2.6.In een verklaring, gedateerd 20 oktober 2014, heeft [C] (hierna: [C] ) onder meer het volgende verklaard:
“In 2006 ben ik begonnen met de verkoop van mijn speelhal in [Q] aan [E bv] . Met [E bv] is afgesproken dat ze op het moment van overdracht recht zouden hebben op de opbrengsten uit alle automaten die in de hal in [Q] stonden opgesteld. Ik heb hiervoor een lijst opgesteld met daarop vermeld 17 automaten in [D bv] Hal 26 en 18 automaten in [D bv] Hal 32. Zodra [E bv] de koopsom voor de speelhal zou hebben betaald zouden de automaten om niet over gaan naar [D bv] . Hiervoor is een overeenkomst gesloten en daarbij gevoegd een lijst met de in totaal 35 automaten. 4 van die automaten”
en in een verklaring van 15 december 2014:
“De aandelen van [D bv] BV zijn per 15 februari 2007 overgedragen aan [E bv] . De aandelen van [belanghebbende] zijn per 31 december 2007 overgedragen aan (…) [A] en [B] , met terugwerkende kracht naar 1 januari 2007. (…) De KSB is pas ingevoerd (…) per 1 juli 2008. (…)
De speelhalvergunning (…) op naam van [D bv] werd verkocht aan (…) [E bv] . (…) wij (…) kwamen (…) tot een voorovereenkomst (die van 22 februari 2006). Aangezien het om een redelijke investering ging (…) werd er afgesproken dat (…) [E bv] binnen 5 jaar af moest nemen. Zou [E bv] niet binnen 5 jaar afnemen, dan zou de speelhalvergunning in 2012 teruggeëist kunnen worden via pandrecht. (…)
Totdat [E bv] de aandelen [D bv] zou overnemen zou mij een vergoeding van 10% worden betaald (...). (...) die vergoeding zou komen te vervallen zodra [E bv] de koopprijs van de aandelen aan mij zou betalen. Daaruit valt op te maken dat een vergoeding aan [C Beheer bv] moet worden betaald voor het gebruik van de vergunning, dat was ook inclusief een vergoeding voor het gebruik van de in de hal opgestelde automaten. Maar deze machines waren toen reeds ouder dan 7 jaar met een zeer beperkte restwaarde, de werkelijke waarde van deze machines bedroeg maximaal EUR 5.000. (…) niet is bedoeld dat [E bv] een vergoeding moest betalen van 10% voor het gebruik van die afgeschreven en voor [belanghebbende] niet te exploiteren en daarmee waardeloze automaten. (…)
Deze omzetvergoeding van 10% kan feitelijk worden onderverdeeld in een rentecomponent en een vergoeding voor de overdracht van de onderneming door [C Beheer bv] . (…) dat de vergoeding inclusief het gebruik van de automaten is, heb ik vermeld zodat [E bv] duidelijk was dat er niet nog verdere kosten zouden komen (hoe klein ook). Het moge duidelijk zijn dat de waarde van de machines op het geheel niet materieel is en de juridische eigendom in het geheel geen waarde zou kunnen hebben gehad voor [belanghebbende]. (…)
Mede door de invoering van de KSB was het bedrijfsresultaat van [E bv] vele malen lager. Dit leidde ertoe dat [E bv] de overeenkomst niet na kon komen (…) waardoor [C] de speelhalvergunning en pandrecht opeiste. In de tijd dat de KSB intrad heeft [E bv] alleen de belasting willen betalen voor de automaten die zij gebruikte. Ik heb als voorwaarde voor terug levering van [D bv] gesteld dat ik niet in de toekomst ook nog aansprakelijk kon worden gesteld voor de kansspelbelasting over de automaten in de hal van [D bv] . [E bv] (…) heeft dit toen zo met mij afgesproken. (…)
(…) in [mijn] verklaring [
Hof: van 20 oktober 2014] (is) de opmerking weggevallen dat deze vier automaten nooit in mijn bezit zijn geweest (…).”
2.7.1.Tot de gedingstukken behoort een rapport van [F] accountants & belastingadviseurs (hierna: het rapport [F] ) van 24 oktober 2014 van “feitelijke bevindingen inzake de raming van de financiële schade die [belanghebbende] heeft geleden als gevolg van de invoering van de kansspelbelasting per 1 juli 2008 voor de opbrengst van kansspelautomaten”.
Het rapport [F] bevat een financiële analyse van de kernelementen van de jaarrekeningen van belanghebbende over de jaren 2007 tot en met 2012 waarbij het belastingregime zoals dat gold tot 1 juli 2008 (het ‘OB-regime’) wordt afgezet tegen het belastingregime zoals dat geldt na 1 juli 2008 (het ‘KSB-regime’). In de analyse zijn de onderhavige naheffingsaanslagen niet meegenomen. Het doel van het rapport is te komen tot een (voorlopige) raming van de financiële schade voor belanghebbende als direct gevolg van de invoering van de KSB per 1 juli 2008; daarbij is getracht een causaal verband te vinden tussen de invoering van de KSB en de financiële schade.
2.7.2.In het rapport [F] is het netto omzetverlies over de jaren 2008 (tweede helft) tot en met 2012 berekend op € 110.724 en de ‘buitensporige last’ vóór vennootschapsbelasting op € 125.099 en na vennootschapsbelasting en rentederving op € 112.271.
De resultaten van belanghebbende over de genoemde jaren bedragen in het KSB-scenario (d.i. conform de jaarrekeningen van belanghebbende) in totaal -/- € 33.981 en bij voortzetting van het OB-regime (derhalve) € 78.290 (met alleen 2010 als licht verliesjaar). Het bruto omzetverlies voor de jaren 2009 tot en met 2012 is berekend op respectievelijk 15%, 14%, 13% en 12% ofwel in totaal op € 113.936.
Vermeld is voorts dat geen rekening is gehouden met de effecten, voor zover van toepassing, van het eveneens per 1 juli 2008 ingevoerde rookverbod, van de economische crisis en van de “door de wetgever ingevoerde/aangekondigde ‘compenserende maatregelen’”. Opgemerkt wordt dat uit de herberekening van de exploitatie bij het OB-regime volgt dat de omzet in het onderzochte tijdvak eveneens daalde, waardoor aannemelijk lijkt dat deze mede is veroorzaakt door het rookverbod en de economische crisis. [F] concludeert dat de lagere exploitatieresultaten en de daardoor geleden financiële schade (invloed op het resultaat en het eigen vermogen) vooral betrekking hebben op een daling van de netto omzet en dat de overige componenten die zijn beoordeeld (zoals de kostprijs van de omzet, de overige bedrijfskosten en de afschrijvingen) slechts beperkt door de invoering van de KSB zijn beïnvloed.
2.8.1.[G] (hierna: [G] ) heeft in opdracht van [H] (hierna: [H] ) onderzoek gedaan naar de effecten van de invoering van het KSB-regime. Haar desbetreffende rapport van 27 november 2007 is bijgewerkt in het rapport “Speelautomaten Kengetallenonderzoek 2012” van 21 december 2012.
2.8.2.Samengevat zijn in het laatste rapport de volgende gegevens opgenomen:
( a) De totale bruto omzet in de sector laat een gemiddelde krimp zien van 0,4% per jaar tussen 2005 en 2011. Deze daling is voornamelijk terug te zien in 2008 tot 2011, in welke periode de sector 5% daalde. De bruto omzet kansspelsector is cumulatief met ongeveer 15% gekrompen tussen 2008 en 2011.
( b) Horeca-exploitatie heeft een bruto omzetdaling getoond van jaarlijks gemiddeld 3,9% tussen 2005 en 2011, met de sterkste daling na 2008, waar de bruto omzet in de horeca daalde met 20%. De daling van het aantal automaten was sterker dan de omzetdaling. Geconcludeerd mag worden dat de volumedaling deels is gecompenseerd door de opbrengst per automaat.
( c) De winstgevendheid van de sector staat sinds 2008 sterk onder druk. In 2005 kende 45% van de ‘steekproef’ exploitanten nog winstmarges van boven 10%, in 2011 is 45% van de ‘steekproef’ exploitanten verlieslatend.
( d) [G] trekt de conclusie dat de totale winstdaling (circa € 100 miljoen) tussen 2007 en 2010 voor 75% is te verklaren door belastingmaatregelen, te verdelen in 60% verhoging output-belasting (KSB) en 15% verlies OB-vooraftrek en OB-herzieningskosten. De invoering van het KSB-regime had een totaal effect van 8%-10% per jaar op de ‘netto omzet horeca’. In de horeca is de additionele belastingdruk meer dan 100% van de winst voor belasting uit 2007.
Daarnaast heeft een verslechtering in de inworp in de sector (verslechtering economische klimaat en ingevoerde rookbeleid) geleid tot een extra druk op de winstgevendheid van circa € 43 miljoen.
2.9.1.In april 2012 is door de Belastingdienst een “Verslag van bevindingen kansspel-automatensector” (hierna: het Verslag KSB) aan de staatssecretaris van Financiën uitgebracht over de gevolgen voor de branche van de wijzing van het OB-regime naar het KSB-regime. Het onderzoek heeft zich, zo vermeldt het Verslag KSB, “beperkt tot een zo goed mogelijke inschatting van deze gevolgen en besteedt daarnaast aandacht aan een aantal aspecten die tijdens de parlementaire behandeling [
Hof: van de te dezen relevante wijzigingen in de Wet OB en de Wet KSB] en het overleg met de branche naar voren zijn gebracht”. Het onderzoek beslaat de periode tot en met juni 2011 en gaat als referentiekader uit van de onderzoeksgegevens van [G] over 2006.
2.9.2.Met betrekking tot het onderwerp “Aanpassing exploitatieovereenkomsten” is in het Verslag KSB het volgende vermeld:
“Tijdens de met de branche gevoerde gesprekken en ook tijdens de parlementaire behandelingen is herhaaldelijk ter sprake gebracht dat de gewijzigde wetgeving tot problemen tussen exploitanten en mede-exploitanten (opsteller) zou leiden. Lopende contracten moesten namelijk worden opengebroken op het punt van de verdeling van de bruto spelopbrengst en de door de exploitanten te betalen kansspelbelasting. (…) In een kort geding van een opsteller (eiser) tegen een exploitant, waarbij in geschil was of de exploitant eerst de kansspelbelasting mag afzonderen alvorens de resterende opbrengst te verdelen, heeft de rechtbank (Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 5 november 2008, zaaknummer KG ZA08-664 (LJN: BG4760)) de eiser in het ongelijk gesteld. Na deze uitspraak heeft de wijze van herverdeling van de opbrengst niet meer tot noemenswaardige problemen binnen de branche geleid. Volgens vertegenwoordigers van de [H] hebben exploitanten uit bedrijfs-economische overwegingen in veel gevallen afgezien van procedures tot aanpassing van het door de opstellers te ontvangen aandeel in de opbrengst.”
2.9.3.Omtrent het aantal faillissementen binnen de kansspelautomatenbranche vermeldt het Verslag KSB dat er in de periode juli 2008 tot en met juni 2011 relatief gezien sprake is van een gering aantal faillissementen: 11 van de ruim 600 exploitanten van speelautomaten is failliet gegaan, waarvan één in juli 2008 en één vanwege omstandigheden in de gemeentelijke ruimtelijkeordeningssfeer; vier exploitanten bezaten wel een vergunning maar geen kansspelautomaten meer; de vijf overige exploitanten bezaten gezamenlijk slechts 35 speelautomaten en worden als (zeer) kleine ondernemers gekwalificeerd.
2.9.4.Als overige voor de branche relevante aspecten worden in het Verslag KSB genoemd en besproken: economische en maatschappelijke ontwikkelingen (rookverbod, economische crisis, toelating kansspelautomaten, plaatsing (nieuwe) kansspelautomaten), kredietrisico’s binnen de branche, buitenlandse aanbieders, aanbod via internet, nieuwe kansspelheffing(en) en bedrijfseconomische aspecten.