ECLI:NL:GHAMS:2015:2711

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
2 juli 2015
Zaaknummer
200.143.239-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de ontbinding van een koopovereenkomst en de kwaliteit van de geleverde laminaatvloer

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [naam X], de koper, en DE BEDWETERS B.V., de verkoper, over de kwaliteit van een geleverde laminaatvloer en de ontbinding van de koopovereenkomst. [X] heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Noord-Holland, waarin haar vorderingen zijn afgewezen. De overeenkomst tot koop werd op 28 mei 2011 gesloten, waarbij Bedweters zich verplichtte om een laminaatvloer met ondervloer en plinten te leveren en aan te brengen in de woning van [X]. Na de levering heeft [X] verschillende klachten geuit over de vloer, waaronder kleurverschillen, kromtrekken van plinten en kraken van de vloer. Ondanks voorstellen van Bedweters om de klachten te verhelpen, heeft [X] de overeenkomst ontbonden en terugbetaling van het betaalde bedrag geëist.

Het hof heeft vastgesteld dat de ondervloer voldeed aan de overeenkomst en dat Bedweters niet in verzuim was. Het hof oordeelde dat [X] niet bevoegd was tot ontbinding van de overeenkomst, omdat er geen ingebrekestelling had plaatsgevonden. De klachten van [X] over de geleverde vloer werden niet als voldoende gegrond beschouwd om tot ontbinding over te gaan. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter voor zover in conventie gewezen en vernietigde het voor zover in reconventie, waarbij [X] werd veroordeeld tot betaling van € 1.166,67 aan Bedweters, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden toegewezen aan Bedweters, aangezien [X] als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.143.239/01
zaaknummer rechtbank (Noord-Holland) : 418749 CV EXPL 12-5459
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 juni 2015
inzake
[naam X],
wonend te [woonplaats] ,
appellante in het principale beroep,
geïntimeerde in het incidentele beroep,
advocaat: mr. H. van Lingen te Alkmaar,
tegen
DE BEDWETERS B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
geïntimeerde in het principale beroep,
appellante in het incidentele beroep,
advocaat: mr. M.N. Stoop te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [X] en Bedweters genoemd.
[X] is bij dagvaarding van 28 januari 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, hierna ‘de kantonrechter’, van 30 oktober 2013, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen haar als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, en Bedweters als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in het incidentele beroep, met producties;
- memorie van antwoord in het incidentele beroep, tevens akte in het principale beroep;
- antwoordakte.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 10 april 2015 doen bepleiten door hun in de aanhef van dit arrest genoemde advocaten, beiden aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Bij deze gelegenheid is namens [X] een nadere productie in het geding gebracht. Partijen hebben voorts enige vragen van het hof beantwoord.
[X] heeft geconcludeerd, kort gezegd en naar het hof begrijpt, dat het hof het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen zal vernietigen, alsnog de vorderingen van [X] zoals in eerste aanleg in conventie ingesteld zal toewijzen en de hierna te noemen gewijzigde vordering van Bedweters in reconventie – geheel of grotendeels – zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
Bedweters heeft haar oorspronkelijke vordering in reconventie gewijzigd en geconcludeerd, kort gezegd en naar het hof begrijpt, dat het hof het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen zal bekrachtigen en voor het overige zal vernietigen en alsnog – uitvoerbaar bij voorraad – de gewijzigde vordering van Bedweters in reconventie zoals aan het slot van de memorie van grieven in het incidentele beroep vermeld zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
Partijen hebben bewijs van een of meer van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje ‘De feiten’, 1 tot en met 9, de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen.
Over de juistheid van die feiten bestaat geen geschil, zodat ook het hof van de aldus vastgestelde feiten zal uitgaan, een en ander met uitzondering van de geldigheid van de onder 8 genoemde ontbinding, aangezien deze – ook in hoger beroep – tussen partijen onderwerp van debat is.

3.Beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 28 mei 2011 een overeenkomst aangegaan waarbij Bedweters, als verkoper, zich heeft verbonden aan [X] , als koper, een laminaatvloer met een ondervloer en muurplinten te leveren en deze in de woning van [X] aan te brengen. Op 1 en 2 juni 2011 zijn de vloer en de ondervloer in die woning gelegd. De plinten zijn later geplaatst en op 16 juni 2011 door andere vervangen. Bedweters heeft op 19 juni 2011 voor de verkochte zaken en de uitgevoerde werkzaamheden € 3.500,- aan [X] in rekening gebracht. Hiervan heeft laatstgenoemde in totaal € 2.250,- voldaan.
3.2.
Nadat de laminaatvloer met toebehoren in haar woning was aangebracht, heeft [X] bij Bedweters geklaagd over kleurverschillen tussen de vloer en de plinten, het kromtrekken van plinten, het kraken van de vloer, het omhoogkomen van vloerplanken en het in rekening gebrachte bedrag. In dit geding heeft zij tevens geklaagd over de aanwezigheid van een lichte glimmende plek op de vloer. Tussen partijen heeft in juni-juli 2011 een e-mailwisseling plaatsgevonden en partijen hebben op 17 augustus 2011 in de woning van [X] een onderhoud gehad waarbij zij tevens de gelegde vloer hebben aanschouwd, alles naar aanleiding van de klachten van [X] toentertijd.
3.3.
Bedweters heeft voorstellen aan [X] gedaan erop gericht om de door haar geuite klachten te verhelpen, in het bijzonder het aanbrengen van een dilatatievoeg en -profiel en het vervangen van de laatstelijk geplaatste plinten door zogeheten plakplinten. [X] heeft die voorstellen afgewezen omdat zij, volgens haar, niet in overeenstemming waren met hetgeen partijen bij de koop omtrent de vloer waren overeengekomen. Bij e-mail van 14 juli 2011 heeft Bedweters voorts het eerder aan [X] in rekening gebrachte bedrag toegelicht en gespecificeerd.
3.4.
De gelegde laminaatvloer is geproduceerd door Spanolux divisie Balterio N.V., een in België gevestigde rechtspersoon. De laminaatvloer is van het type Balterio Grandeur, kleur Roussillon eiken. De geplaatste plinten zijn van het type Balterio true matching plint. De gelegde ondervloer is vervaardigd door een andere producent. De ondervloer is gemaakt van rubber, door het TNO getest op geschiktheid voor gebruik als ondervloer voor laminaat en voorzien van een TNO-certificaat op dat punt.
3.5.
Bij e-mail van 1 februari 2012 van haar toenmalige rechtshulpverlener heeft [X] aan Bedweters verklaard de overeenkomst tussen partijen te ontbinden. Hierbij heeft zij aanspraak gemaakt op terugbetaling van het door haar betaalde bedrag, waarna Bedweters de vloer zou kunnen terugnemen. Daarnaast heeft [X] aanspraak gemaakt op aanvullende schadevergoeding. Bedweters heeft niet ingestemd met ontbinding van de overeenkomst en zich evenmin bereid getoond tot schadevergoeding.
3.6.
Tegen de achtergrond van de hierboven weergegeven, tussen partijen vaststaande feiten heeft [X] Bedweters in rechte betrokken en – in conventie – gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden en dat Bedweters aansprakelijk is voor de door [X] nader omschreven schade. Zij heeft voorts de veroordeling van Bedweters gevorderd tot terugbetaling van € 2.250,-, met nevenvorderingen. Bedweters heeft – in reconventie – een tegenvordering ingesteld ertoe strekkend dat [X] wordt veroordeeld aan haar € 2.700,-, althans € 1.150,-, te betalen.
3.7.
Bij het bestreden vonnis zijn de vorderingen over en weer afgewezen, met compensatie van de proceskosten in conventie en in reconventie. In het
principale beroepkomt [X] met acht grieven op tegen de afwijzing van haar vorderingen in conventie en de daartoe leidende overwegingen. Naast de onder 3.2 samengevatte klachten voert zij ter ondersteuning van die vorderingen aan dat de aangebrachte ondervloer niet deugt, dat de laminaatvloer niet goed gelegd is, dat Bedweters die vloer ten onrechte niet heeft doen acclimatiseren in de woonruimte waarin deze is gelegd en dat door het gebruik van een ondeugdelijke ondervloer en het niet goed leggen van de laminaatvloer, de fabrieksgarantie van Spanolux divisie Balterio N.V. is vervallen.
3.8.
In het
incidentele beroepheeft Bedweters erop gewezen dat zij het aanvankelijk aan [X] in rekening gebrachte bedrag later heeft verminderd tot € 3.416,67. Zij heeft haar vordering in reconventie in overeenstemming hiermee gewijzigd, in die zin dat zij thans de veroordeling van [X] vordert tot betaling van het verschil tussen dat bedrag en het door [X] betaalde bedrag van € 2.250,- te weten € 1.166,67, althans tot betaling van een in goede justitie te betalen bedrag, met nevenvorderingen. De enige grief van Bedweters strekt tot toewijzing van deze vordering.
3.9.
De grieven in het principale en in het incidentele beroep lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Hierbij moet eerst aan de orde komen de vraag of de onder 3.5 genoemde verklaring van 1 februari 2012 heeft geleid tot de ontbinding van de overeenkomst tussen partijen, aangezien de vorderingen van [X] alle stoelen op de stelling dat de overeenkomst is ontbonden en de gewijzigde vordering van Bedweters juist ervan uitgaat dat die is blijven voortbestaan. Bij de beantwoording van de gestelde vraag staat voorop dat voor de aanwezigheid van een bevoegdheid van [X] tot ontbinding vereist is dat Bedweters met de nakoming van de overeenkomst in verzuim was, tenzij nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk was. Voor een zodanige blijvende of tijdelijke onmogelijkheid van nakoming is vereist dat Bedweters op een of meer punten in de nakoming van haar verbintenissen uit de overeenkomst is tekortgeschoten en dat herstel van de desbetreffende punten blijvend of tijdelijk niet mogelijk was.
3.10.
Met uitzondering van het gestelde vervallen van de fabrieksgarantie valt van geen van de onder 3.2 en 3.7 weergegeven klachten van [X] in te zien dat herstel van de desbetreffende punten, aangenomen al dat Bedweters ter zake is tekortgeschoten, blijvend of tijdelijk onmogelijk was toen de verklaring tot ontbinding van de overeenkomst werd gedaan. Uit niets blijkt immers dat Bedweters, als zij daartoe was aangesproken, de laminaatvloer, de ondervloer en de plinten niet – geheel of gedeeltelijk – zou hebben kunnen vervangen of opnieuw zou hebben kunnen leggen teneinde de daarop betrekking hebbende klachten van [X] te verhelpen. Een door [X] ingeschakelde derde heeft bovendien, na onderzoek van de vloer, in zijn hieronder nader te noemen rapport geconcludeerd: ‘Ondanks de gemaakte legfouten is de vloer te herstellen.’ Voor het bestaan van een bevoegdheid van [X] tot ontbinding is dus in zoverre vereist dat Bedweters met de nakoming van de overeenkomst in verzuim was. Voor het intreden van dat verzuim is in beginsel noodzakelijk dat Bedweters in gebreke is gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij haar een redelijke termijn werd gesteld om haar verbintenissen uit de overeenkomst alsnog na te komen, en nakoming binnen die termijn was uitgebleven.
3.11.
Een ingebrekestelling zoals hierboven bedoeld kan noch in de e-mailwisseling tussen partijen uit juni-juli 2011, noch in latere correspondentie voorafgaand aan de namens [X] gedane verklaring tot ontbinding, worden gelezen. [X] wordt niet gevolgd in haar stelling erop neerkomend dat uit de houding van Bedweters bleek dat aanmaning nutteloos zou zijn en dat het verzuim daarom is ingetreden door de schriftelijke mededeling van 14 november 2011 van de toenmalige rechtshulpverlener van [X] waarbij Bedweters aansprakelijk is gesteld voor de schade van [X] als gevolg van het uitblijven van nakoming, welke mededeling laatstgenoemde kennelijk als ingebrekestelling wil aanmerken. In hoger beroep is [X] geheel voorbijgegaan aan de e-mail van 10 februari 2012 van Bedweters aan de toenmalige rechtshulpverlener van [X] , waarin Bedweters onder andere schrijft dat [X] vanaf 1 augustus 2011 – met kennelijke uitzondering van de onder 3.2 genoemde samenkomst op 17 augustus 2011 – heeft geweigerd aan Bedweters toegang te verlenen tot haar woning, heeft geweigerd met Bedweters te communiceren anders dan via een tussenpersoon en meerdere op afspraak gemaakte huisbezoeken en pogingen van Bedweters om een afspraak te maken, niet is nagekomen dan wel onbeantwoord heeft gelaten. Deze feiten moeten daarom als vaststaand worden beschouwd. Bedweters heeft verder de oorspronkelijk aangebrachte plinten vervangen, zij heeft de onder 3.3 genoemde voorstellen gedaan teneinde de door [X] geuite klachten te verhelpen en zij heeft zich op 17 augustus 2011 met [X] omtrent die klachten verstaan, tijdens een bezoek aan haar woning waarbij de vloer is aanschouwd. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat uit de houding van Bedweters bleek dat aanmaning nutteloos zou zijn, zodat het ontbreken van een schriftelijke aanmaning meebrengt dat zij niet in verzuim is geraakt. Het enkele feit dat Bedweters niet klakkeloos de conclusies omtrent de gelegde vloer heeft overgenomen die zijn neergelegd in het rapport gedateerd 27 februari 2013, meer dan een jaar nadat de onder 3.5 genoemde verklaring was gedaan, van een door [X] ingeschakelde derde, maakt het voorgaande niet anders.
3.12.
Het bovenstaande brengt mee dat Bedweters ter zake van de klachten van [X] betrekkend hebbend op de laminaatvloer, de ondervloer en de plinten niet in verzuim is geraakt en dat [X] op deze punten dus niet bevoegd was tot ontbinding van de overeenkomst tussen partijen. Hetzelfde geldt als uit de stellingen van [X] in hoger beroep zou moeten worden begrepen dat zij zich mede op het standpunt stelt dat het verzuim zonder ingebrekestelling is ingetreden, wegens mededelingen van Bedweters waaruit [X] mocht afleiden dat eerstgenoemde zou tekortschieten. Om dezelfde redenen als hierboven vermeld heeft [X] dat niet mogen begrijpen, daargelaten nog dat uit haar stellingen niet blijkt op welke specifieke mededelingen zij doelt. De klacht met betrekking tot het vervallen van de fabrieksgarantie, aangenomen dat daarin anders dan ten aanzien van de andere klachten wel een blijvende onmogelijkheid tot nakoming aan de zijde van Bedweters ligt besloten, heeft evenmin een bevoegdheid tot ontbinding doen ontstaan. Volgens de stellingen van [X] is die garantie reeds vervallen doordat Bedweters een ondeugdelijke ondervloer heeft gebruikt. Vast staat echter dat partijen, naar blijkt uit de opdrachtbevestiging, uitdrukkelijk zijn overeengekomen dat een rubberen, door TNO gecertificeerde ondervloer zou worden gebruikt, dat de gelegde ondervloer – blijkens het door Bedweters overgelegde, onbestreden, TNO-certificaat – aan deze maatstaven voldoet en dat de producent van de laminaatvloer, Spanolux divisie Balterio N.V., geen bij die vloer passende ondervloeren vervaardigt die door TNO zijn getest en geschikt zijn bevonden. Uit het voorgaande volgt dat de gelegde ondervloer aan de overeenkomst beantwoordt. Namens [X] is dit bij gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep ook erkend: ‘De ondervloer die gelegd is, is (…) inderdaad een ondervloer zoals is overeengekomen door partijen (…) hij is overeengekomen en hij is geschikt voor [gebruik] in een dergelijk appartement.’ Onder deze omstandigheden levert het gestelde vervallen van de fabrieksgarantie, aangenomen al dat daarvan sprake is, niet een tekortkoming van Bedweters op in de nakoming van een van haar verbintenissen uit de overeenkomst en dus evenmin een bevoegdheid van [X] tot ontbinding. Hetgeen [X] nog heeft betoogd omtrent de wijze van leggen van de laminaatvloer in verband met het gestelde vervallen van de fabrieksgarantie, behoeft bij gebrek aan belang geen bespreking, aangezien die garantie volgens haar stellingen ook afgezien van de wijze van leggen is vervallen.
3.13.
Uit het voorgaande volgt dat [X] de overeenkomst tussen partijen niet geldig heeft ontbonden en dat de verbintenissen die partijen daarbij zijn aangegaan, hen dus zijn blijven binden. Dit brengt mee dat er geen grond is voor aansprakelijkheid van Bedweters voor de door [X] gestelde schade en dat [X] het deel van de overeengekomen prijs voor de onder 3.1 genoemde zaken en werkzaamheden dat zij niet heeft betaald, alsnog aan Bedweters moet voldoen. In het incidentele beroep heeft Bedweters het beloop van die prijs gesteld op € 3.416,67 en het onbetaald gelaten deel daarvan op € 1.166,67, een en ander zoals onder 3.8 vermeld. Bij de memorie van antwoord in het incidentele beroep heeft [X] verschillende componenten waaruit deze bedragen zijn samengesteld, betwist en geconcludeerd dat zij in plaats van laatstgenoemd bedrag aan hoofdsom nog € 973,18 verschuldigd is als zou worden geoordeeld dat de overeenkomst niet is ontbonden, zoals het geval is. Vervolgens heeft Bedweters bij antwoordakte het bedrag waarvan zij betaling vordert, nader onderbouwd en hierbij de omstreden componenten nader toegelicht. Het had daarom op de weg van [X] gelegen om bij gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep, tegenover de nadere onderbouwing en toelichting van Bedweters, ook haar betwisting van het volgens Bedweters nog verschuldigde bedrag nader te onderbouwen. Dit heeft [X] echter nagelaten. De gewijzigde vordering van Bedweters zal daarom, als onvoldoende betwist, worden toegewezen tot de door haar gestelde hoofdsom van € 1.166,67. Over dit bedrag zal de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen vanaf 29 november 2013 zoals gevorderd, nu [X] niet heeft bestreden dat zij vanaf die datum met de betaling in verzuim is.
3.14.
[X] heeft geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot andere oordelen dan hierboven gegeven. Haar bewijsaanbiedingen in hoger beroep worden daarom, als niet ter zake dienend, gepasseerd.
3.15.
De slotsom uit het bovenstaande is dat het principale beroep faalt en dat het incidentele beroep slaagt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd voor zover in conventie gewezen en worden vernietigd voor zover in reconventie gewezen, dit laatste met uitzondering van de beslissing over de kosten van de procedure in eerste aanleg. De gewijzigde vordering van Bedweters – in reconventie – zal worden toegewezen zoals hierna te melden. [X] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in het principale en in het incidentele beroep. De compensatie van de proceskosten in eerste aanleg die bij het bestreden vonnis is uitgesproken, blijft in stand, aangezien die compensatie haar oorsprong vindt in de eigen proceshouding van Bedweters in eerste aanleg en, gelet daarop, voor een andere beslissing thans geen aanleiding bestaat.

4.Beslissing

Het hof:
in het principale beroep:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen;
veroordeelt [X] in de kosten van de procedure in het principale beroep, tot op heden aan de zijde van Bedweters begroot op € 704,- aan verschotten en € 1.896,- voor salaris advocaat en op € 131,- voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de zojuist genoemde kostenveroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden alsmede, als betaling binnen veertien dagen uitblijft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het verstrijken van de genoemde termijn tot aan de dag van voldoening;
in het incidentele beroep:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover in reconventie gewezen ten aanzien van de beslissing over de proceskosten;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in reconventie gewezen voor al het overige en,
in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [X] om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan Bedweters te betalen een geldsom van € 1.166,67, te vermeerderen met de wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 29 november 2013;
veroordeelt [X] in de kosten van het incidentele beroep, tot op heden aan de zijde van Bedweters begroot op nihil aan verschotten en € 316,- voor salaris advocaat, laatstgenoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente als betaling binnen veertien dagen uitblijft, vanaf de datum van het verstrijken van de genoemde termijn tot aan de dag van voldoening;
in het principale en in het incidentele beroep:
verklaart alle hierboven genoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, W.H.F.M. Cortenraad en C.G. Kleene-Eijk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2015.