door u/ [A] dàt kan worden aangeboden dat zal maken dat van u als privépersoon wordt afgezien’.
grief 4), dat [X] Advocaten de werkzaamheden niet goed heeft verricht en daarmee wanprestatie heeft gepleegd (
grief 6) en dat de declaraties van [X] Advocaten te hoog waren (
grief 5) en een begrotingsprocedure zou moeten worden gevolgd (grief 2). Ook behelzen de grieven de stelling dat de kantonrechter ten onrechte van oordeel was dat [appellante] niet tijdig over de werkzaamheden van [X] Advocaten en de in rekening gebrachte bedragen heeft geklaagd (
grieven 7 en 8).
grief 9dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat zij een betalingsregeling heeft afgesproken en niet is nagekomen. Ter toelichting daarop stelt zij dat zij de desbetreffende regeling nooit voor akkoord heeft ondertekend en overigens een bedrag van € 500,- ter zake van door [appellante] betaalde incassokosten verrekend zou moeten worden. [appellante] stelt voorts dat vanaf december 2012 op het bedrag van € 6.500,- werd afgelost, maar dat er nadien geen update of totaalfactuur is gekomen. Zij heeft getracht mee te werken, aldus [appellante] . In deze procedure beroept zij zich echter ten aanzien van de betalingsregeling op dwaling en roept daarom de vernietiging van die overeenkomst in. De dwaling bestaat er volgens haar in dat op het moment van het sluiten van de betalingsregeling de facturen waren gebaseerd op niet tussen partijen gemaakte afspraken, dat [X] Advocaten veel te veel uren had gedeclareerd, welke zij niet kan verantwoorden en dat [appellante] voor gefinancierde rechtshulp in aanmerking kwam. [X] Advocaten heeft haar onjuiste mededelingen gedaan en de betalingsregeling zou niet zijn overeengekomen bij een juiste voorstelling van zaken.
grief 10dient [appellante] een vordering in ter zake van kosten van gelegd beslag. Deze vordering is niet-ontvankelijk omdat niet voor het eerst in hoger beroep een vordering in reconventie kan worden ingesteld. De grief faalt.
grief 11klaagt [appellante] erover dat de kantonrechter de vordering aan rente en incassokosten heeft toegewezen. [appellante] betwist de hoogte van de bedragen en stelt zich op het standpunt dat de gevorderde incassokosten onder de noemer proceskosten vallen. De grief faalt omdat [appellante] niet heeft onderbouwd waarom de gevorderde rente onjuist zou zijn, terwijl de (buitengerechtelijke) incassokosten een vordering tot schadevergoeding ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW betreft, die niet onder de proceskosten (als bedoeld in 237 Rv) wordt begrepen en afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komt. De stelling van [appellante] dat zij geen aanmaningen heeft ontvangen is in het licht van de uitvoerige correspondentie tussen partijen die zich bij de gedingstukken bevindt en waarin [X] Advocaten telkenmale aandringt op betaling, eveneens onvoldoende gemotiveerd.