Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Feitende feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. [appellante] klaagt dat de kantonrechter aan de door partijen in hun Engels teksten gebruikte term
commissioneen onjuiste althans onvolledige betekenis heeft gegeven. De betekenis die partijen daaraan hebben gegeven is - aldus [appellante] - niet alleen provisie maar ook goodwill. Op deze klacht zal hierna worden beslist. De door de kantonrechter vastgestelde feiten zijn voor het overige niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt.
3.Beoordeling
the Goodwill (…) according to the European Laws (…).Bij e-mailbericht van 16 september 2011 heeft [geïntimeerde] aan haar relaties bericht dat zij de afgelopen twee jaar van intermediair in stof meer en meer is uitgegroeid naar producent van nachtgoed, confectie en huishoudtextiel en dat zij heeft besloten om haar agentuuractiviteiten af te bouwen. Bij brief van 27 september 2011 heeft [geïntimeerde] aan [appellante] laten weten dat zij erachter is gekomen dat [appellante] al werkt met Thomas Kok als haar nieuwe (
non exclusive)agent voor de Nederlandse markt, dat zij daaruit afleidt dat zij ( [appellante] ) de relatie tussen partijen inmiddels definitief heeft beëindigd en dat zij op grond daarvan betaling verlangt van
all outstanding commission (over sold fabrics) till end of september 2011en daarnaast aanspraak maakt op:
€ 168.974,70 goodwill (5% commission over average turnover from the last x 5 years);
will be getting paid for the commission amount you have entitled to.Bij brief van 4 oktober 2011 heeft [geïntimeerde] daarop geantwoord, kort samengevat, dat het initiatief tot beëindiging van de relatie tussen partijen van [appellante] is uitgegaan, dat de beëindiging grote gevolgen heeft voor haar onderneming en dat zij verwacht dat [appellante] nog met een fatsoenlijk beëindigingsvoorstel komt, bij gebreke waarvan zij de zaak zal overdragen aan haar advocaat.
STATEMENT(hierna: het statement) dat inhoudt, voor zover hier van belang, dat de relatie tussen partijen met wederzijds goedvinden wordt beëindigd, en dat [appellante]
will pay the commission amount of(handgeschreven; hof)
€ 67.073,77te betalen (handgeschreven; hof)
before 7/11/11.
Balance payment of commission;en
Payment of good-will,
commission,waarmee partijen - aldus [appellante] - het oog hebben gehad op provisie en goodwill. [geïntimeerde] bestrijdt die uitleg.
commissionzich naar het Nederlands laat vertalen als provisie en niet ook als goodwill of klantenvergoeding. De term goodwill komt uit het Engels en heeft in het Nederlands dezelfde betekenis. Raadpleging van het Standaard Nederlands-Turks woordenboek leert dat ook het Turks geen homoniem gebruikt voor de begrippen provisie en goodwill, maar onderscheiden bewoordingen. In het licht daarvan dwingt een tekstuele uitleg van het begrip
commission- ook vanuit de optiek dat partijen een verschillende moedertaal hebben - niet tot de door [appellante] bepleite lezing. Ook overigens bevat de tekst van het statement geen aanwijzingen dat partijen daarbij mede het oog hebben gehad op goodwill; er wordt evenmin gerept van finale kwijting of iets in die trant. Het hof concludeert dat het standpunt van [appellante] geen steun vindt in de bewoordingen van het statement. Dat betekent dat het voor het standpunt van [appellante] aankomt op de overige verklaringen en gedragingen van partijen over en weer en de zin die partijen daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen.
commissionin het bijzonder
.Ook overigens ontbreekt het aan aanwijzingen voor relevante verklaringen en gedragingen van partijen op dat punt. Weliswaar heeft [appellante] bij pleidooi in hoger beroep alsnog gesteld dat partijen bij de totstandkoming van het statement over drie bedragen hebben gesproken ( [geïntimeerde] maakte aanvankelijk ook nog aanspraak op de schadeloosstelling van artikel 7:441 BW), maar aan die stelling wordt op grond van de zogenoemde strenge twee-conclusieregel voorbij gegaan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat bedoelde stelling redelijkerwijs niet als een voortbouwen op eerder betrokken stellingen kan worden aangemerkt; integendeel, zij is met het hiervoor kort weergegeven betoog in de grieven in strijd. Los daarvan is de stelling betwist en niet concreet te bewijzen aangeboden, zodat niet kan worden vastgesteld dat de stelling waar is.
de stekker eruit heeft getrokken, oftewel de relatie heeft beëindigd.
tenzij(voor zover hier van belang)
deze beëindiging wordt gerechtvaardigd door omstandigheden die de principaal( [appellante] )
kunnen worden toegerekend.Als omstandigheden die [appellante] kunnen worden toegerekend, heeft [geïntimeerde] aangevoerd, kort samengevat, dat [appellante] ten tijde van bedoelde brief de relatie feitelijk al zo goed als beëindigd had door in zee te gaan met Tomas Kok als haar nieuwe agent en haar ( [geïntimeerde] ) in het laatste jaar 2011 niet tot nauwelijks te ondersteunen. Dit betoog vindt steun in de correspondentie tussen partijen, in het bijzonder in de eerder aangehaalde brief van [geïntimeerde] aan [appellante] van 27 september 2011. Aan de e-mail van [geïntimeerde] aan haar klanten van 16 september 2011 wordt in dit verband geen betekenis gehecht. Kennelijk was het [geïntimeerde] toen duidelijk dat de relatie met [appellante] geen toekomst meer had en heeft zij om commerciële redenen daaraan op een positief geformuleerde wijze bekendheid willen geven. Al met zijn er voldoende aanwijzingen om de door [geïntimeerde] geschetste gang van zaken aangaande de beëindiging voor juist te houden. Hetgeen [appellante] daartegen heeft ingebracht, weegt daar niet tegen op. De conclusie is dat zich de zojuist bedoelde situatie voordoet dat de beëindiging door [geïntimeerde] - aangenomen dat zij het is geweest die met haar brief van 27 september 2011 uiteindelijk
de stekker eruit heeft getrokken -wordt gerechtvaardigd door omstandigheden die [appellante] kunnen worden toegerekend. Van een verval van het recht van [geïntimeerde] op een klantenvergoeding is dus geen sprake.
bankrupten
quit working.Het hof begrijpt deze toelichting aldus dat [appellante] zich beroept op toepassing van de hiervoor onder (a), althans (b) bedoelde correctiefactoren. [appellante] heeft daarbij echter miskend dat de peildatum voor die factoren de einddatum van de relatie tussen partijen is, met dien verstande dat voor factor (a) geldt wat op dat moment aan duur van het voordeel
te verwachtenoftewel voorzienbaar was. Zonder toelichting die ontbreekt kan niets worden vastgesteld omtrent de duur van het voordeel dat [appellante] bij beëindiging van de relatie
naar verwachtingaan de transacties met genoemde klanten kon ontlenen of omtrent het verloop van het klantenbestand. Bij die stand van zaken kan niet worden vastgesteld of en zo ja in welke mate er grond is voor toepassing van bedoelde correctiefactoren; die factoren moeten daarom buiten toepassing worden gelaten. Ook overigens is het hof niet gebleken van een grond voor matiging. Dat is te minder het geval waar [geïntimeerde] in hoger beroep onweersproken heeft gesteld dat het door de kantonrechter vastgestelde bedrag de provisie is die in het jaar 2011 in de periode januari tot en met september, derhalve alleen in de laatste negen maanden, is genoten. Het beroep op matiging wordt verworpen.
te verwachtenoftewel voorzienbaar was. De klacht faalt op beide onderdelen.