Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Tweede raming derde kwartaal 2013: economie groeit 0,2 procent
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
5.Wettelijk kader en wetsgeschiedenis
8. Verlengen werkgeversheffing hoge inkomens
6.Beoordeling van het geschil
verlengingvan de pseudo-eindheffing in 2014 in strijd is met artikel 1 EP omdat artikel 32bd van de Wet in tegenstelling tot de aanvankelijke bedoeling van de wetgever - zoals neergelegd in artikel III van de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 - niet met ingang van 1 januari 2014 is vervallen. Het Hof begrijpt belanghebbende aldus dat zij de verlenging in strijd met het
‘principle of fair balance’acht, als bedoeld in artikel 1 EP.
nietin geschil is dat bij belanghebbende met de wetsgeschiedenis bij de invoering van artikel 32bd van de Wet in 2013 de verwachting is gewekt dat deze maatregel eenmalig zou zijn.
nietgeprolongeerd zou worden in 2014, maakt dat de
fair balancealsnog ontbreekt. Het Hof verwijst in dit kader in de eerste plaats naar hetgeen het Hof in de uitspraken 15/00011 en 15/00014 met betrekking tot de terugwerkende kracht en ‘retroactive taxation’ heeft geoordeeld en verklaart deze overwegingen van overeenkomstige toepassing. Wat betreft de specifiek voor het jaar 2014 geformuleerde grief van belanghebbende: naar volgt uit de parlementaire geschiedenis heeft de wetgever bewust gekozen voor een verlenging tegen de aanvankelijke bedoeling in. Dat deze verlenging op dezelfde wijze is vormgegeven als in 2013 is dan een logisch gevolg, en die keuze is evenmin van iedere redelijke grond ontbloot. Dat belanghebbende reeds loon had afgedragen maakt niet dat de verlenging in strijd komt met de fair balance.