Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
eerste grief 2komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter in rov 3.4 dat hij is gehouden tot betaling van de achterstallige huurpenningen tot en met januari 2012, vermeerderd met de contractuele rente daarover. Volgens [appellant] is Mariënwaerdt na de ontdekking van de hennepkwekerij op 5 augustus 2011 pas op 30 januari 2012, dus bijna zes maanden later, een gerechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst gestart. Hoewel [appellant] erkent dat hij in het gehuurde een hennepkwekerij is gestart en dit niet is toegestaan, geeft dit Mariënwaerdt geen vrijbrief om al die tijd achterover te zitten en de huurpenningen te laten oplopen. Het feit dat de huurovereenkomst pas op 8 februari 2012 is geëindigd, is aan Marienwaerdt te wijten en is een aan haar toe te rekenen omstandigheid, aldus [appellant] .
tweede grief 2komt [appellant] op tegen de veroordeling tot betaling van de huurpenningen vanaf 1 februari 2012 tot aan de datum van ontbinding, waarbij een ingegane maand heeft te gelden als een hele maand, vermeerderd met de contractuele rente en de gebruiksvergoeding vanaf de datum van ontbinding tot aan de dag van ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente. Hoewel het uitgangspunt in de wet is dat een gebruiker van het voormalig gehuurde aan de voormalige verhuurder een gebruiksvergoeding ter grootte van de maandelijkse huurprijs moet voldoen zolang hij het voormalig gehuurde blijft gebruiken, is er volgens [appellant] in dit geval reden van dat uitgangspunt af te wijken. In de periode vanaf 8 februari 2012 tot de datum van ontruiming op 16 maart 2012 is het pand in het geheel niet gebruikt en dus had de vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding moeten worden afgewezen, aldus [appellant] .
grieven 1 en 3, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling, bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter in rov 3.4 en 3.5 van het bestreden vonnis dat door het bestaan van de hennepkwekerij aanzienlijke schade aan het pand is toegebracht. Hoewel er bij aanvang van de huurovereenkomst geen gebreken waren, was het een oud pand dat achterstallig onderhoud vertoonde, aldus [appellant] . De vloer op de bovenverdieping was van kaal beton en het keukentje was oud en gammel. Op basis van de door Mariënwaerdt overgelegde foto’s van het pand na de inval van de politie kan volgens [appellant] niet de conclusie worden getrokken dat aanzienlijke schade is aangericht.
grief 5komt [appellant] op tegen de toewijzing door de kantonrechter van een bedrag gelijk aan zes maanden huur in verband met de periode die is gemoeid met herstel van het pand. Daartoe voert [appellant] aan dat, samengevat, Mariënwaerdt niet aan haar plicht tot schadebeperking heeft voldaan en dat voor herstel in de oude staat geen zes maanden nodig zijn. Tevens strookt een termijn van zes maanden, waarbij de kantonrechter refereert aan het feit dat het pand per oktober 2012 opnieuw is verhuurd, niet met diens overweging in rov 3.6 van het vonnis dat niet alle werkzaamheden die tot nieuwe verhuur hebben geleid zien op herstel van de schade maar ook op door de nieuwe huurder gewenste veranderingen en toevoegingen aan het pand. Een vergoeding over de gehele periode van zes maanden na de ontruiming op 16 maart 2012 kan dan ook in redelijkheid niet voor zijn rekening komen, aldus [appellant] .