ECLI:NL:GHAMS:2015:2494

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2015
Publicatiedatum
24 juni 2015
Zaaknummer
13/00807
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door heffingsambtenaar gemeente Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De belanghebbende had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen, ondanks dat zij had betaald voor het parkeren van haar voertuig. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat het kenteken van het geparkeerde voertuig niet correct was geregistreerd bij Parkmobile, het bedrijf dat de parkeerbetalingen faciliteert. De rechtbank had de naheffingsaanslag vernietigd, omdat de belanghebbende had aangetoond dat zij de verschuldigde parkeerbelasting had betaald, ook al was het kenteken niet correct ingevoerd.

De heffingsambtenaar stelde dat de parkeerbelasting niet was voldaan voor het juiste kenteken en dat de verantwoordelijkheid voor het invoeren van het juiste kenteken bij de parkeerder lag. Het Hof oordeelde echter dat de belanghebbende de parkeerbelasting had voldaan door middel van een correcte aan- en afmelding van het parkeren, ondanks de administratieve fout van Parkmobile. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De kosten voor het hoger beroep werden niet toegewezen, omdat er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 13/00807
18 juni 2015
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/1697 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
de heffingsambtenaar
en
[belanghebbende]te [woonplaats] , belanghebbende.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 6 februari 2013 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 57,30, bestaande uit € 1,40 aan parkeerbelasting en € 55,90 aan kosten naheffingsaanslag (verder ook: de Naheffingsaanslag).
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 21 februari 2013, de Naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Bij uitspraak van 27 november 2013, heeft de rechtbank als volgt beslist:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de naheffingsaanslag, en
  • gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 44 aan eiser vergoed[t].
1.4.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 23 december 2013. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De heffingsambtenaar heeft op 14 februari 2015 en op 20 april 2015 nadere stukken ingediend (het laatste met de aanduiding ‘Pleitnota’), waarvan afschriften naar belanghebbende zijn gestuurd.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

Het Hof vindt aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen:
2.1.
Belanghebbende was tot circa 3 oktober 2012 eigenaar van een Mercedes met kenteken [AA] (verder ook de Mercedes).
2.2.
Vóór 2012 heeft belanghebbende (1) een voertuig met het kenteken [AA] (de Mercedes) en (2) zichzelf - als ‘gebruiker - bij Parkmobile Benelux B.V. (verder Parkmobile) geregistreerd. Zij heeft zich daarbij akkoord verklaard met de van toepassing zijnde (tot de gedingstukken behorende) “algemene voorwaarden en maandelijkse afschrijving van de gemaakte kosten”
2.3.
In de algemene voorwaarden van Parkmobile staat onder meer (cursivering Hof):
“1. Algemeen
1.1
In deze “Algemene Voorwaarden voor het gebruik van Parkmobile” wordt onder Gebruiker” verstaan een particuliere parkeerder of een bedrijf welke, al dan niet via een derde partij, gebruik maakt van het systeem voor mobiel parkeren van Parkmobile. Parkmobile Benelux BV (hierna te noemen “Parkmobile”) is een aanbieder van een systeem voor mobiel parkeren dat zowel op straat als in aangesloten parkeergarages kan worden gebruikt. […]

2.Gebruikmaking van diensten van Parkmobile

2.1
1 Gebruiker is verantwoordelijk voor de juiste verstrekking van gegevens zoals, kenteken(s), mobiele telefoonnummer(s), NAW-gegevens, bedrijfsgegevens, bankrekeningnummer of credit card gegevens. Mutaties van deze gegevens dient de Gebruiker terstond zelf door te voeren via zijn persoonlijke pagina op www.mijnparkmobile.nl
2.2
Gebruiker betaalt eenmalig inschrijfgeld per account, waaraan meerdere telefoonnummers en/of kentekens gekoppeld kunnen worden. Daarnaast betaalt de Gebruiker maandelijks een abonnements- en/of transactiefee voor elke keer dat met Parkmobile wordt geparkeerd. Inning van deze service fee geschiedt periodiek, gelijktijdig met de inning van de verschuldigde parkeergelden. […]
2.3
Gebruiker kan zijn parkeergelden plus service fee betalen via een doorlopende automatische incasso […]
2.5
Voor aan- en afmelding van een parkeeractie kan Gebruiker kiezen uit diverse aan- en afmeldfunctionaliteiten zoals bellen, sms’en, (mobiel) internet of Parkmobile App. In het geval van bellen dient Gebruiker het aan- en afmeldnummer van Parkmobile te bellen en het keuzemenu te doorlopen (nummerherkenning dient ingeschakeld te zijn). Voor sms’en dient Gebruiker een sms-bericht te sturen naar de shortcode van Parkmobile zoals op de website en in de handleiding vermeld. Voor (mobiel) internet kan Gebruiker de instructies op de desbetreffende (mobile) webpagina’s volgen. [..]

3.Betaling

3.1
Parkmobile zal de bedragen voor parkeren, sms en overige dienstverlening periodiek door middel van automatische incasso […].
3.2
De rechtsgeldige weergave van de parkeertijd en het parkeerbedrag wordt aangegeven op een door Parkmobile te verstrekken of op de mijnparkmobile.nl te vinden factuur. Indien Gebruiker een factuur wil ontvangen, dient hij deze zelf af te drukken op mijnparkmobile.nI. [...]
3.6
Parkmobile verstuurt een vooraankondiging per e-maiI […].”
(hierna de Algemene Voorwaarden)
2.4.
Begin oktober 2012 heeft belanghebbende de Mercedes ingeruild tegen een andere personenauto, te weten een Citroën [merknaam] met kenteken [BB] (verder ook de Citroën). De Mercedes is vervolgens gesloopt.
2.5.
Belanghebbende heeft telefonisch de mutatie van het kenteken (naar [BB] ) aan Parkmobile doorgegeven.
2.6.
In de administratie van Parkmobile is de mutatie van de registratie van het kenteken niet doorgevoerd (en bleef die registratie dus staan op kenteken [AA] ).
2.7.
Belanghebbende heeft de Citroën op 6 februari 2013 geparkeerd op de Kingsfordweg ter hoogte van nummer 1, te Amsterdam (verder de Locatie).
2.8.
Belanghebbende heeft om 14:29 uur de onder 2.7 vermelde ‘parkeeractie’ via bellen met haar smartphone aan- en om 15.19 uur afgemeld bij Parkmobile.
2.9.
Op 6 februari 2013 heeft de heffingsambtenaar (de parkeercontroleur) om 15.01 uur geconstateerd dat de Citroën op de Locatie stond geparkeerd. Omdat hij meende dat de verschuldigde parkeerbelasting niet was voldaan, heeft hij de Naheffingsaanslag (ten bedrage van € 1,40, exclusief kosten van € 55,90) opgelegd.
2.10.
Parkmobile heeft op 5 maart 2013 belanghebbende parkeerbelasting ten bedrage van € 1.17, alsmede een servicefee, in rekening gebracht ter zake van het op 6 februari 2013 op de Locatie met een voertuig parkeren van 14.29 uur tot 15.19 uur. De factuur is via een automatische incasso geïnd.

3.Geschil in hoger beroep

Net als bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de Naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

4.Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft over het geschil overwogen:
“4.1. Niet in geschil is dat eiseres de auto heeft geparkeerd op een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting is verschuldigd. Eiseres stelt evenwel dat zij, ondanks dat het kenteken door Parkmobile niet juist is overgezet, wel parkeergeld heeft betaald.
4.2.
De rechtbank overweegt dat de controleurs van verweerder controleren of ten behoeve van het parkeren met een voertuig aangifte van parkeerbelasting is gedaan aan de hand van het kenteken. Zij doen dit door het invoeren van het kenteken van het betreffende voertuig in een handterminal die zij bij controles met zich meedragen. Aan de hand van het resultaat van hun controle bij de centrale computer hebben de controleurs in het onderhavige geval vastgesteld dat de vereiste aangifte niet was gedaan voor de auto met kenteken [BB] .
4.3.
Artikel 6 van de Verordening Parkeerbelasting 2013 van de Gemeente Amsterdam (hierna: de Verordening) bepaalt - voor zover hier van belang - dat de belasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte door onder meer het elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur. Voorts is bepaald dat de belasting overeenkomstig de aangifte moet worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat Parkmobile het door eiseres opgegeven kenteken van haar huidige auto niet juist heeft verwerkt en stelt voorop dat dit een omstandigheid is die niet aan verweerder is toe te rekenen. De gevolgen van het niet juist verwerken van het kenteken van de auto dienen dan ook in beginsel voor rekening van eiseres te blijven. Uit de gedingstukken en de door partijen ingenomen stellingen kan de rechtbank evenwel geen andere conclusie trekken dan dat eiser de in casu verschuldigde parkeerbelasting in feite wel heeft voldaan. Niet in geschil is immers dat betaling heeft plaatsgevonden door eiser ter zake van het parkeren met een auto in Amsterdam op het hier aan de orde zijnde tijdstip en op de aangegeven plaats. Zulks volgt ook uit het transactieoverzicht belparkeren ten name van eiser. Verweerder heeft niet dan wel onvoldoende weersproken dat deze betaling heeft plaatsgevonden ter zake van het voormalige kenteken van eiser ( [AA] ) en dat deze betaling bedoeld was voor het parkeren met de auto met kenteken [BB] . Uit het door eiser overgelegde vrijwaringsbewijs blijkt dat eiser ten tijde van het parkeren reeds enkele maanden geen houder meer was van de auto met kenteken [AA] . Zoals eiser heeft gesteld was deze auto reeds in oktober 2012 verkocht. Het is zeer onwaarschijnlijk dat eiser deze auto ten tijde van het parkeren nog in zijn bezit heeft gehad of de bedoeling heeft gehad ter zake van deze auto aangifte parkeerbelasting te doen, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat zulks niet het geval is geweest. Nu moet worden vastgesteld dat eiser de bedoeling heeft gehad de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen ter zake van het parkeren met de auto met kenteken [BB] en betaling dienaangaande ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, dient de opgelegde naheffingsaanslag te worden vernietigd. De enkele omstandigheid dat bij aanvang van het parkeren het onjuiste kenteken is ingevoerd en daarmee niet op de voorgeschreven wijze aangifte is gedaan, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel (vgl. HR 8 januari 1997, nr. 31.657, BNB 1997/68, Belastingblad 1997, p. 277).
4.5.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.”

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Partijen gaan er kennelijk vanuit dat Cition namens de heffingsambtenaar belast is met het verstrekken van parkeervergunningen, het opleggen van naheffingsaanslagen parkeerbelasting en het doen van uitspraken op bezwaar. Het Hof zal partijen hierin volgen.
5.2.
In artikel 225, lid 1, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet (tekst 2013; hierna de Wet) is bepaald dat in het kader van parkeerregulering ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze een belasting kan worden geheven.
5.3.
De onderhavige parkeerbelasting wordt ingevolge artikel 234 van de Wet geheven bij wege van voldoening op aangifte, dan wel op andere wijze. Dat artikel bepaalt in het tweede lid, onderdeel a, met betrekking tot de parkeerbelasting verder, voor zover thans van belang, dat als voldoening op aangifte uitsluitend wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften (het zogenoemde mobiel parkeren).
5.4.
Blijkens artikel 11 jo artikel 6 van de Verordening Parkeerbelastingen, in aanmerking genomen artikel 234, lid 2, onderdeel a, van de Wet, kan het college van burgemeester en wethouders voorschriften stellen met betrekking tot de wijze van voldoening op aangifte.
5.5.
De gemeente heeft kennelijk - de heffingsambtenaar heeft hier geen informatie over ingebracht - een overeenkomst met Parkmobile afgesloten, welke overeenkomst er naar het Hof op basis van de gedingstukken aanneemt kort gezegd toe strekt dat indien een parkeerder zichzelf en het geparkeerde voertuig bij Parkmobile heeft geregistreerd en hij zich overigens aan de Algemene Voorwaarden houdt, hij de verschuldigde parkeerbelasting kan voldoen door aan- en afmelding van het parkeren met het geregistreerde voertuig (het mobiel parkeren; in de stukken ook wel belparkeren genoemd).
5.6.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat door het college van burgemeester en wethouders ten tijde van het parkeren, behoudens het onder 5.8.2 genoemde besluit, geen nadere voorschriften waren gegeven waaraan een belastingplichtige moest voldoen indien hij de verschuldigde belasting via mobiel parkeren wenste te voldoen.
5.7.
Derhalve heeft het college met betrekking tot het mobiel parkeren geen nadere regels als bedoeld in artikel 11 van de Verordening Parkeerbelastingen vastgesteld. Naar ’s Hofs oordeel kunnen, gelet op rechtsoverweging 5.6 en anders dan de heffingsambtenaar mogelijk voorstaat, als zodanig niet dienen de bepalingen in de (kennelijk) tussen de gemeente Amsterdam en Parkmobile gesloten overeenkomst (als bedoeld in artikel 2, aanhef en onderdeel d, van de Verordening Parkeerbelastingen) en evenmin de bepalingen uit de overeenkomst tussen belanghebbende en Parkmobile (zie 2.3).
5.8.1.
In de ten tijde van het opleggen van de Naheffingsaanslag geldende Verordening Parkeerbelastingen 2013 van de gemeente Amsterdam (verder de Verordening Parkeerbelastingen) staat onder meer (cursivering Hof):
“Artikel 1 Parkeerbelastingen
Onder de naam van parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze; […]
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
[…]
c.
parkeerapparatuur: parkeermeters, voor het betalen van de parkeerbelasting ingerichte mobiele telefoons, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters,
centrale computeren hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
d.
centrale computer: een computer van de gemeente dan wel een computer van het bedrijf waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of ander communicatiemiddel;
[…]
Artikel 6 Wijze van heffing, termijn van betaling en restitutie
1. De belasting, bedoeld in art. 1, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, en wel door middel van het, bij aanvang van het parkeren, werpen van geld in parkeerapparatuur en/of
door middel van het al dan niet elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op of via de parkeerapparatuur of in de daarbij geleverde gebruiksaanwijzing kennisgegeven. Ten aanzien van het hier voorafgaande bepaalde moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen één maand na het einde van het parkeren,
indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van parkeerbelastingen.”
5.8.2.
In het op basis van artikel 11 van de Verordening Parkeerbelastingen vastgestelde “Uitvoerings- en Aanwijzingsbesluit op grond van de Verordening Parkeerbelastingen 2013 en Parkeerverordening 2009” (verder het Uitvoeringsbesluit) staat onder meer (cursivering Hof):
I. Alleen tegen voldoening van de belasting, als vermeld in artikel 1, onder a van de Verordening Parkeerbelastingen 2013, mag worden geparkeerd op de parkeerapparatuurplaatsen […] die voldoening moet mede geschieden met inachtneming van het tijdstip en de wijze waarop een en ander is aangegeven in de voorschriften die op of bij de parkeerapparatuur staan vermeld of uit de parkeerapparatuur blijken […]
In het geval dat voor enige wijze van voldoening van de parkeerbelasting op of bij de parkeerapparatuur staat vermeld of uit de parkeerapparatuur blijkt dat een kenteken moet worden ingevoerd, wordt bedoeld dat het kenteken van het te parkeren voertuig in het betreffende gebied moet worden ingevoerd;
II. De voldoening van de parkeerbelasting geschiedt mede met inachtneming van de voorschriften die op de/het door de gemeente uitgegeven parkeerkaart/betaalbewijs, dan wel op de parkeerapparatuur zijn gesteld; […]
VIII. Indien voldoening van de parkeerbelasting als vermeld in art 1, onder a van de Verordening Parkeerbelastingen 2013 door middel van het in werking stellen van parkeerapparatuur middels een daarvoor ingerichte mobiele telefoon of andere communicatiemiddelen geschiedt, gebeurt dit met inachtneming van de voorschriften die bij de verstrekking van of het toestaan van deze apparatuur, waarvan het model en de versie van gemeentewege wordt bepaald, zijn gesteld;”
5.9.
Niet in geschil is dat ten tijde van het opleggen van de Naheffingsaanslag voor het parkeren op de Locatie op grond van de Verordening Parkeerbelastingen parkeerbelasting was verschuldigd.
5.10.1.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat ter zake van het parkeren met de Citroën (op genoemde tijd en locatie) geen parkeerbelasting op aangifte is voldaan. Als toelichting heeft hij in zijn bij de rechtbank ingediende verweerschrift geschreven:
“Eiser stelt dat [z]ij de parkeerbelasting heeft betaald via het zogenoemde belparkeren. De parkeercontroleur heeft geconstateerd dat eiser niet was aangemeld voor de door hem waargenomen auto; t.w. de auto met kenteken [BB] en heeft een naheffingsaanslag opgelegd. Uiteraard is de parkeercontroleur niet bekend met de vorige auto’s van eiser en dat hoeft hij ook niet te zijn.
Het is de taak van de parkeerder om de parkeerbelasting te betalen. Het niet betalen op het juiste kenteken dient voor rekening en risico van de parkeerder te komen.
Gezien het bovenstaande is de gemeente van mening dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.”
5.10.2.
Daar heeft de heffingsambtenaar - als grief tegen de rechtbankuitspraak - in zijn hoger beroepschrift het volgende aan toegevoegd:
“Indien een automobilist in Amsterdam parkeert op de Kingsfordweg te Amsterdam ter hoogte van perceelnummer 1 met voertuig A, en vervolgens in de persoonlijke apparatuur (Parkmobile-app) het kenteken invoert van voertuig B, dan is er vanzelfsprekend geen parkeerbelasting betaald voor voertuig A. Dat kan ook niet achteraf geconstateerd worden, zoals de Rechtbank in haar overweging probeert te construeren.
Onze conclusie is dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigd dient te worden en dat de bestreden naheffingsaanslag in stand dient te blijven.”
5.11.
Dienaangaande overweegt het Hof als volgt.
5.12.
Blijkens artikel 6, lid 1, jo artikel 2, aanhef en onder c en d, van de Verordening Parkeerbelastingen wordt de parkeerbelasting geheven bij wege van voldoening op aangifte en wel - kort gezegd - (1) door middel van het werpen van geld in, dan wel (2) door middel van het in werking stellen van parkeerapparatuur. Onder parkeerapparatuur wordt onder andere verstaan een ‘centrale computer’, zijnde - voor zover ten deze van belang - een computer van een bedrijf waarmee de gemeente Amsterdam een overeenkomst heeft gesloten “bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of ander communicatiemiddel” (zie artikel 2, aanhef en onder c en d, Verordening Parkeerbelastingen).
5.13.
Gelet op voorgaande rechtsoverwegingen biedt de gemeente parkeerders de mogelijkheid om de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen door middel van het bij de aanvang van het parkeren aanmelden en bij het einde van het parkeren afmelden van een bij Parkmobile geregistreerd voertuig.
5.14.
Uit artikel 6 (slotzinsnede) van de Verordening Parkeerbelastingen en artikel I (slotzin) van het Uitvoeringsbesluit leidt het Hof af dat het stelsel van de Verordening Parkeerbelastingen het volgende inhoudt. Ingeval een parkeerder, die zichzelf en een voertuig bij Parkmobile heeft geregistreerd, de verschuldigde parkeerbelasting wil voldoen door middel van het elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur, kan hij de parkeerbelasting voldoen door bij de aanvang en het einde van het parkeren in te loggen op de computer van Parkmobile en daarbij het kenteken van het te parkeren, respectievelijk geparkeerde en geregistreerde voertuig in te voeren.
Nu belanghebbende bij de aanvang en het einde van het parkeren weliswaar - naar niet in geschil is - heeft ingelogd op de computer van Parkmobile, maar daarbij niet het kenteken van het te parkeren/geparkeerde voertuig (de Citroën, maar dat van de - niet meer bestaande - Mercedes) heeft ingevoerd, dient het Hof te beoordelen of het invoeren van het verkeerde kenteken voor rekening en risico van belanghebbende komt (zoals de heffingsambtenaar stelt), dan wel voor rekening en risico van de heffingsambtenaar is (zoals belanghebbende voorstaat).
5.15.
Belanghebbende en de heffingsambtenaar stellen zich op het standpunt dat belanghebbende omstreeks oktober 2012 op correcte wijze aan Parkmobile telefonisch heeft doorgegeven dat het op dat moment op haar naam in de administratie van Parkmobile geregistreerde kenteken diende te worden gewijzigd in dat van de Citroën. Desondanks is die registratie niet gewijzigd. Alsdan komt het voor rekening en risico van de gemeente Amsterdam (1) dat ten tijde van het opleggen van de Naheffingsaanslag het kenteken van de Mercedes in plaats van dat van het geparkeerde voertuig (de Citroën) in de administratie van Parkmobile op belanghebbendes naam stond geregistreerd en (2) dat belanghebbende - om die reden - niet het kenteken van de Citroën heeft ingevoerd.
In dit verband acht het Hof mede van betekenis dat Parkmobile kennelijk geen bevestiging van de wijzigingen in de registratie naar belanghebbenden stuurt - althans dat in belanghebbendes geval niet gedaan heeft - en dat op de door Parkmobile ter zake van het parkeren verstuurde facturen geen kenteken voorkomt. Belanghebbende kon derhalve (ook) niet weten dat haar telefonische wijziging niet in de administratie van Parkmobile was verwerkt.
5.16.1.
Voor zover de heffingsambtenaar stelt dat belanghebbendes wijze van doorgeven van wijzigingen in het kenteken omstreeks oktober 2012 niet conform de Algemene Voorwaarden is, kan hem dit standpunt niet baten, omdat die voorwaarden, gelet op rechtsoverweging 5.7, geen nadere regels zijn als bedoeld in artikel 11 van de Verordening Parkeerbelastingen.
5.16.2.
Daar komt bij dat, ook indien die voorwaarden (veronderstellenderwijs) wel rechtskracht zouden hebben, het Hof van oordeel is dat ingeval Parkmobile, zoals belanghebbende onbetwist ter zitting gesteld heeft, als service de mogelijkheid biedt om een (tijdelijke) wijziging van het kenteken telefonisch via een zogenoemde ‘sprekende computer’ door te geven, belanghebbende (los van het onder 5.15 overwogene) niet kan worden verweten niet de formeel juiste weg te hebben gevolgd.
5.17.
Nu het Hof van oordeel is dat het geparkeerde voertuig als gevolg van een aan Parkmobile toe te rekenen gedraging niet in haar administratie op naam van belanghebbende stond geregistreerd en in aanmerking genomen dat niet in geschil is dat de parkeerbelasting overeenkomstig de slotzin van artikel 6, lid 1, van de Verordening Parkeerbelastingen is betaald, heeft belanghebbende de voor het parkeren van de Citroën verschuldigde parkeerbelasting voldaan door middel van tijdige en correcte aan- en afmelding van het parkeren.
5.18.
De Naheffingsaanslag is terecht door de rechtbank vernietigd.

6.SlotsomDe slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

7.KostenHet Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, nu geen sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Van de heffingsambtenaar zal op de voet van artikel 8:109, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht griffierecht worden geheven voor het instellen van hoger beroep.

8.Beslissing

Het Hof:
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
- bepaalt dat van de heffingsambtenaar een griffierecht wordt geheven van € 497.
De uitspraak is gedaan door mrs. P.F. Goes, voorzitter van de belastingkamer, A. Bijlsma en
E. Polak, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando als griffier.
De beslissing is op 18 juni 2015 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.