ECLI:NL:GHAMS:2015:2544

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
200.140.387-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een nalatenschap door veiling bij opbod van onroerende en roerende zaken

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep inzake de verdeling van een nalatenschap. De appellant, die samen met andere erfgenamen betrokken is, heeft in eerste aanleg verzocht om de verdeling van de nalatenschap door middel van een veiling bij opbod van onroerende en roerende zaken. De rechtbank had eerder een vonnis gewezen waarin de verdeling op een andere wijze was gelast, wat door de appellant werd betwist. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de lange periode waarin de erfgenamen hebben geprobeerd tot een minnelijke regeling te komen, maar constateert dat er geen overeenstemming is bereikt. De wens van de erfgenamen om de zaken binnen de familie te houden, moet wijken voor het belang van een spoedige verdeling. Het hof heeft daarom besloten dat de onroerende en roerende zaken via een veiling bij opbod verkocht moeten worden, waarbij de notaris H.J. de Jong de organisatie op zich neemt. De appellant heeft ook grieven ingediend tegen de veroordeling van een medegeërfde tot het afleggen van rekening en verantwoording over de bankrekeningen van de nalatenschap, maar het hof heeft deze grieven verworpen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank deels vernietigd en de verdeling van de nalatenschap gelast zoals hierboven beschreven, met de kostencompensatie tussen partijen.

Uitspraak

AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.140.387/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/14/134259/HA ZA 11-716
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 juni 2015
inzake
[APPELLANT] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M.J.A. Nijssen te Leiden,
tegen
[GEÏNTIMEERDE SUB 1],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.S. Dirks te Alkmaar
en voorts
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
wonend te [woonplaats] ,
tussenkomende partij,
advocaat: mr. C. van der Slikke te Groningen.
en
[GEÏNTIMEERDE SUB 3],
wonend te [woonplaats] ,
tussenkomende partij,
advocaat: mr. M. van der Weide te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna bij hun voornaam/voornamen genoemd.
Het hof heeft in deze zaak laatstelijk op 16 september 2014 een arrest gewezen, waarnaar het hof verwijst.
Daarna hebben partijen de volgende stukken ingediend:
  • memorie van eis in interventie van de zijde van [geïntimeerde sub 2] ;
  • memorie van eis in interventie van de zijde van [geïntimeerde sub 3] ;
  • memorie van antwoord in interventie van de zijde van [appellant] ;
  • memorie van antwoord tevens conclusie van antwoord in interventie van de zijde van [geïntimeerde sub 1] .
Ter zitting van dit hof van 13 april 2015 is een comparitie van partijen gehouden, ter gelegenheid waarvan partijen inlichtingen hebben verschaft. Partijen zijn ter gelegenheid van de comparitie niet tot overeenstemming gekomen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Partijen hebben geconcludeerd zoals in hun desbetreffende memories is weergegeven.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.5 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1.
[appellant] en [geïntimeerde sub 3] zijn, evenals [X] (verder: [X] ) en [X] (verder: [X] ) kinderen uit het huwelijk van [Z] (verder: [Z] ) en [A] (verder: [A] ). [A] is overleden op 26 augustus 2005, [Z] op 4 november 2005. Geen van beiden had een uiterste wilsbeschikking. De kinderen uit dit huwelijk zijn, evenals [Z] , gerechtigd tot één vijfde deel van de nalatenschap van [A] . [geïntimeerde sub 1] , [B] (verder: [B] ) en [geïntimeerde sub 2] zijn kinderen uit een eerder huwelijk van [Z] . Alle kinderen van [Z] zijn voor één zevende gerechtigd in de nalatenschap van [Z] . Tussen hen bestaat nog steeds een gemeenschap van nalatenschap van hun vader.
3.1.2.
Tot de onverdeelde nalatenschap behoort onder meer:
a. een woning aan de [adres 1] ;
b. een woning aan de [adres 2] ;
c. een perceel grasland nabij de [adres 3] ;
d. een perceel woeste grond/weiland gelegen aan de [adres 4] ;
e. een schiphuis (staande op huurgrond, nabij de woningen);
f. een vlet, een polyester roeibootje, een polyester zeilbootje en een surfplank;
g. saldi en/of contanten.
3.2.
[geïntimeerde sub 1] heeft in eerste aanleg de overige kinderen gedagvaard en gevorderd, zakelijk weergegeven, over te gaan tot verdeling van de nalatenschap door verkoop van de onroerende en roerende zaken door notaris H.J. de Jong te Schagerbrug, waarbij de onroerende zaken waarvoor geen geïnteresseerde bestaat bij verkoop bij inschrijving, door de notaris bij een makelaar in de verkoop worden gebracht, althans worden geveild, voldoening van de schulden van de nalatenschap uit de opbrengst en verdeling van de netto opbrengst tussen de erfgenamen. Zij heeft tevens gevorderd [X] te veroordelen tot het overmaken van de banksaldi en contanten naar de derdenrekening van de notaris en tot het afleggen van rekening en verantwoording over het beheer van de bankrekeningen aan de overige erfgenamen. [appellant] heeft van zijn zijde eveneens verdeling gevorderd, waarbij de woningen bij voorkeur dienen te worden geveild bij opbod, zodat de erfgenamen het meer in de hand hebben dat deze in de familie blijven, dan wel dienen te worden verkocht door openbare inschrijving. [appellant] wenst de onder c en d genoemde percelen grond, het onder e genoemde schiphuis evenals de onder f genoemde roerende zaken – na taxatie – toegedeeld te krijgen tegen de getaxeerde prijs, waarbij hij zich het recht wil voorbehouden om van toedeling af te zien indien de getaxeerde waarde volgens hem te hoog is. [geïntimeerde sub 2] heeft gevorderd ten aanzien van de onroerende zaken de verdeling te gelasten op de wijze als door de notaris voorgesteld in zijn brief van 21 maart 2011, waarbij, kort gezegd, de erfgenamen de gelegenheid hebben een bod te doen, nadat de notaris naar aanleiding van hun opgaven een minimumprijs heeft vastgesteld aan de hand van de in genoemde brief beschreven procedure, en, voor zover een bod hoger is dan de minimumwaarde, toewijzing aan de hoogste bieder bindend zal geschieden. [geïntimeerde sub 3] heeft in (voorwaardelijke) reconventie gevorderd de verdeling te gelasten zoals door haar voorgesteld, waarbij haar uitgangspunt is dat zo veel mogelijk zaken binnen de familie blijven. [X] , tot slot, heeft in eerste aanleg gevorderd te bepalen dat de woningen, het schiphuis en de percelen grond aan haar worden toegescheiden tegen de waarde, te bepalen door een door de rechtbank aan te wijzen deskundige. [X] en [B] zijn in eerste aanleg niet verschenen. De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis, zakelijk weergegeven, de verdeling gelast op de door de notaris in zijn brief van 21 maart 2011 uitgewerkte wijze, en voorts [X] veroordeeld tot het overmaken van de saldi en contanten en het afleggen van rekening en verantwoording zoals door [geïntimeerde sub 1] gevorderd.
3.3.
De grieven I tot en met IV van [appellant] zijn gericht tegen de beslissing van de rechtbank de verdeling te gelasten op de wijze zoals door de notaris is uitgewerkt in zijn brief van 21 maart 2011. [appellant] heeft inhoudelijke bezwaren tegen deze wijze van verdeling en wijst erop dat er tussen de erfgenamen nog steeds geen overeenstemming is over deze procedure. Hij herhaalt zijn voorkeur voor een veiling bij opbod van de woningen en wenst nog steeds een taxatie van de percelen grond en van het schiphuis en toedeling daarvan – onder voorbehoud – aan hem. Hij herhaalt ten aanzien van de wijze van verdeling zijn in eerste aanleg ingestelde vordering. [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] bestrijden de grieven en zijn nog steeds voorstander van de door de notaris aangegeven wijze van verdeling. Zij concluderen in zoverre tot bekrachtiging van het bestreden vonnis. [geïntimeerde sub 2] heeft ter comparitie nog aangegeven dat zij kan leven met taxatie van de vlet. [geïntimeerde sub 3] voert nog aan dat het redelijk is dat diegene die de voormalige echtelijke woning koopt, recht heeft op eerste keus voor aankoop van het schiphuis omdat dit bij die woning is gelegen, en voorts dat zij ermee akkoord gaat dat [appellant] de roerende goederen toebedeeld krijgt en dat het overbodig is daarvoor kosten te maken voor een taxatie. Ter comparitie heeft zij aangegeven dat de nalatenschap in elk geval afgewikkeld dient te worden. [geïntimeerde sub 1] , tot slot, wenst een veiling bij opbod van zowel de woningen als de overige onroerende en de roerende zaken. Het voorbehoud voor toedeling dat [appellant] maakt, vindt zij niet acceptabel omdat dit niet leidt tot een spoedige afwikkeling. Zij concludeert, zakelijk weergegeven, tot vernietiging van het bestreden vonnis voor zover daarbij de verdeling is gelast op de wijze als door de notaris is uitgewerkt in zijn brief van 21 maart 2011, en, opnieuw rechtdoende, tot vaststelling van de wijze van verdelen, inhoudende dat alle goederen worden verkocht door een veiling bij opbod, te verzorgen door de notaris.
3.4.
Het hof overweegt over de wijze van verdeling het volgende. Partijen zijn reeds lange tijd, zowel in der minne als in dit geschil, doende om tot verdeling van de nalatenschap te komen. [geïntimeerde sub 1] wijst in dit verband erop dat de notaris na het wijzen van het bestreden vonnis wederom heeft geprobeerd de minimumprocedure te starten maar dat dit niet tot resultaat heeft geleid. Zij heeft dan ook - terecht - geen vertrouwen meer in deze oplossing. Het hof heeft op zichzelf oog voor de wens van [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] om te proberen om zaken, in het bijzonder de voormalige ouderlijke woning, binnen de familie te houden, maar op zeker moment dient deze wens - alleen al door het tijdverloop - te wijken voor het gerechtvaardigd belang van de overige erfgenamen om tot verdeling te komen. Dit te meer omdat, zoals [appellant] terecht aanvoert, iedere erfgenaam vanaf het overlijden van [Z] gedurende negen jaar de gelegenheid heeft gehad om een reëel en concreet bod te doen op één van de zaken behorend tot de nalatenschap, maar dat een dergelijk bod is uitgebleven.
3.5.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden het belang van de erfgenamen bij een spoedige verdeling dient te prevaleren boven de wens om zaken binnen de familie te houden. Daarbij dient - eveneens in het belang van de erfgenamen - oog te worden gehouden voor een goede opbrengst van de te verkopen zaken. Een en ander betekent dat de zaken alle dienen te worden verkocht en dat een veiling bij opbod daarvoor de aangewezen weg is. Het hof komt tot dit oordeel mede omdat niet kan worden verwacht dat de erfgenamen alsnog tot een minnelijke regeling komen. Het staat de erfgenamen uiteraard vrij om zelf te bieden bij de veiling en op deze wijze te pogen zaken binnen de familie te houden.
3.6.
Het voorgaande gaat evenzeer op voor de zaken die [appellant] , na taxatie maar onder voorbehoud, toebedeeld wenst te krijgen. Het is niet zeker dat dit tot verdeling leidt; [appellant] maakt immers een voorbehoud. Het is voorts ongewenst om de boedel met de taxatiekosten te belasten, niet alleen wegens deze onzekerheid maar ook omdat niet duidelijk is - zeker wat betreft de roerende zaken - of de opbrengst de taxatiekosten rechtvaardigt. Ook deze zaken dienen om tot een zo spoedig mogelijke verdeling te komen, te worden geveild. [appellant] kan, indien hij de zaken tegen een voor hem aanvaardbare prijs wenst te verwerven, ter gelegenheid van de veiling een bod daarop uitbrengen.
3.7.
De grieven I tot en met IV van [appellant] slagen deels in de hiervoor bedoelde zin. De overige standpunten van partijen omtrent de wijze van verdelen worden verworpen nu deze niet bijdragen aan een spoedige verdeling.
3.8.
[appellant] betoogt bij grief V dat het overmaken van de gelden door [X] naar de kwaliteitsrekening van de notaris zo laat mogelijk dient te geschieden, dit in verband met het depositogarantiestelsel en omdat de boedelnotaris voor zijn werkzaamheden een honorarium in rekening zal brengen. [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] sluiten zich hierbij aan. [geïntimeerde sub 1] bestrijdt de grief, onder meer stellende dat niet duidelijk is of [X] het beheer nog wenst te voeren. Het hof overweegt naar aanleiding van deze grief als volgt.
3.9.
[appellant] stelt - onbestreden - dat [X] , zoals ook uit de door hem overgelegde brief van de notaris van 29 oktober 2014 blijkt, per 20 september 2013 de banksaldi behorend tot de nalatenschap naar de derdenrekening van de notaris heeft overgemaakt en (daarmee) het beheer over de gelden aan de notaris heeft overgedragen. [appellant] vordert thans restitutie van deze gelden totdat de nalatenschappen daadwerkelijk worden verdeeld. [appellant] voert echter ook aan, evenals [geïntimeerde sub 1] , dat onduidelijk is of [X] het beheer over de gelden nog wel op zich wil nemen. Het hof is van oordeel dat er vanwege deze onduidelijkheid geen plaats is voor restitutie van de gelden. Bij gebreke van een andere oplossing zal de notaris de gelden verder dienen te beheren. De grief faalt.
3.10.
[appellant] richt geen grief tegen de veroordeling van [X] tot het afleggen van rekening en verantwoording. Het hof zal deze veroordeling dan ook handhaven, mede omdat [geïntimeerde sub 1] , [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] te kennen hebben gegeven daar prijs op te stellen. Wel zal de veroordeling worden beperkt tot de periode voorafgaand aan het moment van overdracht van het beheer aan de notaris.
3.11.
[appellant] voert nog (als ongenummerde grief) aan dat de door de notaris opgestelde en in het bestreden vonnis aangehaalde boedelbeschrijving niet juist is, omdat er bij de berekening van de stamvermogens van [Z] en [A] geen rekening mee is gehouden dat het (kennelijk onder a bedoelde) perceel grasland te Mildam door [A] was verkregen uit de nalatenschap van haar ouders en alleen aan haar toebehoorde en het (kennelijk onder b bedoelde) perceel bos/grasland te Tjalleberd toebehoorde aan alleen [Z] . [geïntimeerde sub 3] heeft zich daarbij (met de formulering van een eigen grief) aangesloten, terwijl [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] het erbij houden dat de boedelbeschrijving juist is opgesteld. [geïntimeerde sub 1] wijst erop dat uit de eerste twee pagina’s van de boedelbeschrijving (productie 9 bij inleidende dagvaarding) blijkt dat de waarde van de percelen wel in de stamvermogens is verwerkt. [appellant] heeft dit niet meer bestreden zodat het hof daarvan uitgaat, te meer omdat in de opstelling van de stamvermogens posten zijn opgenomen, genaamd ‘Nalatenschap vader J. [A] ’ en ‘Nalatenschap moeder J. [A] ’ aan de zijde van [A] en ‘Rietland Tjalleberd’ aan de zijde van [Z] . De (ongenummerde) grief van [appellant] faalt.
3.12.
[geïntimeerde sub 3] voert, zoals gezegd, een eigen grief aan die aansluit bij de hiervoor besproken ongenummerde grief van [appellant] . Voor zover dit al mogelijk is, [geïntimeerde sub 3] heeft immers van haar zijde geen (incidenteel) appel ingesteld tegen het bestreden vonnis, deelt haar grief het lot van de ongenummerde grief van [appellant] en faalt dan ook. [geïntimeerde sub 3] heeft zich tevens met een eigen grief aangesloten bij grief V van [appellant] . Ook deze grief deelt in elk geval het lot van grief V van [appellant] en faalt eveneens.
3.13.
[appellant] voert voorts nog aan dat de rechtbank ten onrechte niet heeft vastgesteld dat de grond waarop het schiphuis is gebouwd, toebehoort aan de provincie en dat er over het schiphuis geen schriftelijke afspraken zijn. Het hof merkt op dat [appellant] niet betwist dat het schiphuis in eigendom toebehoorde aan [Z] en [A] (en aldus tot de nalatenschap behoort). Het hof ziet dan ook niet wat een en ander te maken heeft met de vast te stellen (wijze van) verdeling, behoudens dat de door [appellant] genoemde omstandigheden mogelijk van invloed zijn op de opbrengst bij verkoop, zodat daaraan wordt voorbijgegaan.
3.14.
Partijen hebben geen concrete feiten te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden dan hiervoor genomen. Het hof zal de bewijsaanbiedingen dan ook passeren.
3.15.
De grieven I tot en met IV van de zijde van [appellant] slagen deels zoals hiervoor weergegeven. De grieven falen voor het overige. Het vonnis waarvan beroep zal deels worden vernietigd en er zal worden beslist als hierna te melden. Omdat partijen (stief)broers en zussen zijn, zullen de kosten worden gecompenseerd als na te melden.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij:
(onder 6.1) de verdeling van de nalatenschap is gelast ten aanzien van de onroerende goederen en de vlet, volgens de door notaris H.J. de Jong voorgestelde regeling, zoals door hem uitgewerkt in zijn brief van 21 maart 2011;
(onder 6.3) [X] is veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over het beheer van deze bankrekeningen aan de overige erfgenamen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
gelast de verdeling van de nalatenschap ten aanzien van de in dit arrest onder 3.1.2 genoemde zaken door verkoop daarvan op een veiling bij opbod, te organiseren door notaris H.J. de Jong, waarbij de koopprijzen door de kopers zullen worden voldaan op de derdenrekening van de notaris;
veroordeelt [X] tot het afleggen van rekening en verantwoording over het beheer van de bankrekeningen van de nalatenschap aan de overige erfgenamen, binnen twee maanden na heden;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van dit geding in hoger beroep tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Molenaar, L.A.J. Dun en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2015.