3.1.Bij de bestreden beschikking is, met wijziging van de echtscheidingsbeschikking en de beschikking van 22 juni 2011 in zoverre, bepaald dat de man:
- een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] zal betalen over de periode van 21 januari 2013 tot 16 augustus 2013 van € 466,- per maand, over de periode van 16 augustus 2013 tot 14 oktober 2013 van € 416,- per maand en met ingang van 14 oktober 2013 van € 366,- per maand, met dien verstande dat voor zover de man meer heeft betaald dan wel meer op hem is verhaald over de periode van 21 januari 2013 tot heden, de bijdrage tot op heden is bepaald op hetgeen door de man is betaald of op hem is verhaald;
- een uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw zal betalen over de periode van 1 januari 2013 tot 1 maart 2013 van € 1.213,- per maand, over de periode van 1 maart 2013 tot 16 augustus 2013 van € 1.960,- per maand en over de periode van 16 augustus 2013 tot 7 januari 2014 van € 1.027,- per maand.
Deze beschikking is gegeven op het verzoek van de vrouw om de uitkering tot haar levensonderhoud over de periode van 1 januari 2013 tot 7 januari 2014 op € 3.287,58 per maand te bepalen, althans op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist zou achten, met wijziging van de beschikking van 22 juni 2011 in zoverre.
- primair de bijdrage voor [de minderjarige] over de periode van 21 januari 2013 tot 1 maart 2013 op nihil te stellen, over de periode van 1 maart 2013 tot 16 augustus 2013 op € 441,- per maand te bepalen en met ingang van 16 augustus 2013 op nihil te stellen, met bepaling dat de vrouw het teveel ontvangene over de periode vanaf 21 januari 2013 dient terug te betalen, met wijziging van het echtscheidingsconvenant en de echtscheidingsbeschikking in zoverre;
- subsidiair de bijdrage voor [de minderjarige] op een lager bedrag vast te stellen met ingang van een zodanige ingangsdatum als de rechtbank juist zou achten, met wijziging van het echtscheidingsconvenant en de echtscheidingsbeschikking in zoverre.
Bij de bestreden beschikking zijn voorts de volgende verzoeken van de man afgewezen:
I. de vrouw te gelasten om alsnog haar aangiften en aanslagen IB 2007 tot en met 2010 alsmede haar jaaropgaven en salarisstroken over die jaren over te leggen en, indien zij dat nalaat, de uitkering tot levensonderhoud in de betreffende jaren op nihil vast te stellen en te bepalen dat de vrouw het teveel ontvangene terugbetaalt, althans voor het geval dat uit de door de vrouw overgelegde stukken blijkt dat haar bruto inkomsten in enige maand van de betreffende jaren meer dan € 750,- per maand (exclusief vakantiegeld en vermeerderd met wettelijke indexering) bedroegen, op de voet van artikel 6 van het echtscheidingsconvenant van partijen van 8 maart 2007 te bepalen welk bedrag de vrouw per jaar aan de man dient terug te betalen en haar tot terugbetaling van het totaalbedrag aan de man te veroordelen;
II. de vrouw te gelasten om jaarlijks, uiterlijk op 1 mei, de volgende informatie aan de man te verstrekken:
• de jaaropgaven van haar werkgever over het voorgaande jaar,
• haar aangifte IB over het voorgaande jaar,
• alle salarisstroken over het voorgaande jaar,
• indien de vrouw een beroep doet op het feit dat in het voorgaande jaar sprake was van een proeftijd: een kopie van haar arbeidsovereenkomst,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag of dagdeel dat de vrouw aan deze verplichting niet heeft voldaan, met een maximum van € 10.000,- per jaar.