In deze zaak gaat het om de benoeming van een curator voor mevrouw E, die onder curatele is gesteld op verzoek van GGZ inGeest. Appellante, de dochter van curanda, is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de kantonrechter die Beaufin B.V. als curator heeft benoemd. De zaak is behandeld op 20 november 2014, waarbij verschillende partijen aanwezig waren, waaronder de advocaat van appellante en vertegenwoordigers van GGZ inGeest.
De feiten van de zaak zijn als volgt: mevrouw E is onder curatele gesteld vanwege haar lichamelijke en geestelijke toestand. Appellante verzoekt om haar benoeming tot curator, omdat zij vindt dat zij de beste zorg voor haar moeder kan bieden. Het hof heeft echter vastgesteld dat curanda niet in staat is haar voorkeur voor een curator kenbaar te maken, en dat de wettelijke voorkeursregeling voor benoeming van een curator gevolgd moet worden. Dit houdt in dat appellante als dochter in aanmerking komt voor benoeming, maar het hof heeft twijfels over haar geschiktheid.
Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat er een conflict is geweest tussen appellante en haar dochter, wat de zorg voor curanda heeft bemoeilijkt. Het hof concludeert dat appellante niet de aangewezen persoon is om de belangen van curanda te behartigen, gezien haar eerdere tekortkomingen in de zorg en financiën van curanda. Het verzoek van appellante om haar tot curator te benoemen is afgewezen, en de beschikking van de kantonrechter is bekrachtigd. De kosten van het geding worden gecompenseerd.