In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Stichting Stadgenoot tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. De zaak betreft een kort geding waarin Stadgenoot vorderde dat de huurders, aangeduid als geïntimeerden, zouden gedogen dat open verbrandingstoestellen in hun woningen vervangen worden door hoogrendements-ketels (HR-ketels). De huurders hebben deze vervangingen niet goedgekeurd, en Stadgenoot heeft hen in kort geding gedagvaard. De kantonrechter heeft de vorderingen van Stadgenoot afgewezen, wat Stadgenoot heeft doen besluiten in hoger beroep te gaan.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft de feiten vastgesteld die in eerste aanleg zijn aangenomen en heeft de argumenten van beide partijen overwogen. Het hof oordeelt dat de beoogde vervangingen niet als dringende werkzaamheden kunnen worden gekwalificeerd, maar wel als renovatie. Het hof concludeert dat Stadgenoot een redelijk voorstel heeft gedaan aan de huurders, waarbij de huurprijs met €20 per maand zou worden verhoogd. Het hof oordeelt dat de huurders de renovatiewerkzaamheden moeten gedogen, gezien de veiligheidsrisico's van open verbrandingstoestellen en de maatschappelijke opvattingen over de noodzaak van een goede warmtevoorziening in huurwoningen.
Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en beveelt de huurders om de vervangingen te gedogen, met een dwangsom voor het geval zij hieraan niet voldoen. De kosten van het geding worden aan de huurders opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.