2.27.De rechtbank heeft de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van
goederen vastgesteld op de wijze zoals onder rechtsoverweging 2.5 tot en met 2.38 is overwogen. Het hof zal hieronder een overzicht geven van de vermogensbestanddelen die aan partijen zijn toegedeeld en de wijze van verrekening, ook van de vermogensbestanddelen die niet in het hoger beroep zijn betrokken, maar waarover de rechtbank heeft beslist. Uit doelmatigheidsoverwegingen zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, de wijze van verdeling gelasten op onderstaande wijze en daarbij de te geven beslissingen alle onder woorden brengen:
- Ten aanzien van de voormalige echtelijke woning dient te worden uitgegaan van een flexibele hypotheekschuld van € 180.000,-. Aan partijen komt vervolgens na aflossing van de hypothecaire leningen de helft van de overwaarde na verkoop van de woning aan een derde toe. De kosten van de makelaar en de kosten van de overdracht dienen bij helfte door partijen te worden gedragen. (r.o. 2.5 rb);
- partijen zijn het erover eens dat het saldo van de spaarloonrekening van de man met nummer [1] bij helfte dient te worden verdeeld. De man dient de helft van het saldo ad 2.452,-, derhalve een bedrag van € 1.226,- aan de vrouw te vergoeden. Ter zitting in hoger beroep van 21 maart 2012 heeft de man verklaard dat deze kwestie inmiddels door verrekening is opgelost. (r.o. 2.7 rb en r.o. 4.1 hof tussenbeschikking);
- de Ford Ka wordt aan de man toegedeeld tegen een waarde van € 1.500,-. De man voldoet aan de vrouw een bedrag van € 750,- terzake (r.o. 2.10);
- de kapitaalverzekering bij (voorheen Fortis) Allianz met nummer [2] blijft buiten de verdeling (r.o. 2.12 rb en r.o. 4.2 hof tussenbeschikking);
- de nalatenschap van de moeder van de man valt buiten de verdeling (r.o. 2.13 rb);
- de door de vrouw op 31 december 2008 in een lijfrenteovereenkomst ondergebrachte uittredingsvergoeding valt buiten de gemeenschap en wordt dus niet in de verdeling betrokken (r.o. 2.14 t/m 2.19 rb en 4.3 en 4.4 hof tussenbeschikking);
- de waarde van de aandelen in [B.V.1] per 16 juni 2010 bedraagt € 80.410,-. Daarin is de deelneming in [B.V.2] BV verdisconteerd. De vrouw vergoedt aan de man de helft van dit bedrag, zijnde € 40.205,-. (r.o. 2.2 t/m 2.8 hof eindbeschikking);
- op de hiervoor gestelde waarde van de aandelen in [B.V.1] vindt geen correctie plaats in verband met een langlopende lening van de kinderen (r.o. 2.25 rb);
- op de hiervoor gestelde waarde van de aandelen [B.V.1] vindt geen correctie plaats in verband met de voorziening betreffende verhuiskosten van de vrouw (r.o. 2.26 rb en r.o. 4.6 hof tussenbeschikking);op deze waarde vindt evenmin correctie plaats als gevolg van de verkoopopbrengst van € 61.000,- ter zake van [vastgoed b.v.] (r.o. 2.29 rb en r.o. 2.10 hof eindbeschikking);
- bij de verrekening over en weer dient met een rekening-courantschuld van € 38.831,27 rekening te worden gehouden (r.o. 4.11 hof tussenbeschikking);
- de vrouw is niet gehouden de man een vergoeding van enige waarde voor de inboedelgoederen te betalen (r.o. 4.13 hof tussenbeschikking);
- de vrouw dient binnen vier weken na het wijzen van deze beschikking een nieuwe – actuele - berekening van het door haar af te storten bedrag aan de man ter zake van
de in eigen beheer opgebouwde pensioenreservering in [B.V.1] ter beschikking te stellen overeenkomstig r.o. 2.16 hiervoor en uitgaande van een af te storten bedrag van € 198.537,- per 30 juni 2013. Zij dient uiterlijk twee weken nadien het aldus berekende bedrag af te storten bij een externe, door de man te kiezen verzekeraar. (r.o. 2.16 hof eindbeschikking);
- het door de vrouw in eerste aanleg verzochte – en door de rechtbank toegewezen -
bedrag terzake van de schuld [K/B] ad € 2.437,87 is reeds betrokken in de hoogte van de flexibele hypotheek, die in de verdeling is betrokken, zodat dit bedrag niet nogmaals verrekend kan worden. (r.o. 4.17 hof tussenbeschikking);
- ter zake van de belastingaanslagen 2008 t/m 2010 is de man geen vergoeding aan de vrouw verschuldigd. (r.o. 2.21 hof eindbeschikking);
- het verzoek tot vergoeding door de man aan de vrouw van in de toekomst te verwachten definitief vastgestelde belastingaanslagen inkomstenbelasting over 2008 tot en met 2010 komt niet voor toewijzing in aanmerking. (r.o. 2.23 en 2.24 hof eindbeschikking);
- de man vergoedt de vrouw een bedrag van € 5.500,- ter zake van de aankoop van inboedelgoederen. (r.o. 4.26 hof tussenbeschikking );
- de man vergoedt aan de vrouw een bedrag van 373,54. (r.o. 2.37 rb);
- niet verschuldigd door de man zijn de door de rechtbank toegewezen correctieposten van € 632,- aan heffingsrente en € 2.452,- met betrekking tot spaarloon. (r.o. 2.37 rb);
- de man vergoedt aan de vrouw een bedrag van € 6.057,79, zijnde de helft van een post kortlopende schulden, die in de verdeling moet worden betrokken. (r.o. 2.38 rb en 4.22 hof tussenbeschikking);
- bij de verrekening over en weer dient rekening te worden gehouden met een door de vrouw aan de man te betalen bedrag van € 51,98 aan makelaarskosten. (r.o. 4.24 hof tussenbeschikking);