ECLI:NL:GHAMS:2015:2527
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Wigleven
- R.G. Kemmers
- M.E. Burger
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling van een minderjarige na scheiding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de omgangsregeling en het gezag over hun minderjarige kind werd vastgesteld. De man is op 10 februari 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 12 november 2014, waarin werd bepaald dat de minderjarige eenmaal per veertien dagen een weekend bij de man zou verblijven. De vrouw heeft op 2 april 2015 een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 3 juni 2015 zijn beide partijen verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De man is echter niet ter zitting verschenen, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen hebben een relatie gehad tot november 2011 en hebben samen een kind, geboren in 2009. De minderjarige is voorlopig onder toezicht gesteld en is tijdelijk uit huis geplaatst. De rechtbank had in de bestreden beschikking bepaald dat de man niet mede met het gezag over de minderjarige zou worden belast, omdat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De man verzoekt in hoger beroep om gezamenlijk gezag en een wijziging van de omgangsregeling, terwijl de vrouw verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof oordeelt dat de onderlinge verhouding tussen partijen nog steeds zeer spanningsvol is en dat er onvoldoende communicatie is om gezamenlijk gezag uit te oefenen. De man heeft onvoldoende aangetoond dat de situatie is verbeterd ten opzichte van de eerdere beschikking. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank, zowel wat betreft het gezag als de omgangsregeling. De man mag de minderjarige eenmaal per veertien dagen op vrijdag na 15.30 uur ophalen bij de BSO, zoals eerder bepaald.