In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant], die in 2006 een Nissan bestelbus heeft gekocht bij [X] NOORD B.V., en [X] over de reparatie van een defecte versnellingsbak. [appellant] heeft de Nissan op 29 mei 2012 ter reparatie aangeboden bij [X], die daarop werkzaamheden heeft verricht en een factuur heeft gestuurd van € 2.333,85. [appellant] heeft deze factuur niet betaald, waarna [X] juridische stappen heeft ondernomen. In reconventie heeft [appellant] schadevergoeding gevorderd voor onderzoekskosten en kleine reparaties. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen de vorderingen van [X] toegewezen en die van [appellant] afgewezen.
In hoger beroep heeft [appellant] de bestreden vonnissen bestreden, stellende dat de reparatie niet deugdelijk is uitgevoerd en dat er een mankement aan de versnellingsbak kleefde. Het hof heeft echter geoordeeld dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen en dat er geen toerekenbare tekortkoming door [X] is aangetoond. Het hof heeft het rapport van deskundige Dekra in overweging genomen, waaruit bleek dat de werkzaamheden correct zijn uitgevoerd en dat er geen bewijs was voor een storing in de kabelboom, zoals [appellant] had aangevoerd.
Het hof heeft de grief van [appellant] verworpen en het eindvonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Tevens is [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de overige vonnissen. [appellant] is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn begroot op € 704,- aan verschotten en € 632,- voor salaris, met een toevoeging voor nasalaris.