ECLI:NL:GHAMS:2015:28

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
12 januari 2015
Zaaknummer
200.148.565-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris wegens niet-tijdige indiening van een klacht en nalaten van afspraken vast te leggen

In deze zaak gaat het om een klacht tegen een notaris die door klagers is ingediend. Klagers hebben op 8 mei 2014 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden, die hen op 8 april 2014 niet-ontvankelijk had verklaard in hun klacht tegen de notaris. De notaris had op 21 mei 2014 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op een openbare zitting op 27 november 2014, waar klagers en de gemachtigde van de notaris aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 5 november 2007 hebben klagers hun woning geleverd aan de kopers, waarbij enkele leiplatanen bij de erfgrens stonden. De achterburen hebben klagers verzocht deze te verwijderen, wat leidde tot een rechtszaak. Klagers hebben de notaris verweten dat hij afspraken over het verplaatsen of snoeien van de leiplatanen niet heeft vastgelegd. De notaris heeft echter aangevoerd dat de klacht te laat is ingediend en dat hij zich de gemaakte afspraken niet kan herinneren.

Het hof heeft geoordeeld dat de klacht niet tijdig is ingediend, omdat klagers al vanaf 8 september 2010 op de hoogte waren van het handelen van de notaris. De termijn van drie jaar voor het indienen van de klacht was dus overschreden. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.148.565/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2013/151
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 januari 2015
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
[naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. T. Riyazi, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 8 mei 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 8 april 2014 (ECLI:NL:TNORARL:2014:17). De kamer heeft bij de bestreden beslissing klager en zijn echtgenote (hierna tezamen: klagers) niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht tegen geïntimeerde (hierna: de notaris)
.
1.2.
De notaris heeft op 21 mei 2014 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 november 2014. Klager en de gemachtigde van de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
Klagers hebben op 5 november 2007 ten overstaan van de notaris hun woning geleverd aan de kopers hiervan. In de achtertuin, bij de erfgrens, stonden enkele leiplatanen. De achterburen hadden klager aangeschreven deze te verwijderen omdat ze te dicht bij de erfgrens stonden. Klagers hebben daarover met de kopers gesproken ten tijde van de overdracht van de woning. De achterburen hebben in 2009 een procedure tegen de kopers aanhangig gemaakt bij de rechtbank Zutphen en daarin een veroordeling gevorderd tot verwijdering van de leiplatanen.
De kopers hebben klagers bij exploot van 17 februari 2010 in vrijwaring opgeroepen. Op 15 juni 2010 heeft een zitting bij de rechtbank plaatsgevonden, waarbij ook klagers aanwezig waren en waarop de kwestie van de leiplatanen is besproken. Bij vonnis van 8 september 2010 heeft de rechtbank de vordering van de achterburen toegewezen en in de vrijwaringszaak klagers veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de kopers. De kopers hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem. Dat hof heeft in december 2012 het vonnis deels vernietigd en daarbij de koopovereenkomst tussen klagers en de kopers vernietigd.

4.Het standpunt van klager

Klagers hebben samengevat aangevoerd dat ter gelegenheid van de levering van de woning in het bijzijn van de notaris met de kopers afspraken zijn gemaakt over het verplaatsen of snoeien van de leiplatanen voor het geval met de achterburen geen overeenstemming zou worden bereikt. Volgens klagers heeft de notaris nagelaten deze afspraken vast te leggen, waardoor zij schade hebben geleden. Ter zitting in hoger beroep heeft klager daarover verder gezegd dat klagers op grond van een boek over bomen meenden sterk te staan tegenover de achterburen, dat het gesprek met de kopers over de leiplatanen niet al te serieus was en dat zijn makelaar hen had gezegd dat het wel zou meevallen.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Hij heeft in de eerste plaats aangevoerd dat de klacht te laat is ingediend en dat hij geen aantekeningen heeft van afspraken tussen klagers en de kopers en zich dergelijke afspraken evenmin kan herinneren. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder nader besproken.

6.De beoordeling

6.1.
Klagers hebben de klacht tegen de notaris op 6 oktober 2013 bij de kamer ingediend. De kamer heeft overwogen, kort gezegd, dat de feiten op grond waarvan klagers de notaris een verwijt maken, hen uiterlijk bij kennisneming van het vonnis van de rechtbank Zutphen van
8 september 2010 bekend waren, zodat de klacht te laat is ingediend, immers niet binnen de termijn van drie jaar, zoals genoemd in artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt (Wna).
6.2.
Klager heeft in hoger beroep aangevoerd dat pas duidelijk werd wat de gevolgen van het nalaten van de notaris waren, toen het gerechtshof Arnhem de koopovereenkomst in december 2012 vernietigde, zodat op dat moment ‘de onrechtmatigheid van de notaris eindigt’.
6.3.
Ingevolge artikel 99 lid 15 Wna kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. Daarbij is niet van belang op welk tijdstip de gevolgen van het aan de notaris verweten handelen of nalaten zich (ten volle) openbaren.
6.4.
Het nalaten dat klagers de notaris verwijten, heeft volgens klagers plaatsgevonden op of rond de overdracht van hun woning op 5 november 2007. Klagers waren vanaf dat moment ermee bekend dat de notaris de volgens klagers gemaakte afspraken met de kopers over de leiplatanen niet had vastgelegd. Zij hebben daarna, in elk geval vanaf het moment waarop zij door de kopers in de procedure bij de rechtbank Zutphen werden betrokken, dus vanaf
17 februari 2010, redelijkerwijs kunnen begrijpen dat de beweerde afspraken voor hen belangrijk waren en zij hadden toen dus kennis van het in hun ogen verwijtbare karakter van het nalaten van de notaris om de afspraken vast te leggen. Dat zij op dat moment mogelijk nog niet (in volle omvang) konden overzien welke gevolgen dat nalaten zou hebben, is in dit opzicht niet van betekenis.
6.5.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de klacht niet tijdig is ingediend, omdat de klacht niet is ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop klagers kennis hebben genomen van het handelen of nalaten van de notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. De kamer heeft klagers daarom terecht niet in hun klacht ontvangen, zodat het hof de beslissing van de kamer zal bevestigen.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.

7.De beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.M.A. Verscheure en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2015 door de rolraadsheer.