Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2. Feiten
3.Beoordeling
grief 1bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter, zakelijk,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot ontruiming van een woning in kort geding. De appellant, de oudere broer van de geïntimeerde, had de huurovereenkomst met betrekking tot de woning opgezegd wegens dringend eigen gebruik. Het hof stelt voorop dat volgens artikel 7:272 lid 1 BW een beslissing op grond van artikel 7:274 lid 1 sub c BW in beginsel niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. Dit houdt in dat bij een verzoek tot ontruiming in een kort geding, er zeer goede gronden voor het spoedeisend belang moeten worden aangevoerd. Het hof oordeelt dat de appellant hierin niet is geslaagd. De appellant had aangevoerd dat zijn zoon in de woning van de appellant verblijft en dat deze situatie onhoudbaar is geworden. Echter, het hof concludeert dat de appellant onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor de gevraagde ontruiming. De vordering van de appellant wordt afgewezen en het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd. De appellant wordt veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.