ECLI:NL:GHAMS:2015:3074

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2015
Publicatiedatum
27 juli 2015
Zaaknummer
200.156.136-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over reparatie van een automatische versnellingsbak en toerekenbare tekortkoming

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], die in 2006 een Nissan bestelbus heeft gekocht bij [X] NOORD B.V., en [X] over de reparatie van een defecte versnellingsbak. [appellant] heeft de Nissan op 29 mei 2012 ter reparatie aangeboden bij [X], die daarop werkzaamheden heeft verricht en een factuur heeft gestuurd van € 2.333,85. [appellant] heeft deze factuur niet betaald, waarna [X] juridische stappen heeft ondernomen. In reconventie heeft [appellant] schadevergoeding gevorderd voor onderzoekskosten en kleine reparaties. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen de vorderingen van [X] toegewezen en die van [appellant] afgewezen.

In hoger beroep heeft [appellant] de bestreden vonnissen bestreden, stellende dat de reparatie niet deugdelijk is uitgevoerd en dat er een mankement aan de versnellingsbak kleefde. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen en dat er geen toerekenbare tekortkoming door [X] is aangetoond. Het hof heeft het rapport van deskundige Dekra in overweging genomen, waaruit bleek dat de werkzaamheden correct zijn uitgevoerd en dat er geen bewijs was voor een storing in de kabelboom, zoals [appellant] had aangevoerd.

Het hof heeft de grief van [appellant] verworpen en het eindvonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Tevens is [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de overige vonnissen. [appellant] is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn begroot op € 704,- aan verschotten en € 632,- voor salaris, met een toevoeging voor nasalaris.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.156.136/01
zaaknummer rechtbank (Amsterdam) : 2430456 CV EXPL 13-25852
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 juli 2015
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J.A. Oudendijk te Amsterdam,
tegen
[X] NOORD B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.H.J. Slager te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [X] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 12 augustus 2014 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 24 december 2013, 25 februari 2014, 11 maart 2014 en 13 mei 2014, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [X] als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, en [appellant] als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen in conventie en in reconventie zal vernietigen en bij arrest - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog in conventie de vorderingen van [X] zal afwijzen en haar in reconventie zal veroordelen tot betaling van schadevergoeding van € 2.371,60, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2013, en met beslissing over de proceskosten.
[X] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis van 13 mei 2014, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist is het volgende komen vast te staan.
a. [appellant] heeft in 2006 een bestelbus, merk Nissan, model Primastar 2.5 Dci 125 (hierna: de Nissan), gekocht bij [X] .
b. Op 29 mei 2012 heeft [appellant] de Nissan ter reparatie van een defecte versnellingsbak bij [X] gebracht.
c. [X] heeft hierop werkzaamheden aan de Nissan verricht en [appellant] daarvoor een factuur gedateerd 24 juli 2012 gezonden ter hoogte van € 2.333,85.
d. [appellant] heeft de factuur onbetaald gelaten.
e. Daarop heeft [X] , na aanmaning en sommatie, [appellant] in rechte betrokken en betaling van de factuur gevorderd, alsmede schadevergoeding ter zake buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. In reconventie heeft [appellant] een vordering tot vergoeding van schade ingediend (betreffende onderzoekskosten en kleine reparaties).

3.Beoordeling

3.1
De kantonrechter heeft bij vonnis van 25 februari 2014 Dekra Automotive B.V. te Alkmaar (hierna: Dekra) tot deskundige benoemd teneinde een deskundigenbericht uit te brengen over een aantal in dat vonnis geformuleerde vragen (hierna onder 3.3 weer te geven). Dekra heeft op 21 maart 2014 een rapport van expertise uitgebracht. Mede op basis van de inhoud van dat rapport heeft de kantonrechter bij vonnis van 13 mei 2014 (hierna: het eindvonnis) in conventie de vorderingen van [X] toegewezen en in reconventie de vordering van [appellant] afgewezen.
3.2
Tegen die beslissingen van de kantonrechter en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met één grief op. Met de grief klaagt [appellant] erover dat de kantonrechter in rechtsoverweging 8 van het eindvonnis eraan voorbijgaat dat er – ook na de onder 2.b bedoelde reparatie – een mankement aan de Nissan kleefde, te weten een storing aan de versnellingsbak. Ter toelichting stelt [appellant] dat dit een terugkerend defect betrof aan het voorgloeisysteem, dat een storing in het motormanagement veroorzaakte en waarvoor hij de auto ter reparatie naar [X] had gebracht. Volgens [appellant] is die reparatie niet naar behoren verricht omdat de Nissan ook nadien niet in staat was automatisch te schakelen en heeft hij daarover herhaaldelijk geklaagd bij [X] . Ondanks het bewijsaanbod van een en ander heeft de kantonrechter - ten onrechte - geoordeeld dat de reparatie deugdelijk zou zijn uitgevoerd en dat hij niet over het uitblijven van een deugdelijke reparatie zou hebben geklaagd, aldus [appellant] .
3.3
Anders dan [appellant] in zijn grief naar voren brengt heeft hij in eerste aanleg weliswaar betoogd dat hij de Nissan ter reparatie naar [X] heeft gebracht in verband met het niet functioneren van de automatische stand van de versnellingsbak, maar heeft hij daarbij aangevoerd dat dit defect, zoals hem bleek na raadpleging van diverse garagebedrijven, te wijten was aan een elektrische storing in de kabelboom, die [X] ten onrechte niet heeft vervangen. Nadat de kantonrechter een comparitie van partijen had gehouden heeft deze bij vonnis van 25 februari 2014 voorshands geoordeeld dat het geschil tussen partijen zich toespitste op de volgende (concept-) vragen:
-zijn de klachten die van [appellant] vanaf de aanschaf van de Nissan heeft en heeft gehad met de versnellingsbak terug te voeren op een elektrische storing in de kabelboom?
-heeft het probleem waarvoor [appellant] op 29 mei 2012 aan [X] opdracht heeft gegeven betrekking op een elektrische storing in de kabelboom?
-zo ja, zijn daarmee de werkzaamheden die [X] ter uitvoering van de opdracht heeft uitgevoerd ondeugdelijk geweest?
-behoort de kabelboom te worden vervangen?
[appellant] is blijkens het vonnis van 13 mei 2014 in de gelegenheid gesteld op deze (concept-)vragen te reageren, maar hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt. [appellant] grieft ook niet tegen het vonnis van 25 februari 2014, meer in het bijzonder niet tegen de formulering van de vragen. Geoordeeld moet daarom worden dat [appellant] zijn stellingen in eerste aanleg heeft toegespitst op een storing in de kabelboom.
3.4
Ter beantwoording van deze vragen heeft Dekra voormeld rapport van expertise opgemaakt. Zij heeft geconstateerd dat de oorzaken van de storing aan de versnellingsbak zoals deze ten tijde van haar onderzoek zijn gebleken, divers zijn en betrekking hebben op een storing in het voorgloeisysteem, de uitlaatgasklep en een defecte verstuiver. Verder concludeerde zij dat uit de werkorder betreffende de reparatie is gebleken dat deze betrekking had op het falen van het hydraulische druklager, dat deze is vervangen en dat de werkzaamheden correct zijn uitgevoerd terwijl daarna een lange periode met de Nissan is gereden. Van een storing in de kabelboom is geen aantoonbaar bewijs verkregen, aldus Dekra, hetgeen meebrengt dat van volledig vervangen ook geen sprake hoefde te zijn.
3.5
[X] heeft aangevoerd dat zij de reparatie destijds correct heeft uitgevoerd: zij heeft onder meer twee gloeibougies vervangen, alsmede één van de verstuivers, terwijl de uitlaatgasklep niet is vervangen omdat er geen storing voor die component werd aangegeven. Zij heeft verder naar voren gebracht dat na de reparatie nimmer door [appellant] is geklaagd en dat ook nooit een afspraak is gemaakt om de auto verder te bekijken naar aanleiding van de door hem in dit geding gestelde klachten.
3.6
Gelet op het rapport van Dekra en het verweer van [X] is in de toelichting op de grief onvoldoende onderbouwd dat ten aanzien van de reparatie sprake is geweest van een toerekenbare tekortkoming door [X] . Van een storing in de kabelboom is immers niet gebleken. Dat de oorzaken van de storing zoals die door Dekra bij haar onderzoek (in 2014) zijn waargenomen (met name een storing in het voorgloeisysteem) destijds (in 2012) de oorzaak van de klachten zijn geweest, is eveneens onvoldoende onderbouwd, net zomin als dat [appellant] zich op enig moment met klachten bij [X] heeft gemeld. Weliswaar heeft [appellant] bewijs van dat laatste aangeboden, maar dat aanbod is te algemeen en te weinig specifiek. Het had in dat kader ten minste op zijn weg gelegen concreet aan te geven wanneer hij zich dan bij [X] heeft gemeld, met wie hij daar heeft gesproken en welke klacht of klachten hij toen heeft geformuleerd. Dit brengt mee dat moet worden aangenomen dat [appellant] geruime tijd na de reparatie klachtenvrij met de Nissan heeft gereden en de gefactureerde reparatie dus kennelijk naar behoren is uitgevoerd.
3.7
Daar komt bij dat niet is gesteld of gebleken dat [appellant] [X] op enig moment in gebreke heeft gesteld, zodat [X] niet in verzuim is gekomen, zoals voor schadeplichtigheid harerzijds vereist is. [appellant] heeft immers niet gesteld dat herstel blijvend onmogelijk is. Ook dit staat aan het slagen van de grief in de weg.
3.8
De grief faalt daarom. Het eindvonnis, het enige vonnis waartegen in dit hoger beroep een grief is gericht, zal worden bekrachtigd. Nu tegen de andere vonnissen waarvan beroep geen grieven zijn aangevoerd, zal [appellant] in het hoger beroep daartegen niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor bewijslevering is – afgezien van het onder 3.6 overwogene – ook overigens geen plaats omdat de stellingen van [appellant] onvoldoende zijn onderbouwd dan wel geen bewijs is aangeboden van feiten of omstandigheden die, indien bewezen, tot een ander dan het bovenstaande oordeel kunnen leiden. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het eindvonnis waarvan beroep;
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het beroep tegen de overige vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 704,- aan verschotten en € 632,- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, L.A.J. Dun en W. Tonkens-Gerkema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2015.