ECLI:NL:GHAMS:2015:2269

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
200.157.121/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer inzake klacht over onzorgvuldig handelen van notaris

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van klager tegen een beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 4 september 2014. Klager heeft een klacht ingediend tegen de notaris, omdat deze niet heeft voorkomen dat betalingen ten laste van de bankrekening van erflaatster werden verricht. De notaris heeft in zijn verweerschrift in hoger beroep enkel op dit klachtonderdeel gereageerd. Het hof oordeelt dat de kamer de klacht op dit punt terecht ongegrond heeft verklaard. Het hof laat de overige onderdelen van de klacht buiten verdere bespreking, omdat er geen reden is om anders te oordelen dan de kamer heeft gedaan.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de moeder van klager, erflaatster, is op 22 januari 2011 overleden. Zij had een advocaat gemachtigd om bepaalde betalingen te verrichten. Na haar overlijden heeft deze advocaat een bedrag van de rekening van erflaatster overgemaakt naar zijn eigen rekening voor een slotdeclaratie. Klager verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door niet te verifiëren of de advocaat bevoegd was om deze betalingen te doen en de familie niet te waarschuwen.

Het hof oordeelt dat de notaris geen reden had om verder te informeren bij de advocaat of de familie, aangezien de advocaat informatie had verstrekt over zijn rol en de betalingen die hij zou verrichten. De notaris heeft niet hoeven afleiden dat de advocaat van plan was om zijn slotdeclaratie te betalen uit de nalatenschap. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.157.121/01 NOT
nummers eerste aanleg : 553654/NT 13-77 B en 553657/NT 13-78 B
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 16 juni 2015
inzake
[appellant],
wonend te [plaats],
appellant,
gemachtigde: mr. [naam] te [plaats],
tegen
1. mr.[naam],
kandidaat-notaris te [plaats],
2. mr.[naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 3 oktober 2014 een beroepschrift – met bijlagen –
bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 4 september 2014 (ECLI:NL:TNORAMS:2014:30).
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerden (hierna ook – afzonderlijk – te noemen: de kandidaat-notaris en de notaris) op één onderdeel gegrond verklaard, ter zake waarvan aan de kandidaat-notaris en de notaris de maatregel van waarschuwing is opgelegd. Voor het overige is de klacht ongegrond verklaard.
1.2.
De notaris heeft op 19 november 2014 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De kandidaat-notaris heeft het hof op 26 november 2014 telefonisch laten weten zich aan te
sluiten bij de inhoud van het door de notaris ingediende verweerschrift.
1.4.
Van klager heeft het hof op 10 maart 2015 nog een brief met bijlage ontvangen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 2 april 2015. De gemachtigde van klager, de kandidaat-notaris en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klager heeft tegen de vaststelling van één van die feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee bij de beoordeling rekening houden.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De moeder van klager, mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster), heeft
mr. [naam], advocaat te [plaats] (hierna: [de heer X]), gemachtigd om tijdens haar leven bepaalde betalingen te verrichten.
3.2.2.
Erflaatster is op 22 januari 2011 overleden. Zij had bij testament en codicil over haar nalatenschap beschikt.
3.2.3.
Op 31 januari 2011 heeft [de heer X] bij e-mail aan de notaris verzocht een verklaring van erfrecht op te stellen. In dit bericht staat verder onder meer het volgende:
“De drie kinderen zijn erfgenaam. (…)
Verdere financiële gegevens (bankafschriften etc.) heb ik onder me. Tevens heb ik een drietal schilderijen, sieraden en foto’s uit de kamer van [huis] van mevr. [erflaatster] meegenomen op verzoek van de kinderen. De kamer wordt morgen ontruimd.
Ik zal de lopende betalingen verrichten voor zover dat nog kan en verneem van u hoe verder te handelen.”
3.2.4.
De notaris heeft vervolgens een verklaring van erfrecht opgemaakt en afgegeven. Volgens deze verklaring hebben de erfgenamen de nalatenschap aanvaard en de kandidaat-notaris volmacht verleend om de nalatenschap af te wikkelen.
3.2.5.
Begin februari 2011 heeft [de heer X] een bedrag van € 5.347,28 overgemaakt van de betaalrekening van erflaatster naar zijn eigen betaalrekening, ter betaling van een slotdeclaratie voor de werkzaamheden die hij voor erflaatster had verricht. [bank] heeft [de heer X] bij brief van 2 maart 2011 bericht deze bijschrijving weer ongedaan te maken. In de brief staat onder meer het navolgende:
“Deze bijschrijving had niet mogen plaatsvinden. Op 11 februari 2011 hebben wij bericht ontvangen dat mevrouw [erflaatster] op 22 januari 2011 is overleden. Wij adviseren u voor de betaling contact op te nemen met de nabestaanden/erfgenamen.”

4.Het standpunt van klager

4.1.
Klager verwijt de notaris – voor zover in appel nog van belang – onzorgvuldig te hebben gehandeld door na de mededeling van [de heer X] dat deze betalingen zou blijven verrichten, na te laten:
- aan [de heer X] te vragen zich te legitimeren;
- na te gaan of [de heer X] bevoegd was betalingen te doen ten laste van de nalatenschap van erflaatster;
- de familie te waarschuwen dat [de heer X] hem had bericht ‘de lopende betalingen te verrichten’.
4.2.
Klager voert in verband hiermee aan dat het Hof van Discipline te ’s Hertogenbosch [de heer X] voor zijn gedraging zoals hiervoor omschreven een maatregel heeft opgelegd. Volgens klager had die tuchtprocedure met de daaraan verbonden kosten voorkomen kunnen worden indien de notaris zijn notariële plicht had vervuld en de onder 4.1. opgesomde handelingen had verricht.

5.Het standpunt van geïntimeerden

Geïntimeerden hebben verweer gevoerd. Hun standpunt wordt, voor zover relevant, hieronder besproken
.

6.De beoordeling

6.1.
Blijkens het beroepschrift richt het hoger beroep van klager zich uitsluitend tegen het oordeel van de kamer omtrent het klachtonderdeel dat, samengevat, ziet op feit dat de notaris niet heeft voorkomen dat betalingen ten laste van de bankrekening van erflaatster werden verricht. De notaris heeft zich in zijn verweerschrift in hoger beroep ook uitsluitend tot dit klachtonderdeel beperkt. Gelet op het vorenstaande zal het hof enkel dit klachtonderdeel bespreken. Het hof zal de klacht voor het overige buiten verdere bespreking laten omdat het hof geen reden ziet ten aanzien van de andere onderdelen van de oorspronkelijke klacht anders te oordelen dan de kamer heeft gedaan.
6.2.
Naar het oordeel van het hof had de notaris in dit geval geen reden om nader bij [de heer X] te informeren en de familie te waarschuwen, zoals klager heeft betoogd. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [de heer X] advocaat was, informatie verstrekte over zijn rol en dat hij blijkens zijn e-mail van 31 januari 2011 slechts de lopende betalingen zou verrichten voor zover dat nog mogelijk was. Die mededelingen stroken met het bepaalde in artikel 3:73 lid 2 en 3 van het Burgerlijk Wetboek, volgens welke een gevolmachtigde na het overlijden van de volmachtgever gedurende een jaar bevoegd is om rechtshandelingen te verrichten die niet zonder nadeel kunnen worden uitgesteld. De notaris heeft uit deze mededelingen niet behoeven af te leiden dat [de heer X] (daarnaast) van plan was zijn slotdeclaratie te betalen uit de gelden van de nalatenschap van erflaatster. Bijkomende omstandigheden die dit anders maken, zijn niet aannemelijk geworden.
6.3.
Gelet op het vorenstaande heeft de kamer de klacht op dit punt terecht ongegrond verklaard.
6.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.M.A. Verscheure en P. Blokland en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2015 door de rolraadsheer.