ECLI:NL:GHAMS:2015:3049
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsing van een gerechtsdeurwaarder wegens ernstige financiële tekortkomingen en schending van regelgeving
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De gerechtsdeurwaarder, die in deze procedure als appellant optreedt, is geschorst voor een periode van zes maanden op basis van artikel 38 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). Deze schorsing volgde op een onderzoek door het Bureau Financieel Toezicht (BFT), waaruit ernstige financiële tekortkomingen naar voren kwamen. Het BFT constateerde een bewaringstekort op de derdengeldrekening van meer dan € 300.000,- en een negatieve liquiditeitspositie. Bovendien bleek dat 94% van de zaken die de gerechtsdeurwaarder behandelde afkomstig waren van één enkele opdrachtgever, wat de kwetsbaarheid van zijn financiële positie onderstreepte.
De gerechtsdeurwaarder had eerder een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer van 31 maart 2015, waarin hij met onmiddellijke ingang was geschorst. Tijdens de behandeling van de zaak op 19 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder zijn standpunt toegelicht, maar het hof oordeelde dat de schorsing terecht was opgelegd gezien de ernst van de geconstateerde tekortkomingen. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en oordeelde dat de gerechtsdeurwaarder geen relevante argumenten had aangedragen tegen de schorsing.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gerechtsdeurwaarders om te voldoen aan de wettelijke vereisten en de gevolgen van financiële misstanden. Het hof heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken, waarmee de transparantie van de rechtspraak wordt gewaarborgd.