ECLI:NL:GHAMS:2015:2955

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
200.149.135-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de koop van een kalf en de geschiktheid voor de fok

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. [appellant] heeft op 3 juni 2011 een kalf gekocht via een internetveiling voor een bedrag van € 7.690,50, waarvan hij € 694,50 heeft betaald. [geïntimeerde] heeft [appellant] in eerste aanleg gedagvaard om het restant van de koopsom te vorderen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. [appellant] heeft verweer gevoerd en stelt dat het kalf niet voldeed aan de eisen voor fokdieren, omdat het ongeschikt zou zijn om mee te fokken. De kantonrechter heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en die van [appellant] afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep.

Tijdens de zitting van het hof op 18 februari 2015 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde], terwijl [geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis. Het hof heeft de grieven van [appellant] gezamenlijk behandeld en vastgesteld dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat [appellant] zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd. Het hof concludeert dat het geleverde kalf voldoet aan de overeenkomst en dat er geen sprake is van een tekortkoming.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep. De proceskosten worden vastgesteld en zijn uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is uitgesproken op 14 juli 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.149.135/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 425180 \ CV EXPL 12-6618
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 juli 2015
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] , [gemeente] ,
appellant,
advocaat: mr. J.G. Burgers te Alkmaar,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [plaats] , [gemeente] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.H.C. Bruinier te Ede.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 18 maart 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 december 2013, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie, en [appellant] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, met een productie.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 18 februari 2015 doen bepleiten door hun voornoemde advocaten, mr. Burgers aan de hand van een pleitnota die aan het hof is overgelegd. Van beide zijden zijn nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, althans zal matigen, voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten alsmede de proceskosten, en, voor zover zijn beroep op verrekening niet slaagt, dan wel voor zover na verrekening nog een vordering op [geïntimeerde] resteert, haar te veroordelen tot vergoeding van door hem als gevolg van toerekenbare tekortkoming geleden schade, primair te stellen op € 6,- per dag vanaf 1 juli 2011, subsidiair op een door het hof te bepalen bedrag en meer subsidiair nader op te maken bij staat, alles met rente vanaf 1 juli 2011 en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, met rente en nakosten.
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 17 juli 2013 onder 2.1 tot en met 2.2 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1.
[appellant] heeft op 3 juni 2011 op een internetveiling een kalf gekocht, genaamd [F. 266] , voor een koopsom van € 7.690,50. Hij heeft op de koopsom een bedrag van € 694,50 voldaan.
3.1.2.
[geïntimeerde] heeft [appellant] in eerste aanleg gedagvaard en gevorderd hem te veroordelen het restant van de koopsom te voldoen, vermeerderd met wettelijke handelsrente, tot en met 20 november 2012 berekend op een bedrag van € 825,44 en met buitengerechtelijke incassokosten ad € 700,-, in totaal een bedrag van € 8.521,44, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 6.996,- vanaf 21 november 2012. [appellant] heeft verweer gevoerd, stellende dat het kalf niet voldeed aan de in de redelijkheid aan een fokdier te stellen eisen, nu het ongeschikt is om mee te fokken. Hij beroept zich op verrekening met door hem geleden schade als gevolg van de toerekenbare tekortkoming en vordert van zijn zijde, voor zover zijn beroep op verrekening niet slaagt, dan wel voor zover na verrekening nog een vordering van hem op [geïntimeerde] bestaat, [geïntimeerde] te veroordelen zoals hiervoor reeds is weergegeven.
3.1.3.
De kantonrechter heeft bij voornoemd tussenvonnis partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of het geleverde kalf al dan niet aan de overeenkomst beantwoordt. Bij het bestreden eindvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd. Hij heeft vervolgens de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en de vordering van [appellant] afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.2.
De grieven van [appellant] komen erop neer dat hij meent wel voldoende te hebben onderbouwd dat het kalf niet aan de overeenkomst voldoet en voorts, dat de kantonrechter zijn bewijsaanbod, inhoudende dat hij een verklaring van een deskundige in het geding zou brengen dan wel deze deskundige onder ede wenst te doen horen, ten onrechte heeft gepasseerd. Het hof ziet aanleiding de grieven gezamenlijk te behandelen.
3.3.
Om te bezien of het geleverde kalf voldoet aan de overeenkomst, dient allereerst vast komen te staan wat partijen zijn overeengekomen. [appellant] heeft wat dit aangaat aangevoerd dat een werknemer van [geïntimeerde] hem telefonisch zou hebben gemeld dat het dier helemaal in orde was, een goede houding vertoonde en geschikt zou zijn voor de fok. Blijkens zijn in eerste aanleg overgelegde pleitaantekeningen heeft dezelfde medewerker hem gezegd dat de benen en het kruis van het dier goed waren en verder dat het een ‘geweldig beest’ was. [geïntimeerde] heeft een en ander betwist, volgens haar heeft [appellant] slechts contact met haar medewerkers gehad over de andere dieren die door haar te koop werden aangeboden, maar heeft [appellant] uiteindelijk voor dit kalf gekozen met de woorden ‘ik pak die rooie’. [geïntimeerde] heeft voorts erop gewezen dat zij voorafgaand aan de koop informatie heeft verschaft over de kwaliteiten van het kalf; op haar website stond een volledige omschrijving van de fokwaardes en de afstamming van het kalf. [F. 266] is een dochter van Fidelity, een dier waarvan de nakomelingen met hun fokwaarden tot de top 2% van Nederland behoren. Friesje is daarvan nummer vijf. Men spreekt dan over een absoluut topdier, aldus nog steeds [geïntimeerde] . De fokwaarden van [F. 266] zijn op basis van haar DNA bepaald en zij scoort een totaalfokwaarde van +237, waarmee zij dus nummer 5 is van Nederland (naar het hof begrijpt: binnen de populatie van dochters van Fidelity). Friesje heeft een fokwaarde van 109 voor exterieur, zo blijkt voorts uit de informatie op de website.
3.4.
Het hof overweegt naar aanleiding van deze stellingen het volgende. [appellant] heeft niet bestreden dat [geïntimeerde] informatie over het kalf heeft verschaft door de mededelingen op haar website. [appellant] heeft evenmin bestreden dat op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat het door hem gekochte kalf een hoge totaalfokwaarde heeft. De mededelingen die de werknemer van [geïntimeerde] volgens [appellant] zou hebben gedaan, dienen te worden bezien in het licht van deze informatie en voegen daar niets in het bijzonder aan toe, mede nu deze in algemene bewoordingen zijn gedaan. Alleen al op basis van de fokwaarde kan immers met reden worden gezegd dat het dier geschikt was voor de fok. [appellant] heeft dus een kalf gekocht dat wegens haar hoge totaalfokwaarde geschikt was voor de fok.
3.5.
De door [appellant] gestelde tekortkoming komt er kort gezegd op neer dat [F. 266] een oplopend kruis heeft, waardoor problemen zouden ontstaan met de fok. Het dier is door het oplopend kruis, eenmaal volwassen, moeilijk te bevruchten, het kalven is gecompliceerd waardoor er in het algemeen een veearts aanwezig moet zijn om de geboorte te begeleiden, en na de geboorte is er een vergrote kans op ontstekingen en andere complicaties. Het dier zou hierdoor ongeschikt zijn voor de fok, aldus nog steeds [appellant] . [geïntimeerde] betwist in de eerste plaats dat het al dan niet hebben van een oplopend kruis onderdeel was van de overeenkomst. Zij betwist voorts dat [F. 266] een oplopend kruis heeft, althans dat daarvan al sprake was ten tijde van de levering en eveneens dat dit zou leiden tot problemen bij de fok. Op filmmateriaal dat de voormalige eigenaar destijds ter ondersteuning van de verkoop heeft gemaakt, is te zien dat [F. 266] hooguit een vlak kruis heeft maar geen oplopend kruis, zo stelt [geïntimeerde] . [geïntimeerde] wijst voort erop dat kruisligging slechts een onderdeel is van het totale dier, dat een minder gunstige kruisligging door kruising met een stier met gunstige overerfbare eigenschappen op dit punt kan worden gecompenseerd en dat er aldus met dieren met oplopend kruis prima te fokken is. [geïntimeerde] voert voorts aan dat een direct verband tussen een oplopend kruis en fokproblemen nooit is aangetoond. Zij stelt tevens dat uit een stamboekregistratie blijkt dat [F. 266] inmiddels een embryo heeft geleverd en reeds tweemaal drachtig is geweest van een kalf, hetgeen volgens haar erop wijst dat er geen problemen zijn met de vruchtbaarheid.
3.6.
Naar aanleiding van een en ander overweegt het hof als volgt. Partijen zijn niet uitdrukkelijk overeengekomen dat het te leveren kalf geen oplopend kruis had. De gegevens die [geïntimeerde] op haar website had gepubliceerd, geven tot die conclusie geen aanleiding, terwijl de – door [appellant] gestelde – mededelingen van een werknemer van [geïntimeerde] dat het dier helemaal in orde was, een goede houding had en goede benen en een goed kruis, daartoe te algemeen van aard zijn. Dit betekent dat uit de enkele stelling dat het dier een oplopend kruis heeft, niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van een tekortkoming. [appellant] heeft voorts, nadat [geïntimeerde] dit uitdrukkelijk had betwist, niet onderbouwd dat een oplopend kruis daadwerkelijk tot problemen leidt bij het fokken in de sfeer van vruchtbaarheid of kalven. In de door hem overgelegde schriftelijke verklaring van [J.K.] wordt daar met geen woord over gesproken, terwijl dit evenmin blijkt uit de andere door hem overgelegde stukken. [appellant] heeft evenmin bestreden dat een minder gunstige kruisligging bij het fokken kan worden gecompenseerd door te letten op het erfelijk materiaal van de stier. [appellant] heeft aldus onvoldoende onderbouwd dat [F. 266] niet geschikt is voor de fok.
3.7.
[appellant] heeft evenmin afdoende bestreden dat hem een dier is geleverd met goede fokwaarden. Hij heeft immers niet aangevoerd dat de informatie zoals op de website van [geïntimeerde] was weergegeven onjuist was of geen betrekking had op [F. 266] . Dat [F. 266] thans een score heeft op algemeen voorkomen van slechts 83, is daartoe niet voldoende. Immers, niet kan worden gezegd dat goede fokwaarden een garantie geven voor een goede ontwikkeling van het dier. Dit laatste is immers afhankelijk van vele andere factoren, zodat een mindere score andere oorzaken kan hebben dan uitsluitend de op grond van het DNA vastgestelde fokwaarden.
3.8.
[appellant] voert nog aan dat de kantonrechter hem ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om een verklaring van een deskundige in het geding te brengen althans een deskundige onder ede te doen horen. Hij licht echter niet toe welke concrete kwestie de deskundige zou moeten toelichten. Hij heeft voorts voldoende gelegenheid gehad om desgewenst in hoger beroep alsnog een (schriftelijke) verklaring van een deskundige in het geding te brengen. Dat hij dat heeft nagelaten, dient voor zijn rekening te blijven. Het hof gaat dan ook aan een en ander voorbij.
3.9.
De slotsom is dat de grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 704,- aan verschotten en € 1.896,- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, L.A.J. Dun en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2015.