In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Kappersakademie B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. Kappersakademie had een onderwijsovereenkomst gesloten met [X], waarbij [X] zich had ingeschreven voor een beroepsopleiding tot kapper. Na een aantal maanden heeft [X] de opleiding gestaakt vanwege ziekte en zwangerschap. Kappersakademie vorderde betaling van de resterende lesgelden en beëindigingskosten, die volgens de overeenkomst 50% van het totale lesgeld bedroegen. Het hof oordeelt dat Kappersakademie geen voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de hoogte van de beëindigingskosten en dat deze kosten buitensporig hoog zijn in verhouding tot het lesgeld. Bovendien heeft Kappersakademie [X] niet vooraf gewezen op deze kosten. Het hof concludeert dat het beroep van Kappersakademie op het beding inzake beëindigingskosten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor het grootste deel, maar bevestigt de kostenveroordeling in eerste aanleg. Kappersakademie wordt veroordeeld tot betaling van € 300,- aan [X], vermeerderd met wettelijke rente, en in de kosten van het hoger beroep.