Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.De stukken van het geding
3.De feiten
4.Het standpunt van klager
5.Het standpunt van geïntimeerden
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van klager tegen een beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 4 september 2014. Klager heeft een klacht ingediend tegen de notaris, omdat deze niet heeft voorkomen dat betalingen ten laste van de bankrekening van erflaatster werden verricht. De notaris heeft in zijn verweerschrift in hoger beroep enkel op dit klachtonderdeel gereageerd. Het hof oordeelt dat de kamer de klacht op dit punt terecht ongegrond heeft verklaard. Het hof laat de overige onderdelen van de klacht buiten verdere bespreking, omdat er geen reden is om anders te oordelen dan de kamer heeft gedaan.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de moeder van klager, erflaatster, is op 22 januari 2011 overleden. Zij had een advocaat gemachtigd om bepaalde betalingen te verrichten. Na haar overlijden heeft deze advocaat een bedrag van de rekening van erflaatster overgemaakt naar zijn eigen rekening voor een slotdeclaratie. Klager verwijt de notaris dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door niet te verifiëren of de advocaat bevoegd was om deze betalingen te doen en de familie niet te waarschuwen.
Het hof oordeelt dat de notaris geen reden had om verder te informeren bij de advocaat of de familie, aangezien de advocaat informatie had verstrekt over zijn rol en de betalingen die hij zou verrichten. De notaris heeft niet hoeven afleiden dat de advocaat van plan was om zijn slotdeclaratie te betalen uit de nalatenschap. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.