3.1Het hof gaat uit van het volgende.
a. Havenmeester en [A] hebben op 8 februari 2002 een intentieverklaring ondertekend voor de koop en verkoop van de aandelen Metal Corp Industries B.V. (hierna: MCI) inclusief de deelnemingen in Benjamin Products B.V., Rego Metaalwaren B.V. en Benjamin Exploitatie B.V. voor een koopsom van € 2.400.000,-. De intentieverklaring bevat een financieringsvoorbehoud.
b. ING Bank heeft in maart 2002 een krediet van € 1.400.000,- aan [A] ter beschikking gesteld voor de financiering van een gedeelte van de koopsom. ING Bank is daarbij onder andere afgegaan op de door Havenmeester opgestelde begroting voor 2002 waarin een positief resultaat van € 231.465,- wordt geprognosticeerd. ING Bank heeft voorts de kredietfaciliteit aan MCI gecontinueerd.
c. Havenmeester heeft bij akte van 26 april 2002 de aandelen MCI verkocht en geleverd aan [A] . In de akte heeft Havenmeester een aantal garanties afgegeven aan [A] , waaronder:
1. Verkoper garandeert koper, dat de verklaringen vermeld in lid 5 van dit artikel op heden juist, volledig en niet misleidend zijn.
2. Met inachtneming van het hierna in lid 3 bepaalde, is verkoper jegens koper aansprakelijk voor het geheel van de vermogensschade, indien een of meer van de in lid 5 van dit artikel vermelde verklaringen onjuist, onvolledig of misleidend zijn. Onder vermogensschade geleden door koper wordt mede begrepen schade, waarvan de vennootschap vergoeding zou kunnen vorderen indien de verklaringen in lid 5 van dit artikel ten behoeve van haar waren verstrekt.
(…)
5. Verkoper verklaart het volgende:
(…)52. De vergunningen van de vennootschap zijn toereikend en geen andere vergunningen, vrijstellingen of ontheffingen van welke aard ook - waaronder begrepen milieuvergunningen - dan die vergunningen worden gebruikt of zijn noodzakelijk, voor het drijven van de onderneming van de vennootschap.
(…)
55. Geen werkzaamheden zijn noodzakelijk om enige milieuvergunning te verkrijgen of in overeenstemming daarmee te handelen, er zijn geen feiten of omstandigheden waarvan aannemelijk is dat zij tot het herroepen, opschorten, intrekken wijzigen of niet-verlengen van enige milieuvergunning zullen leiden (…).
64. Er zijn aan verkoper en/of de vennootschap geen feiten of omstandigheden bekend welke er toe zouden kunnen leiden dat relaties bestaande overeenkomsten zullen beëindigen.
(…)
66. Verkoper heeft aan koper alle inlichtingen verschaft waarvan hij weet of had kunnen weten dat die voor koper van belang konden zijn bij het aangaan van de koopovereenkomst en alle door verkoper aan koper verschafte inlichtingen zijn juist, volledig en niet misleidend.
d. [A] heeft € 1.550.000,- op de koopsom betaald, waarvan € 1.400.000,- uit het bij ING Bank verkregen krediet. Het restant van de koopsom van € 850.000,- is in de akte van levering omgezet in geldleningen van Havenmeester aan [geïntimeerden]
e. [A] heeft in juli 2002 een nieuwe begroting 2002 opgesteld, waarin een negatief resultaat van € 28.951 wordt geprognosticeerd. AREP Accountants heeft hierover in opdracht van [A] op 31 juli 2002 een rapport van bevindingen, uitgebracht. [A] heeft vervolgens ING Bank van de nieuwe begroting in kennis gesteld.
f. Bij brief van 5 augustus 2002 heeft ING Bank aan MCI de kredietfaciliteit opgezegd op de grond dat het ondernemingsplan, waarop zij de continuering van de kredietverlening in april 2002 heeft gebaseerd, een onjuiste weergave is van de feitelijke financiële situatie van de ondernemingen en dat indien ING Bank wel over de juiste informatie had beschikt niet tot continuatie van de kredietverlening zou zijn overgegaan. ING Bank noemt onder andere de volgende punten waarop zij onjuist is geïnformeerd, verkort weergegeven:
de prognose voor 2002, deels gebaseerd op onderhanden werken, kan niet worden gerealiseerd;
de kosten zijn van dien aard dat een positieve rentabiliteit bij de wel haalbare omzet “utopisch” is;
er bestaan problemen met de milieuvergunning.
g. Op 20 augustus 2002 zijn de deelnemingen Benjamin Products B.V. en Rego Metaalwaren B.V. op eigen aangifte van [A] failliet verklaard. De onderneming en het bedrijfspand zijn aan een derde verkocht.
h. Bij arrest in de hoofdzaak van 31 augustus 2010 heeft het hof beslist dat Havenmeester de garanties onder 52, 55, 64 en 66 heeft geschonden en dat [appellant] hiervan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het hof heeft Havenmeester c.s. hoofdelijk veroordeeld tot vergoeding van de door [A] dientengevolge geleden schade nader op te maken bij staat.